ECLI:NL:RBLIM:2019:8504

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
03/027505-19 en 03/099051-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor drugshandel en bezit van illegaal vuurwerk

Op 20 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van het dealen van cocaïne en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 98 dagen voorwaardelijk. De rechtbank motiveerde de lagere straf dan geëist door de korte pleegperiode van de feiten en de wens om de opleiding van de verdachte niet te verstoren. De verdachte was aangeklaagd voor twee parketnummers: 03/027505-19, waarin hij werd beschuldigd van het dealen van cocaïne in de periode van 1 februari 2017 tot en met 1 februari 2019, en 03/099051-19, waarin hij werd beschuldigd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk op 1 februari 2019. Tijdens de zitting op 6 september 2019 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen uiteengezet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een geldbedrag van € 2.900,00 toegewezen, maar de vordering tot verbeurdverklaring van een ander bedrag van € 5.800,00 afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/027505-19 en 03/099051-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.F. Schadd, advocaat, kantoorhoudende te Arnhem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03/027505-19:
feit 1: in de periode van 1 februari 2017 tot en met 1 februari 2019, in de gemeente Venray, cocaïne heeft gedeald;
feit 2: op 1 februari 2019 in de gemeente Venray 63,4 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
parketnummer 03/099051-19:
op 1 februari 2019 in Venray opzettelijk professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, heeft vervaardigd, voorhanden heeft gehad of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van parketnummer 03/027505-19, feit 1 op het standpunt gesteld dat de gehele ten laste gelegde periode kan worden bewezen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 2 van dit parketnummer op het standpunt gesteld dat slechts een hoeveelheid van 15,3 gram cocaïne kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van parketnummer 03/027505-19, feit 1 aangevoerd dat slechts de pleegperiode van 1 december 2018 tot en met 1 februari 2019 kan worden bewezen en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het overige. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 van dit parketnummer aangevoerd dat slechts een hoeveelheid van 15,3 gram cocaïne kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder parketnummer 03/099051-19 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwerk voorhanden heeft gehad. De raadsman heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal alle feiten bewezen verklaren. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, omdat de verdachte de feiten heeft bekend en er namens hem geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Ten aanzien van parketnummer 03/027505-19:
feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte vóór 1 december 2018 opzettelijk cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het feit bewezen, zij het met een kortere pleegperiode, gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • de verklaring van [naam 1]
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek verdovende middelen [3] ;
- de verklaring van [naam 2] [4] ;
- het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen [5] ;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut [6] .
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat de officier van justitie heeft bedoeld ten laste te leggen dat de verdachte in de pleegperiode meermalen cocaïne heeft verkocht, waaronder een hoeveelheid van 1,1 gram en een hoeveelheid van 0,3 gram.
feit 2:
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning
- de kennisgevingen van inbeslagneming [8] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [9] ;
- het rapport van het politielaboratorium te Amsterdam d.d. 7 mei 2019. [10]
Ten aanzien van parketnummer 03/099051-19:
De rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de doorzoeking van de woning
- de kennisgeving van inbeslagneming [12] ;
- het proces-verbaal onderzoek vuurwerk [13] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03/027505-19:
feit 1
in de periode van 1 december 2018 tot en met 1 februari 2019 in de gemeente Venray, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 1 februari 2019 in de gemeente Venray opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,3 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 03/099051-19:
op 1 februari 2019 te Venray opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten, twee stuks Cobra 6, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 03/099051-19:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 278 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 19 augustus 2019, met uitzondering van een locatiegebod. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk dient te zijn aan het reeds ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen de voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering heeft voorgesteld, met uitzondering van het locatiegebod. Daarnaast kan een taakstraf worden opgelegd. De raadsman heeft subsidiair aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Cocaïne is een harddrug met een sterk verslavende werking. Door de verkoop en levering ervan heeft de verdachte bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van cocaïne en daarmee de gezondheid van personen in gevaar gebracht. Hij heeft dit voor zijn eigen geldelijke gewin gedaan en daarmee zijn eigen belang boven het algemene belang en het belang van anderen gesteld. Daarnaast heeft de verdachte 15,3 gram cocaïne opzettelijk voorhanden gehad. Ten slotte heeft de verdachte illegaal vuurwerk voorhanden gehad. Illegaal vuurwerk is in handen van een leek levensgevaarlijk. Vanwege de reële kans op een ontploffing, heeft verdachte anderen in gevaar gebracht.
De bewezenverklaarde feiten zijn drie ernstige strafbare feiten die een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
De rechtbank houdt ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat hij ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de ernst van de door hem gepleegde misdrijven. Ook houdt de rechtbank rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die tijdens de terechtzitting naar voren zijn gebracht. De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte d.d. 13 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In geval van een veroordeling is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. In het reclasseringsrapport van 19 augustus 2019 is te lezen dat het voorarrest indruk op verdachte heeft gemaakt. Als gevolg van verdachtes handelen is de woning van de moeder van verdachte tijdelijk gesloten. Moeder is teleurgesteld in haar zoon. Dit zijn voor de verdachte redenen om te stoppen met zijn delictgedrag, te breken met de contacten die hij in dat kader had en om zich te richten op een opleiding. De reclassering adviseert een meldplicht en een locatiegebod.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan achtennegentig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan deze proeftijd zullen verschillende bijzondere voorwaarden worden verbonden. De rechtbank ziet geen noodzaak tot het opleggen van een locatiegebod.
Tevens zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van honderdtachtig uren, te vervangen door negentig dagen hechtenis. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank in haar bewezenverklaring uitgaat van handel in cocaïne gedurende een veel kortere periode. Daarnaast wil de rechtbank voorkomen dat de opleiding die verdachte thans volgt te veel zou worden doorkruist door het uitvoeren van een langdurige taakstraf.
Ten slotte zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van heden.

7.Het beslag

De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.900,00 en een niet inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.800,00 verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen het geldbedrag van € 2.900,00 kan worden verbeurd verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat het geldbedrag van € 5.800,00 afkomstig is uit de opbrengsten van drugshandel.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag van € 2.900,00 moet worden verbeurd verklaard. Het geldbedrag is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het aan verdachte toebehoort en verdachte het door de handel in cocaïne heeft verkregen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie voor het overige afwijzen, omdat van het geldbedrag van € 5.800,00 niet is gebleken dat dit met het plegen van een strafbaar feit is verkregen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1.2.2. lid 1 van het Vuurwerkbesluit, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde dient zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis te melden bij de
Reclassering Nederland, Slachthuisstraat 31 te Roermond. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde dient mee te werken aan een vorm van
dagbesteding(school, werk of anderszins), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
  • verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag van € 2.900,00 (goednummer 1161822);
  • wijst af de vordering van de officier van justitie ten aanzien van het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. J.H. Klifman en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2019.
Buiten staat
Mr. J.H. Klifman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03/027505-19:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot en met 1 februari 2019 in de gemeente Venray, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1,1 gram en/of 0,3 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 1 februari 2019 in de gemeente Venray opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 63,4 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
parketnummer 03/099051-19:
hij op of omstreeks 1 februari 2019 te Venray, althans in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten, twee stuks Cobra 6, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft
gesteld;
(art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit
)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venray/Gennep, proces-verbaalnummer PL2300-2019009810, gesloten d.d. 27 februari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 225.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 januari 2019, pagina’s 25 tot en met 30.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2019, met bijlagen, pagina’s 34 tot en met 42.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 februari 2019, pagina’s 48 tot en met 53.
5.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen d.d. 18 februari 2019, pagina’s 54 en 55.
6.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 maart 2019, zaaknummer 2019.03.11.102 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. C.M.M. Diever-Heezen, NFI-deskundige forensische drugsanalyse (los opgenomen).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2019, met bijlagen, pagina’s 81 en 109.
8.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina’s 141 tot en met 144.
9.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 2 februari 2019, pagina’s 148 tot en met 154.
10.Geschrift, inhoudende een rapport d.d. 7 mei 2019, afkomstig van drs. R.F. Kranenburg, forensisch expert (los opgenomen).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2019, met bijlagen, pagina’s 81 en 109.
12.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 140.
13.Verkort proces-verbaal onderzoek vuurwerk Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV) d.d. 25 februari 2019, pagina’s 157 en 158.