ECLI:NL:RBLIM:2019:8660

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
C/03/259521 / HA ZA 19-42
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis tot opheffing van beslag in civiele procedure tussen buren met betrekking tot dwangsommen en onrechtmatig handelen

Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee buren, waarbij de eisers in conventie, [eisers in conventie] c.s., vorderden dat het beslag dat op hun onroerend goed was gelegd, zou worden opgeheven. Dit beslag was voortgekomen uit eerdere vonnissen waarbij dwangsommen waren opgelegd aan de gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers in conventie niet voldoende bewijs hebben geleverd dat zij aan alle eerdere veroordelingen hebben voldaan, en dat de gedaagde in conventie niet in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers in conventie afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de rechtbank de gedaagde in conventie in het gelijk gesteld, waarbij de eisers in conventie zijn veroordeeld om aan de gedaagde in conventie te bevestigen dat zij geen aanspraak hebben op een bedrag dat in depot is gehouden bij een notariskantoor. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dwangsommen die door de gedaagde in conventie zijn opgelegd, niet zijn verbeurd en dat de verjaring van deze vorderingen is ingeroepen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures en de gevolgen van verjaring van dwangsommen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht,
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/259521 / HA ZA 19-42
Vonnis bij vervroeging van 25 september 2019
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

eiser in conventie, verweerder in reconventie,
en
2.
[eiseres in conventie sub 2] ,
eiseres in conventie,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud,
tegen
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.
Eiser sub 1 in conventie/verweerder in reconventie wordt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] genoemd, eiseres sub 2 [eiseres in conventie sub 2] en tezamen worden zij genoemd [eisers in conventie] c.s. Gedaagde in conventie/eiseres in reconventie wordt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 13 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met vier producties;
  • de akte houdende uitlating producties in conventie en conclusie van antwoord in reconventie met de producties 14, 15 en 16,
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 19 augustus 2019.
1.2
Partijen hebben vonnis gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten in conventie en reconventie

2.1
In dit geding wordt uitgegaan van de volgende feiten die zijn gesteld en vervolgens zijn erkend of niet weersproken.
a. Bij vonnis in kort geding van 4 februari 2002 van de rechtbank Maastricht (productie 4 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar toenmalige echtgenoot [naam toenmalige echtgenoot] (hierna [gedaagden in conventie] c.s.) in conventie hoofdelijk veroordeeld om twee langs het pad geplaatste houten schotten op uiterlijk 23 januari 2002 (noot rechtbank: conform de op 21 januari 2002 gemaakte afspraak) te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,-, heeft de voorzieningenrechter in het dictum verstaan dat [eisers in conventie] c.s. de beschadigde kop van het gemetselde muurtje zullen herstellen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 972,25.
Bij dat zelfde vonnis zijn [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie twee zelfstandige verboden opgelegd om op een bepaalde manier camera’s aan hun woning aan te brengen, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,- per verbod en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 351,68.
b. Blijkens het deurwaardersexploot overgelegd als productie 3 dagvaarding hebben [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] c.s. het vonnis van 4 februari 2002 op 1 maart 2002 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen aan het vonnis te voldoen en is op 2 mei 2002 in executoriaal beslag genomen voor maximaal € 45.000,- huis en erf van [eisers in conventie] c.s., [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] . Het beslagexploot is op 3 mei 2002 aan het Kadaster aangeboden.
c. Blijkens het in executoriale vorm opgemaakte proces-verbaal van comparitie van partijen in reconventie gehouden op 2 juni 2003 in de zaak met zaaknummer 73620 (productie 6 dagvaarding) hebben [eisers in conventie] c.s. toegezegd de struiken direct staande achter de schotten binnen 50 cm van de erfgrens met [naam toenmalige echtgenoot] (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) vóór 1 juli 2003 te zullen hebben verwijderd op verbeurte van een boete van € 500,-
d. Het als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 2 juli 2003 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:

Dat in strijd met (het) kort-geding vonnis de beschadigde kop van het gemetselde muurtje op de grens met de tuin van (…) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] en welk muurtje staat achter het erf van requiranten, NIET hersteld was. Vier stenen op de kop van dit muurtje lagen geheel los.
Dat voorts in strijd met de inhoud van (… het) proces-verbaal de struiken achter voormeld muurtje NIET binnen 50 centimeter van de erfgrens waren verwijderd, hetgeen had dienen te geschieden voor 1 juli 2003. (…)”.
e. Bij vonnis van 21 januari 2004 van de rechtbank Maastricht in de hiervoor genoemde zaak met zaaknummer 73620 (productie 7 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om binnen een maand na de dag van de uitspraak dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 te verwijderen en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van € 200,-, te voldoen aan [naam toenmalige echtgenoot] c.s., (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) voor iedere dag dat [eisers in conventie] c.s. nalatig blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.
f. Het als productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 15 april 2004 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:
“(…) Dat dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 NIET verwijderd waren en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur nog steeds aanwezig waren, waardoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] een maximum van € 10.000,- hebben verbeurd; (…)”.
g. Blijkens het deurwaardersexploot van 30 juni 2004 (productie 6 dagvaarding) hebben [gedaagden in conventie] c.s. het proces-verbaal van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 op respectievelijk 3 mei 2004 en 15 april 2004 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen te betalen respectievelijk € 500,- te vermeerderen met kosten en € 10.000,- te vermeerderen met kosten, is vermeld dat niet is betaald en is op 30 juni 2004 in executoriaal beslag genomen huis en erf van [eisers in conventie] c.s., [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] . Het beslagexploot is op 5 juli 2004 aan het Kadaster aangeboden. In het Kadaster, zo blijkt uit productie 1 dagvaarding, is bij dit beslag onder “Bedrag en rentevoet” vermeld “€ 10.000,-”.
h. Bij vonnis in kort geding van 19 oktober 2005 van de rechtbank Maastricht (productie 9 dagvaarding) is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] (volgens het vonnis “ [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ”) veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis haar onrechtmatig handelen jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , inhoudende het veroorzaken van overlast door het houden van meerdere honden, waaronder geluids- en stankoverlast, te staken, op straffe van een dwangsom van € 250,- per gebeurtenis met een maximum van € 10.000,- en is zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 1.145,60. Dit vonnis, zo blijkt uit kopieën van een gedeeltelijk stuk van mr. Küffen van 21 november 2013 en een gedeeltelijk overgelegd exploot ( productie 9 bij dagvaarding), is aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betekend. Op 29 maart 2007 is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nader bevolen om aan dit vonnis te voldoen, met name door betaling van de verbeurde dwangsommen van € 10.000,-.
i. Bij het als productie 14 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde deurwaardersexploot van 2 november 2005 is de grosse van het kort geding vonnis van 19 oktober 2005 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in persoon betekend en is haar bevolen de kosten van dat geding, € 1.145,60, te betalen en € 82,40 voor het exploot van 2 november 2005.
j. Bij arrest van 19 september 2006 (productie 8 dagvaarding) heeft het hof ’s-Hertogenbosch het in reconventie gewezen vonnis van 21 januari 2004 van de rechtbank Maastricht vernietigd en zijn [eisers in conventie] c.s. (zo begrijpt de rechtbank) veroordeeld om de houten schotten, geplaatst boven op de scheidingsmuur tussen de percelen, kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , te verlagen aldus, dat de bovenzijde van die schotten (de palen inbegrepen) niet verder uitsteekt dan 2,50 meter boven de bovenzijde van de vloer van de woonkamer van de woning van [naam toenmalige echtgenoot] c.s. (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”), en - voor zover de schotten inmiddels zijn verwijderd - om die schotten bij herplaatsing niet hoger op te bouwen dan hiervoor aangegeven, met bepaling dat [eisers in conventie] c.s. een dwangsom van € 200,- verbeuren voor elke dag dat zij, na ommekomst van een periode van vier weken na betekening van het arrest, nalatig blijven aan het arrest te voldoen, onder bepaling dat in totaal aan dwangsommen niet meer verbeurd zal worden dan € 10.000,-.
k. Het als productie 15 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde deurwaardersexploot van 29 maart 2007 vermeldt dat de deurwaarder op verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] (zoals de rechtbank “ [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ” leest) en ten vervolge op het exploot van betekening en bevel van 2 november 2005 op het adres van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , [adres 2] te [woonplaats 1] , in gesloten envelop heeft achtergelaten een bevel om in naam der koningin te betalen € 10.000,- voor de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] per die dag (29 maart 2007) verbeurde dwangsommen, te vermeerderen met € 1.312,14 aan kosten.
l. Uit productie 11 dagvaarding blijkt dat [gedaagden in conventie] c.s. hun woning hebben verkocht. Van de verkoopprijs heeft notariskantoor Fischer Van Thoor € 10.000,- in depot gehouden omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van mening is dat dit bedrag wegens verbeurde dwangsommen op grond van het vonnis van 19 oktober 2005 aan hem is verschuldigd. Op dit bedrag heeft de Belastingdienst inmiddels ten laste van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] derdenbeslag gelegd.

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eisers in conventie] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] veroordeelt:
1. om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis bij het kadaster te verklaren dat het beslag dat op 3 mei 2002 is ingeschreven in het hypotheekregister 3 deel 1257, nummer 16 Reeks Roermond ad € 45.000,-, alsmede het beslag dat op 5 juli 2004 is ingeschreven als hypotheek 3 deel 14335, nummer 99 Reeks Roermond ad € 10.000,- op de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] moet worden opgeheven (zo leest de rechtbank “op te heffen”), bij gebreke waarvan de voornoemde uitspraak ter zake de opheffing van de voornoemde beslagen in plaats zal treden van de akte tot opheffing van de voornoemde beslagen;
2. om aan eiser (zoals “eier” wordt gelezen) sub 1 te betalen € 10.000,-, te vermeerderen met de rente die bij Notariskantoor Fischer Van Thoor op het bedrag ad € 10.000,-- is gekweekt en met veroordeling van gedaagde in de kosten van Notariskantoor Fischer Van Thoor ter zake het aanhouden van het depot;
3. in de kosten van dit geschil.
[eisers in conventie] c.s. leggen hieraan ten grondslag dat zij aan de veroordeling in het vonnis van 4 februari 2002 hebben voldaan (nr. 8 dagvaarding) en ook aan de veroordelingen in het vonnis van 21 januari 2004 en het arrest van 19 september 2006 (nr. 13 dagvaarding). Zij stellen ook de in het proces-verbaal van 2 juni 2003 neergelegde afspraak tijdig te zijn nagekomen. De in die uitspraken en afspraken genoemde dwangsommen zijn niet verbeurd omdat [eisers in conventie] c.s. telkens hebben voldaan aan de afspraken of veroordelingen (nr. 17 dagvaarding). Zo zij al dwangsommen zijn verschuldigd, kunnen deze worden weggestreept tegen de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verschuldigde dwangsom van € 10.000,- omdat zij het haar gegeven gebod bij het vonnis van 19 oktober 2005 niet heeft nageleefd (nr. 19 dagvaarding).
3.2
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist dat [eisers in conventie] c.s. aan alle veroordelingen hebben voldaan. Ter zake de veroordelingen in het vonnis van 4 februari 2002 (rov. 2.1 sub a) is slechts een deel van de door [eisers in conventie] c.s. te betalen proceskosten door verrekening betaald, maar het overblijvende door [eisers in conventie] c.s. te betalen restant, is nooit betaald (nr. 7 antwoord conventie). De in het proces-verbaal van 2 juni 2003 getroffen regeling is niet tijdig door [eisers in conventie] c.s. uitgevoerd, zodat zij de boete van € 500,- zijn verschuldigd. Deurwaarder [naam deurwaarder] heeft wat dat betreft een proces-verbaal van constatering opgemaakt op 2 juli 2003 (rov. 2.1 sub d). Deze boete is nooit betaald. Het zelfde geldt wat betreft het vonnis van 21 januari 2004. Ook daarvan heeft de deurwaarder geconstateerd dat [eisers in conventie] c.s. zich niet aan dat vonnis hebben gehouden (rov. 2.1 sub f).
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betwist allereerst dat zij enige dwangsom is verbeurd (nr. 33 antwoord conventie). De dwangsomvordering van € 10.000,- betreft beweerdelijk verbeurde dwangsommen op grond van constateringen in de periode van 18 november 2005 tot en met 20 maart 2006, aldus een aangetekende brief van 6 april 2006 van mr. Hensels, de toenmalige advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . In dat bericht werd echter aanspraak gemaakt op € 6.500,- aan verbeurde dwangsommen. Bij via “de krant” betekend exploot van 29 maart 2007, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] woonde sinds 15 september 2006 (nr. 25 conclusie van antwoord in conventie) in Duitsland, is de verbeurte van een totaal van € 10.000,- aan dwangsom aangezegd. Ten tijde van het exploot van 29 maart 2007 waren de dwangsommen voor constateringen gedaan tussen 18 november 2005 tot en met 20 maart 2006 reeds verjaard. Een dwangsomaanzegging ter hoogte van € 3.500,- heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] naar eigen zeggen nooit gehad (nr. 28 conclusie van antwoord in conventie).
in reconventie
3.3
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert dat de rechtbank:
A) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt om binnen uiterlijk 14 dagen na dagtekening vonnis schriftelijk, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan (de raadsman van) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , aan Notariskantoor Fischer en Van Thoor te Wittem te berichten dat hij geen enkele aanspraak heeft op het bedrag ad € 11.090,19 dat door het Notariskantoor van het aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toekomende deel van de koopsom van de woning [adres 2] te [woonplaats 1] nog in depot wordt gehouden en met bepaling dat het vonnis van de Rechtbank in de plaats treedt van deze mededeling door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] aan Notariskantoor Fischer en Van Thoor indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] niet binnen uiterlijk 14 dagen na dagtekening vonnis aan deze veroordeling zal hebben voldaan;
B) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt om alle door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten gevolge van het depot geleden schade te vergoeden;
C) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt hieraan ten grondslag dat geen enkele dwangsom is verbeurd. Als dit anders is, was de rechtsvordering ter zake die dwangsommen al verjaard ten tijde van de betekening op 29 maart 2007.
3.4
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] is van mening dat de verjaring nooit uitdrukkelijk is ingeroepen. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt enkel dat de dwangsommen zijn verjaard. Hij voert verder aan dat partijen, toen de woning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan een zoon van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] werd verkocht, een vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan. Bij de vaststellingsovereenkomst heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] afstand gedaan van zijn recht op executie van de verbeurde dwangsommen en heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daar tegenover het depot ten belope van het totaal van de volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] verbeurde dwangsommen gesteld. Die overeenkomst is een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW, waardoor de rechtsverhouding tussen partijen niet langer bepaald wordt door het vonnis op grond waarvan de dwangsommen zijn verbeurd, maar door de vaststellingsovereenkomst.

4.De beoordeling in conventie

4.1
[eisers in conventie] c.s. hebben aan hun vordering sub 1 alleen ten grondslag gelegd dat zij hebben voldaan aan de gemaakte afspraak en aan de betreffende veroordelingen. Zij stellen aldus dat zij niets meer hebben te betalen, omdat alle vorderingen die [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op hen had, zijn betaald. Enig betalingsbewijs van bijvoorbeeld het overblijvende deel van de proceskosten waartoe zij bij vonnis van 4 februari 2002 zijn veroordeeld, is niet overgelegd noch is voldoende feitelijk gesteld welke bedrag ter zake die resterende proceskosten wanneer is betaald. Blijkens het proces-verbaal van de op 19 augustus 2019 gehouden comparitie weten [eisers in conventie] c.s. zelfs niet of dit restant aan proceskosten en andere (proces)kosten wel is betaald. Zij hebben wel aangeboden te bewijzen dat die kosten zijn betaald, maar aan dit aanbod kan geen gehoor worden gegeven. Zij stellen immers niet voldoende feitelijk dat die kosten zijn betaald, zij gaan er alleen maar van uit dat die kosten zijn betaald. Een aanbod om een feit te bewijzen, terwijl het bestaan van dat feit niet pertinent is gesteld, valt niet binnen het bereik van art. 166 Rv. Dit betekent dat vordering 1 niet kan worden toegewezen omdat niet vaststaat dat de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd, volledig zijn voldaan door [eisers in conventie] c.s. De rechtbank kan wat dit betreft in het midden laten of al dan niet dwangsommen zijn verbeurd door [eisers in conventie] c.s. Vragen zoals hoe proportioneel dit beslag nog is, bezien in het licht van onder meer het feit dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kennelijk nooit executiestappen heeft ondernomen en nog steeds geen becijfering van haar vordering heeft overgelegd, zijn niet gesteld en behoeven daarmee geen beantwoording.
4.2.1
De tweede vordering is alleen ingesteld door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . In zijn dagvaarding heeft hij onder de nrs. 14 tot en met 16 en nr. 22 en nr. 23 niet meer aangevoerd dan dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij vonnis van 19 oktober 2005 is veroordeeld (zie rov. 2.1 sub h), dat zij zich niet aan die veroordeling heeft gehouden omdat de overlast niet is beëindigd en dat hij op grond van dat vonnis beslag heeft laten leggen op de toenmalige woning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . Dit beslag is opgeheven in verband met de verkoop van die woning waarbij van de koopsom € 10.000,- in depot is gestort bij notariskantoor Fischer Van Thoor (toen Notariskantoor America). De rechtbank begrijpt uit hetgeen hij in zijn antwoord in reconventie in de nrs. 19 en 20 heeft aangevoerd, dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van mening is dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vanaf 17 november 2005 (14 dagen na betekening van het vonnis van 19 oktober 2005) gedurende veertig achtereenvolgende dagen overlast heeft veroorzaakt die onder het verbod van het vonnis van 19 oktober 2005 valt. De maximale dwangsom was, zo volgt uit zijn stelling, dus verbeurd op 26 december 2005. Gelet daarop slaagt het beroep op verjaring van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] . De dwangsom verjaart immers krachtens art. 611g lid 1 Rv door verloop van zes maanden na de dag waarop zij is verbeurd, dus 26 juni 2006. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft niet overgelegd noch zich anderszins beroepen op of gewezen op enig stuk waarin conform de wettelijke bepalingen de dwangsom tijdig is opgeëist en/of de verjaring is gestuit. Het als productie 9 (per abuis is “10” vermeld in het proces-verbaal van comparitie) overgelegde gedeeltelijke exploot vermeldt niets over de feitelijkheden op grond waarvan de dwangsom opeisbaar is. Voor alle duidelijkheid: [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft met geen woord gerept over de alleen door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemde, maar niet overgelegde aangetekende brief van de toenmalige raadsman van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van 6 april 2006. De verjaring is uitdrukkelijk ingeroepen door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , zodat de andersluidende stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] geen doel treft. Zo hij ook heeft bedoeld te stellen dat een beroep op verjaring bij dagvaarding moet worden gedaan, berust die stelling niet op enige rechtsregel.
4.2.2
De rechtbank begrijpt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] zich nog beroept op HR 27 maart 2009, NJ 2009/579. Dat beroep faalt. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft ter zake niet meer aangevoerd dan dat partijen zijn overeengekomen dat hij het door hem gelegde beslag zou opheffen zodat de woning van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] kon worden verkocht, mits hij daar tegenover dezelfde zekerheid van betaling zou krijgen ter zake de volgens hem opeisbare dwangsommen waarvoor het beslag was gelegd. Hiermee is geen geschil tussen partijen beëindigd, maar is de ene vorm van zekerheid, beslag op onroerend goed, vervangen door een ander vorm van zekerheid, storting van geld in een notarieel depot. Dit betekent dat ook vordering 2 wordt afgewezen.
4.3
Nu de vorderingen worden afgewezen, zullen [eisers in conventie] c.s. als in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden deze begroot op € 81,- aan griffierecht en € 1.086,- (2 x tarief II) voor salaris advocaat.
in reconventie
4.4
Het bij vonnis van 19 oktober 2005 geëindigde beding, kende alleen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] als eiser. Voor zover in reconventie over en weer anders is gesteld en gevorderd (zie bv. de vordering tot hoofdelijke veroordeling in de proceskosten), beschouwt de rechtbank dit als een misslag waaraan voorbij wordt gegaan.
4.5
Het hiervoor in conventie gehonoreerde beroep op verjaring van de dwangsomvordering op grond van het vonnis van 19 oktober 2005, geldt ook in reconventie. De enkele vermelding door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van de brief van mr. Hensels van 6 april 2006 maakt dit niet anders. Die brief is immers niet overgelegd, zodat niet kan worden gecontroleerd of inderdaad in die brief staat, wat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft vermeld in nr. 24 van haar conclusie van antwoord. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat er geen enkel stuk is overgelegd waarin feitelijk melding is gemaakt dat op enige bepaalde dag door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de overlast is veroorzaakt die valt binnen het bereik van het in het vonnis van 19 oktober 2005 gegeven verbod. Verder wordt nog opgemerkt dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in dat vonnis niet is verboden om hetzelfde aantal honden te blijven houden. Haar is verboden om overlast door honden te veroorzaken. Dit verbod kan ook worden uitgevoerd indien zij, bij wijze van voorbeeld, haar honden op de een of andere wijze stil zou weten houden en in het bos zou uitlaten en/of door terstond de uitwerpselen op te ruimen. Anders gezegd: het enkele feit dat zij hetzelfde aantal honden heeft gehouden na de betekening van het vonnis aan haar, maakt niet dat daarmee dagelijks vanaf 14 dagen na de betekening van het vonnis van 19 oktober 2005 de dwangsom is verschuldigd. Wat dit betreft moet de vordering ook worden toegewezen omdat zich in het dossier geen enkele verklaring bevindt van één of meer feitelijke constateringen van overlast door honden na 16 november 2005.
4.6
Dit betekent dat het in reconventie gevorderde wordt toegewezen, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in de kosten van die vordering. Nu de vordering volledig voortvloeit uit het conventionele verweer, zullen die kosten worden begroot op nihil. De rechtbank zal bepalen dat de termijnen zoals genoemd in het petitum pas beginnen te lopen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1
wijst al het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eisers in conventie] c.s. hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad in de kosten van dit geding, voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] begroot op € 1.167,-;
in reconventie
5.3
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] om binnen uiterlijk 14 dagen na betekening van dit vonnis aan hem, schriftelijk, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan (de raadsman van) [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , aan Notariskantoor Fischer en Van Thoor te Wittem te berichten dat hij geen enkele aanspraak heeft op het bedrag ad € 11.090,19 dat door het Notariskantoor van het aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toekomende deel van de koopsom van de woning [adres 2] te [woonplaats 1] nog in depot wordt gehouden;
5.4
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de in rov. 5.3 genoemde schriftelijke mededeling door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] aan Notariskantoor Fischer en Van Thoor indien [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] niet binnen uiterlijk 14 dagen na betekening van dit vonnis aan hem aan deze veroordeling zal hebben voldaan;
5.5
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] om alle door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ten gevolge van het depot geleden schade te vergoeden;
5.6
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in de kosten van de procedure in reconventie, voor zover gerezen aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] begroot op nihil;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2019.