3.1.SML verzoekt de voorzieningenrechter verzoekt bij vonnis, zo ver mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. gedaagden te veroordelen om, ieder voor zich, de tenuitvoerlegging van de door het Hof ‘s-Hertogenbosch op 4 oktober 2018 verleende machtiging tot plaatsing van [gedaagde sub 1] in een intramurale woonvoorziening van SGL Zuid-Limburg, te dulden en gedogen en hun medewerking daaraan te verlenen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat gedaagden hieraan niet of gebrekkig voldoen, met een maximum van
€ 30.000,00;
2. gedaagden te veroordelen om, ieder voor zich, eiseres en eventueel ingeschakelde professionele derden onbeperkt en zonder enige beperking de toegang tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verschaffen, teneinde de machtiging van het Hof
‘s-Hertogenbosch van 4 oktober 2018 ten uitvoer te kunnen leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel dat gedaagden hieraan niet of gebrekkig voldoen, met een maximum van € 30.000,00;
3. het SML en eventueel ingeschakelde professionele derden toe te staan om, wanneer gedaagden niet vrijwillig uitvoering geven aan de veroordeling conform het onder 2 gevorderde, zich toegang te verschaffen tot de woning van gedaagden aan de [adres] te [woonplaats] , met het onder 2 genoemde doel;
4. SML te machtigen om zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis en de tenuitvoerlegging van de beschikking c.q. machtiging van het Hof ‘s-Hertogenbosch van 4 oktober 2018, te bewerkstelligen;
5. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd;
6. gedaagden hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv tot een bedrag van € 131,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van € 68,00 ingeval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na betekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.