Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
verwerende partij in het verzoek.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werknemer, hierna aangeduid als [verzoeker], tegen zijn werkgever, de Gemeenschappelijke Regeling Vixia. [verzoeker] had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c van het Burgerlijk Wetboek, met een verzoek om een transitievergoeding en andere vergoedingen. De werknemer was sinds 1996 in dienst bij Vixia en had zich in 2016 ziek gemeld. Na gedeeltelijke hervatting van zijn werkzaamheden en een WIA-aanvraag, waren partijen in gesprek over beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar zonder overeenstemming.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen, omdat [verzoeker] niet had aangetoond dat er omstandigheden waren die een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigden. De rechter oordeelde dat Vixia niet verwijtbaar had gehandeld, aangezien het bedrijf had aangeboden om het dienstverband als slapend voort te zetten, zodat [verzoeker] voor zijn zieke echtgenote kon zorgen. Bovendien zou de arbeidsovereenkomst over een half jaar eindigen, omdat [verzoeker] de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overige verzoeken van [verzoeker] niet besproken hoefden te worden, nu de ontbinding was afgewezen.
Als gevolg van de uitspraak werd [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Vixia tot dat moment waren begroot op € 600,00. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. G.M.P. Brouns, kantonrechter.