2.1In dit geding wordt uitgegaan van de volgende feiten die zijn gesteld en vervolgens zijn erkend of niet weersproken.
a. Bij vonnis in kort geding van 4 februari 2002 van de rechtbank Maastricht (productie 4 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] en haar toenmalige echtgenoot [naam toenmalige echtgenoot] (hierna [gedaagden in conventie] c.s.) in conventie hoofdelijk veroordeeld om twee langs het pad geplaatste houten schotten op uiterlijk 23 januari 2002 (noot rechtbank: conform de op 21 januari 2002 gemaakte afspraak) te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,-, heeft de voorzieningenrechter in het dictum verstaan dat [eisers in conventie] c.s. de beschadigde kop van het gemetselde muurtje zullen herstellen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 972,25.
Bij dat zelfde vonnis zijn [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie twee zelfstandige verboden opgelegd om op een bepaalde manier camera’s aan hun woning aan te brengen, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag met een maximum van € 500,- per verbod en zijn zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 351,68.
b. Blijkens het deurwaardersexploot overgelegd als productie 3 dagvaarding hebben [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] c.s. het vonnis van 4 februari 2002 op 1 maart 2002 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen aan het vonnis te voldoen en is op 2 mei 2002 in executoriaal beslag genomen voor maximaal € 45.000,- huis en erf van [eisers in conventie] c.s., [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] . Het beslagexploot is op 3 mei 2002 aan het Kadaster aangeboden.
c. Blijkens het in executoriale vorm opgemaakte proces-verbaal van comparitie van partijen in reconventie gehouden op 2 juni 2003 in de zaak met zaaknummer 73620 (productie 6 dagvaarding) hebben [eisers in conventie] c.s. toegezegd de struiken direct staande achter de schotten binnen 50 cm van de erfgrens met [naam toenmalige echtgenoot] (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) vóór 1 juli 2003 te zullen hebben verwijderd op verbeurte van een boete van € 500,-
d. Het als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 2 juli 2003 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:
“
Dat in strijd met (het) kort-geding vonnis de beschadigde kop van het gemetselde muurtje op de grens met de tuin van (…) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] en welk muurtje staat achter het erf van requiranten, NIET hersteld was. Vier stenen op de kop van dit muurtje lagen geheel los.
Dat voorts in strijd met de inhoud van (… het) proces-verbaal de struiken achter voormeld muurtje NIET binnen 50 centimeter van de erfgrens waren verwijderd, hetgeen had dienen te geschieden voor 1 juli 2003. (…)”.
e. Bij vonnis van 21 januari 2004 van de rechtbank Maastricht in de hiervoor genoemde zaak met zaaknummer 73620 (productie 7 dagvaarding) zijn [eisers in conventie] c.s. op vordering van [gedaagden in conventie] c.s. in reconventie uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om binnen een maand na de dag van de uitspraak dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 te verwijderen en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van € 200,-, te voldoen aan [naam toenmalige echtgenoot] c.s., (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”) voor iedere dag dat [eisers in conventie] c.s. nalatig blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-.
f. Het als productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie overgelegde deurwaardersexploot van 15 april 2004 vermeldt dat de deurwaarder naar aanleiding van het vonnis van 4 februari 2002 en het proces-verbaal van comparitie van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 zich heeft begeven achter de woning van [gedaagden in conventie] c.s. alwaar de deurwaarder heeft geconstateerd:
“(…) Dat dat deel van de schotten dat grenst aan de terrassen p=480+ en p=0 NIET verwijderd waren en wel zodanig dat de schotten achter de blinde muur daartussen aan weerszijden tot 1 meter achter die blinde muur nog steeds aanwezig waren, waardoor [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie sub 2] een maximum van € 10.000,- hebben verbeurd; (…)”.
g. Blijkens het deurwaardersexploot van 30 juni 2004 (productie 6 dagvaarding) hebben [gedaagden in conventie] c.s. het proces-verbaal van 2 juni 2003 en het vonnis van 21 januari 2004 op respectievelijk 3 mei 2004 en 15 april 2004 aan [eisers in conventie] c.s. betekend, waarbij hen is bevolen te betalen respectievelijk € 500,- te vermeerderen met kosten en € 10.000,- te vermeerderen met kosten, is vermeld dat niet is betaald en is op 30 juni 2004 in executoriaal beslag genomen huis en erf van [eisers in conventie] c.s., [adres 1] te [woonplaats 1] , kadastrale aanduiding [kadasternummer 1] . Het beslagexploot is op 5 juli 2004 aan het Kadaster aangeboden. In het Kadaster, zo blijkt uit productie 1 dagvaarding, is bij dit beslag onder “Bedrag en rentevoet” vermeld “€ 10.000,-”.
h. Bij vonnis in kort geding van 19 oktober 2005 van de rechtbank Maastricht (productie 9 dagvaarding) is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] op vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] (volgens het vonnis “ [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ”) veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis haar onrechtmatig handelen jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , inhoudende het veroorzaken van overlast door het houden van meerdere honden, waaronder geluids- en stankoverlast, te staken, op straffe van een dwangsom van € 250,- per gebeurtenis met een maximum van € 10.000,- en is zij veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 1.145,60. Dit vonnis, zo blijkt uit kopieën van een gedeeltelijk stuk van mr. Küffen van 21 november 2013 en een gedeeltelijk overgelegd exploot ( productie 9 bij dagvaarding), is aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betekend. Op 29 maart 2007 is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nader bevolen om aan dit vonnis te voldoen, met name door betaling van de verbeurde dwangsommen van € 10.000,-.
i. Bij het als productie 14 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde deurwaardersexploot van 2 november 2005 is de grosse van het kort geding vonnis van 19 oktober 2005 aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in persoon betekend en is haar bevolen de kosten van dat geding, € 1.145,60, te betalen en € 82,40 voor het exploot van 2 november 2005.
j. Bij arrest van 19 september 2006 (productie 8 dagvaarding) heeft het hof ’s-Hertogenbosch het in reconventie gewezen vonnis van 21 januari 2004 van de rechtbank Maastricht vernietigd en zijn [eisers in conventie] c.s. (zo begrijpt de rechtbank) veroordeeld om de houten schotten, geplaatst boven op de scheidingsmuur tussen de percelen, kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 2] en [kadasternummer 3] , te verlagen aldus, dat de bovenzijde van die schotten (de palen inbegrepen) niet verder uitsteekt dan 2,50 meter boven de bovenzijde van de vloer van de woonkamer van de woning van [naam toenmalige echtgenoot] c.s. (noot Rb: lees “ [gedaagden in conventie] c.s.”), en - voor zover de schotten inmiddels zijn verwijderd - om die schotten bij herplaatsing niet hoger op te bouwen dan hiervoor aangegeven, met bepaling dat [eisers in conventie] c.s. een dwangsom van € 200,- verbeuren voor elke dag dat zij, na ommekomst van een periode van vier weken na betekening van het arrest, nalatig blijven aan het arrest te voldoen, onder bepaling dat in totaal aan dwangsommen niet meer verbeurd zal worden dan € 10.000,-.
k. Het als productie 15 bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde deurwaardersexploot van 29 maart 2007 vermeldt dat de deurwaarder op verzoek van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] (zoals de rechtbank “ [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ” leest) en ten vervolge op het exploot van betekening en bevel van 2 november 2005 op het adres van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , [adres 2] te [woonplaats 1] , in gesloten envelop heeft achtergelaten een bevel om in naam der koningin te betalen € 10.000,- voor de door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] per die dag (29 maart 2007) verbeurde dwangsommen, te vermeerderen met € 1.312,14 aan kosten.
l. Uit productie 11 dagvaarding blijkt dat [gedaagden in conventie] c.s. hun woning hebben verkocht. Van de verkoopprijs heeft notariskantoor Fischer Van Thoor € 10.000,- in depot gehouden omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van mening is dat dit bedrag wegens verbeurde dwangsommen op grond van het vonnis van 19 oktober 2005 aan hem is verschuldigd. Op dit bedrag heeft de Belastingdienst inmiddels ten laste van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] derdenbeslag gelegd.