ECLI:NL:RBLIM:2019:8465
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in faillissementsfraudezaak wegens onvoldoende bewijs van opzet en administratieplicht
Op 19 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het niet voeren van een deugdelijke administratie als bestuurder van een failliet verklaarde rechtspersoon. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet voldoen aan de verplichtingen tot het voeren van een administratie en het niet verstrekken van inlichtingen aan de curator. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode, van 16 september 2013 tot en met 17 december 2015, als bestuurder van de rechtspersoon heeft gefunctioneerd, maar dat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat een faillissement dreigend en onafwendbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gang van zaken na zijn terugtreden als bestuurder op 3 december 2014. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de administratie niet heeft gevoerd met de intentie om de schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de curator de verdachte niet wettelijk heeft opgeroepen om inlichtingen te verstrekken, wat een belangrijke voorwaarde was voor de veroordeling. De benadeelde partij, de curator, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte volledig werd vrijgesproken.