In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam eiser], gedaagde, [gedaagde], een Peugeot 207 verkocht voor een totaalbedrag van € 5.350,--. Gedaagde heeft een Fiat Panda ingeruild ter waarde van € 2.850,--, waardoor de restant koopprijs € 2.500,-- bedroeg. Gedaagde heeft een aanbetaling van € 750,-- gedaan, maar heeft de resterende koopsom van € 1.750,-- niet voldaan bij de levering van de auto op 3 april 2019. Partijen hebben afgesproken dat dit bedrag voor 23 april 2019 zou worden betaald, maar gedaagde is deze afspraak niet nagekomen. Eiser heeft daarop een vordering ingesteld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser toewijsbaar geacht. De rechter oordeelde dat gedaagde niet voldoende onderbouwd heeft waarom hij niet zou hoeven betalen. Het verweer van gedaagde, dat hij nog een restbedrag open had staan van € 1.100,-- en dat hij kosten had gemaakt aan de auto, werd door de rechter niet relevant geacht. Gedaagde had geen klachten over de auto bij eiser gemeld en had eiser niet in de gelegenheid gesteld om eventuele gebreken te verhelpen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.750,--, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.