ECLI:NL:RBLIM:2019:8440

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
04 7797768/CV 19-3743
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restant koopsom na verkoop van een auto

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam eiser], gedaagde, [gedaagde], een Peugeot 207 verkocht voor een totaalbedrag van € 5.350,--. Gedaagde heeft een Fiat Panda ingeruild ter waarde van € 2.850,--, waardoor de restant koopprijs € 2.500,-- bedroeg. Gedaagde heeft een aanbetaling van € 750,-- gedaan, maar heeft de resterende koopsom van € 1.750,-- niet voldaan bij de levering van de auto op 3 april 2019. Partijen hebben afgesproken dat dit bedrag voor 23 april 2019 zou worden betaald, maar gedaagde is deze afspraak niet nagekomen. Eiser heeft daarop een vordering ingesteld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser toewijsbaar geacht. De rechter oordeelde dat gedaagde niet voldoende onderbouwd heeft waarom hij niet zou hoeven betalen. Het verweer van gedaagde, dat hij nog een restbedrag open had staan van € 1.100,-- en dat hij kosten had gemaakt aan de auto, werd door de rechter niet relevant geacht. Gedaagde had geen klachten over de auto bij eiser gemeld en had eiser niet in de gelegenheid gesteld om eventuele gebreken te verhelpen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.750,--, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 7797768 \ CV EXPL 19-3743
Vonnis van de kantonrechter van 18 september 2019
in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam eiser],
wonend [adres eiser] ,
[woonplaats eiser] ,
eisende partij,
procederende in persoon,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde] ,
[woonplaats gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek met producties
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser heeft bij schriftelijke overeenkomst van 1 april 2019 aan gedaagde een Peugeot 207 met kenteken [nummer kentekenplaat] verkocht voor een bedrag van € 5.350,--. Gedaagde heeft voor deze aankoop een Fiat Panda ingeruild voor een bedrag van € 2.850,--, waardoor de restant koopprijs € 2.500,-- bedroeg.
2.2.
Op deze restant koopprijs € 2.500,-- heeft gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst een bedrag van € 750,-- aanbetaald. Zoals op de op de schriftelijke koopovereenkomst staat vermeld diende gedaagde bij de levering van de auto op 3 april 2019 nog een bedrag van € 1.750,-- te betalen.
2.3.
Op 3 april 2019 heeft gedaagde de Peugeot bij eiser opgehaald maar nagelaten de restant koopsom van € 1.750,-- te voldoen. Partijen hebben toen afgesproken dat het bedrag van € 1.750,-- voor 23 april 2019 zou worden voldaan. Deze afspraak is op de koopovereenkomst vermeld.

3.Het geschil

3.1.
Gedaagde is de afspraak dat de restant koopsom van € 1.750,-- voor 23 april 20129 zou worden betaald, niet nagekomen. Ondanks betalingsverzoeken is gedaagde met de voldoening van het verschuldigde bedrag in gebreke gebleven.
3.2.
Eiser vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van € 1.750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2019 tot aan de dag der voldoening, kosten rechtens.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter acht de vordering van eiser toewijsbaar. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
4.2.
Partijen hebben een schriftelijke koopovereenkomst gesloten. Uit die koopovereenkomst volgt dat gedaagde voor 23 april 2019 nog een bedrag van € 1.750,-- aan eiser moest betalen. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde tussen het ophalen van de Peugeot en 23 april 2019 nog iets aan eiser heeft betaald. Daarmee heeft eiser in beginsel voldoende aangetoond dat gedaagde nog een bedrag van € 1.750,-- aan hem is verschuldigd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2019.
4.3.
Het is dan aan gedaagde om goed onderbouwd uit te leggen waarom hij toch niet hoeft te betalen. Gedaagde heeft dat niet gedaan. Het verhaal over de problemen met de Fiat Panda acht de kantonrechter niet relevant voor de beoordeling van de vraag over de verschuldigdheid van de restant koopsom. De Fiat Panda is namelijk door eiser teruggenomen en partijen zijn daar een prijs voor overeengekomen. Die prijs is, zoals uit de koopovereenkomst van de Peugeot volgt, van het aankoopbedrag van de Peugeot afgetrokken.
4.4.
Het verweer van gedaagde dat nog een restbedrag open staat van € 1.100,-- (pagina 2, 3e alinea in de conclusie van antwoord) strookt niet met datgene wat in de koopovereenkomst staat vermeld. Bovendien kan de door gedaagde gemaakte berekening van het door hem genoemde restbedrag niet worden gevolgd.
4.5.
Het beroep van gedaagde op verrekening van het restbedrag met door hem aan de auto gemaakte kosten staat evenmin aan toewijzing van de door eiser gevorderde betaling in de weg. Het is namelijk niet mogelijk om op eenvoudige wijze vast te stellen of gedaagde bevoegd is om te verrekenen. Gedaagde heeft de klachten over de Peugeot niet bij eiser gemeld en hem niet in de gelegenheid gesteld eventuele gebreken te verhelpen. Daar komt bij dat uit de door gedaagde overgelegde facturen van de Duitse garage (18 april, 7 mei en 20 mei 2019) onvoldoende blijkt dat en tot welk bedrag werkzaamheden en/of reparaties zijn uitgevoerd die eiser op zijn kosten had moeten verhelpen.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 85,18
  • griffierecht 231,--
  • salaris gemachtigde
totaal € 676,18
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.750,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 676,18,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: CB
coll: