ECLI:NL:RBLIM:2019:8352

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
03.001485.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met onaannemelijk scenario en afgewezen beroep op noodweer

Op 17 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en gedetineerd in PI HvB Grave, met parketnummer 03.001485.19. De zaak betreft een poging tot doodslag op het slachtoffer, waarbij de verdachte op 1 januari 2019 in Heel, gemeente Maasgouw, meermalen met een mes in de onderrug en oksel van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer, bewapend met twee messen naar de badkamer is gegaan, waar hij het slachtoffer heeft verwond. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding op het moment van de steekpartij. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk en concludeerde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de poging doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de alcoholconsumptie van de verdachte geen excuus was voor zijn gewelddadige gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.001485.19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [gebioortedatum] 1992,
gedetineerd te PI HvB Grave (Unit 1 + 2) te Grave.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. V.P.J. Tuma, advocaat kantoorhoudende te Amersfoort.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De verdediging had aangekondigd [naam 1] als getuige mee te zullen brengen. [naam 1] is niet verschenen. De verdediging geeft er de voorkeur aan de zaak thans, zonder verhoor van [naam 1] af te doen, zonder van deze getuige afstand te doen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Primair: opzettelijk geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden;
Subsidiair: opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht bij [slachtoffer] ;
Meer subsidiair: opzettelijk geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij [slachtoffer] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij voert daartoe het volgende aan.
Dat [slachtoffer] verdachte op de bewuste avond van 31 december 2018 op 1 januari 2019 fors heeft mishandeld, staat vast. Wat ook vaststaat, is dat deze confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer] daarna gestopt is. Wat er vervolgens precies is gebeurd, weten we niet, omdat de verklaringen uiteen lopen. Wat wel duidelijk wordt uit het dossier, is dat verdachte met twee messen in zijn handen naar de badkamer op de bovenverdieping gaat waar [slachtoffer] zich bevindt. We weten niet met welk van de twee messen verdachte vervolgens de afzonderlijke verwondingen heeft toegebracht bij [slachtoffer] , maar we weten wel dat het letsel dat hierbij is ontstaan potentieel dodelijk was en dat er sprake is geweest van opzet in de zuivere vorm. [slachtoffer] heeft de aanval overleefd en dat is, zo blijkt uit de foto’s en de letselbeschrijving van de forensisch arts, een groot geluk te noemen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het volgende standpunt. Verdachte is naar de badkamer gegaan, maar niet om wraak te nemen. Hij wilde zich enkel wassen na de mishandeling door [slachtoffer] . Hij heeft voor zijn veiligheid twee messen mee naar de badkamer genomen.
Hij treft daar dan [slachtoffer] en als deze hem probeert te duwen glijdt verdachte uit op de natte badkamervloer en valt. In de val heeft hij [slachtoffer] verwond. Gelet op de letsel-beschrijving, de plekken waar [slachtoffer] is gestoken en het feit dat [slachtoffer] behoorlijk snel is hersteld, dient verdachte te worden vrijgesproken van de poging doodslag en van de zware mishandeling van [slachtoffer] . Enkel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Aantreffen slachtoffer
Uit het proces-verbaal van bevindingen [2] dat door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] is opgemaakt, blijkt zakelijk weergegeven het volgende:
Op 1 januari 2019 kregen wij omstreeks 00.15 uur van de meldkamer het verzoek om te gaan naar de [adres 1] in Heel, gemeente Maasgouw. Omstreeks 00.20 uur waren wij ter plaatse. We troffen voor de voordeur van huisje 251 een man op de grond aan. De man zei dat zijn naam [slachtoffer] was. We zagen dat het t-shirt nat was. Hierop heb ik het t-shirt van [slachtoffer] omhoog gedaan. Hij had twee messteken in zijn rug. We hoorden dat [slachtoffer] zei dat hij in huisje 350 woont. We hoorden dat collega [naam 4] over de portofoon doorgaf dat de woning waarschijnlijk een plaats delict was omdat er veel bloed in de woning werd aangetroffen. Ik heb nogmaals het t-shirt van [slachtoffer] omhoog gedaan en toen zagen wij een grote, diepe gapende wond onder zijn linker oksel. We hoorden een slurpend geluid uit de wond en we zagen ingewanden. Het ambulancepersoneel omschreef het letsel van [slachtoffer] als ernstig en men vroeg de traumahelikopter ter plaatse.
Verklaring slachtoffer
[slachtoffer] , het slachtoffer, heeft op 13 juni 2019 verklaard [3] over de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019, zakelijk weergegeven:
In de avond van 31 december 2018 op 1 januari 2019 was ik in het huisje 350 op de [adres 2] in Heel. Ik had wodka gedronken die avond samen met de anderen. [verdachte] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] , verdachte] had heel duidelijk gezegd tegen iedereen dat als hij zich agressief zou gaan gedragen, hij een klap in zijn gezicht wilde hebben om tot de orde geroepen te worden. Nadat ik dat had gedaan, ben ik zelf naar boven gegaan. Ik heb de badkuip vol laten lopen en toen had ik al bloed. Ik lag al in bad. Ik stond op toen [verdachte] binnen kwam en toen heeft [verdachte] die verwondingen op mijn rug aangebracht. [verdachte] is naar de badkamer gekomen met een scherp voorwerp of met een mes om mij te steken. Waarom hij dat deed moeten jullie aan [verdachte] vragen. We zijn uit elkaar gegaan. Ik ben naar boven gegaan. Het conflict was afgelopen. Ik voelde me veilig anders was ik niet in bad gaan liggen. Als je ruzie aan het maken bent ga je niet halverwege naar de badkamer om een douche te nemen ofzo. Ik lag met de benen naar de deur toe in bad. Ik lag languit in bad. Ik keek [verdachte] aan toen hij de badkamer binnen kwam. Hij kwam niet per ongeluk de badkamer op. Hij kwam binnen om mij aan te vallen. Hij kwam gelijk naar mij toe. Ik stond op. Ik kon mij vastpakken aan een soort van leuning. Deze leuning zat op de muur bevestigd. Ik kon deze met mijn rechterhand vastpakken en trok mij daaraan op. Ik heb de glazen wand gebruikt om mijzelf tegen [verdachte] te beschermen. Ik weerde mij met mijn linkerhand af. Ik zag dat [verdachte] mij begon te steken. Ik zag en voelde dat ik gestoken werd in mijn linkerzij, bij mijn nier en op mijn rug. Ik voelde dat het ernstig was. [verdachte] was toen weg, ik weet niet waar naartoe.
Medische informatie over slachtoffer
In de letselbeschrijving [4] door forensisch arts [naam 5] , is het volgende opgetekend:
Letsels:
  • Een steekwond en/of diepe snijwond overgaand in een kraswond op de rugzijde van de borstkas links richting de denkbeeldige lijn die vanuit het midden van de linker oksel recht naar beneden loopt;
  • Een steekwond of diepe snijwond op de onderrug links van de wervelkolom richting linkerflank ter hoogte van de nierregio;
  • Een steekwond of diepe snijwond op de onderrug rechts naast de wervelkolom ter hoogte van de lendewervels.
Na het incident is betrokkene op 1 januari 2019 in eerste instantie naar het Laurentius ziekenhuis Roermond vervoerd voor eerste opvang ter stabilisatie. Kort daarna is hij overgeplaatst naar het MUMC+ in Maastricht. Daar is hij van 1 januari 2019 t/m 22 januari 2019 opgenomen (van 1 januari 2019 tot 12 januari 2019 op de Intensive Care en daarna overgeplaatst naar de afdeling Chirurgie).
In het MUMC+ zijn de volgende letsels vastgesteld:
  • Steekverwonding laag in de linker borstholte van 4 cm met een insteektraject in de onderkwab van de linkerlong met ter plaatse weefselafscheuring. De diepte in het longweefsel bedroeg ca. 4 cm. Hierbij ook een klaplong met plaatsing van een thoraxdrain (om lucht of vocht tussen de longvliezen te verwijderen). Minimaal spoortje bloed/vocht in de borstholte links. Grote hoeveelheid onderhuidse lucht in de borstholte en halsspieren beiderzijds;
  • Steekverwonding in de nierregio links van ca. 2 cm waardoor een nierlaceratie links (weefselafscheuring van de linker nier) met slagaderlijke bloedingen van de linker nierslagader en de aorta net boven de linker nierslagader. Tevens urinelekkage, forse bloeduitstorting en lucht achter het buikvlies links.
  • Steekverwonding op de rug in de middenlijn ter hoogte van de 3e lendewervel van ca. 2 cm met onderhuids lucht tot gevolg.
Beoordeling:
Op basis van de foto’s kan het gaan om steekwonden en/of diepe snijwonden. Deze letsels kunnen het gevolg zijn van inwerking van uitwendig geweld en veroorzaakt zijn door een scherp of puntig voorwerp. Volgens de verkregen medische informatie gaat het om penetrerende steekwonden. Bij betrokkene zijn door penetratie de linkerlong en linker nier geraakt. Beschadiging van deze organen hebben onder andere weefselscheuringen, een klaplong en inwendige bloedingen veroorzaakt. Het beschreven letsel kan goed passen bij de toedracht dat betrokkene door een mes is gestoken.
Verklaringen verdachte
Verdachte is verhoord [5] en heeft allereerst verklaard over hoe [slachtoffer] hem heeft mishandeld. Over het tenlastegelegde – dat plaatsvond nadat [slachtoffer] verdachte had mishandeld – heeft hij vervolgens, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik wilde zo snel mogelijk vluchten maar ik schaamde mij gezien mijn toestand om überhaupt ergens naartoe te gaan. Ik heb besloten om naar de badkamer te gaan om mij te fatsoeneren. Ik bedoel mijn bebloede gezicht met water schoon te maken. Mij te wassen. Maar ik was bang om in het huisje überhaupt nog een stap te zetten. Ik heb 2 messen vanuit de keuken meegenomen. 1 mes was groter dan het andere. Ik ben naar boven naar de badkamer gegaan. De deur stond op een kier. [slachtoffer] was bijna klaar met douchen. Ik had 2 messen in mijn handen. Ik heb de messen op de wastafel neergelegd. [slachtoffer] zei iets van wat doe je hier. Ik wist dat hij mij nog een keer kon aanvallen. Dat voelde ik. Ik pakte toen het kleinere mes. Hij heeft mij toen weggeduwd. Ik gleed uit. Toen ik aan het neervallen was wilde ik nog graag wat vastgrijpen. Dat heb ik met mijn rechterhand gedaan waar ik het mes mee vast hield. Op dat moment is [slachtoffer] met het mes gestoken, geraakt. Ik ben gevallen. Bij het vallen maakte ik een zwaaiende beweging. Het grotere mes wat op de wastafel lag is toen ook gevallen. Ik ben snel opgestaan. [slachtoffer] sprong uit bad. Volgens mij is [slachtoffer] achter me aangegaan. Ik ben naar buiten gerend.
Ter terechtzitting heeft verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard:
Op de badkamer weet ik dat [slachtoffer] mij duwde en dat ik in paniek heb gereageerd. Ik ben onderuit gegaan. Het gebeurde zo snel. Hij stond met zijn zij naar mij toe toen ik hem onder zijn oksel stak. Ik weet niet meer in welke hand ik het mes had. Het was met één beweging. De twee andere steken, ik weet niet hoe dat gegaan is. Ik denk dat ik in paniek reageerde.
Verklaring getuige
Getuige [naam 1] verklaart [6] dat verdachte zich, na te zijn mishandeld door [slachtoffer] , op de badkamer op de benedenverdieping is gaan wassen. [naam 1] verklaart dat hij bij verdachte gaat kijken en dat verdachte zich in de douchebak staat te besproeien met de kleding nog aan. Hij verklaart verder:
[slachtoffer](de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )
was op en neer aan het lopen. Van boven naar beneden. Ik weet niet waarom hij dat deed. Op een gegeven moment hoorde ik dat [slachtoffer] zei dat hij zich boven ging douchen. [naam 6] is toen naar huis gegaan. Ik zei dat ik ook naar huis ging. Op dat moment zag ik dat [verdachte] een mes pakte en ik hoorde dat hij zei: “Ik ga hem afmaken”.
Overwegingen van de rechtbank
Vast staat op grond van het voorgaande dat verdachte bewapend met twee messen naar de badkamer op de bovenverdieping is gegaan waar [slachtoffer] op dat moment in bad lag. Hoe de confrontatie tussen hen op de badkamer exact is verlopen, is niet vast te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte hierover, namelijk dat hij toen hij uitgleed, [slachtoffer] heeft gestoken, in het beste geval slechts gedeeltelijk juist kan zijn. Het zou slechts één steekwond verklaren. Over de andere steekwonden zegt verdachte ‘ik weet niet hoe dat gegaan is. Ik denk dat ik in paniek reageerde’. Het slachtoffer geeft wel aan te weten hoe het is gegaan: ‘hij kwam binnen om mij aan te vallen. Hij kwam gelijk naar mij toe. Ik zag dat hij me begon te steken. Ik zag en voelde dat hij bij mijn nier, in mijn zij en in mijn rug stak’. Deze beschrijving van de toedracht en van de wijze van steken komt overeen met de verklaring van getuige [naam 1] en met het letsel dat bij het slachtoffer is geconstateerd door de forensisch arts: een steekverwonding van ca. 4 centimeter in de linkerborstholte met insteektraject in de onderkwab van de linkerlong, de steekverwonding in de nierregio met weefselafscheuring van de linker nier, slagaderlijke bloedingen van de linker nierslagader en de aorta en een steekverwonding in de middenlijn ter hoogte van de 3e lendewervel met onderhuids lucht tot gevolg. [slachtoffer] is drie dagen in kunstmatige coma gehouden, heeft bijna twee weken op de intensive care verbleven en heeft in totaal drie weken in het ziekenhuis gelegen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte onaannemelijk. Hij zou in een huis waarin hij naar eigen zeggen geen stap meer durfde te zetten, voor de veiligheid bewapend met twee messen, naar de badkamer op de bovenverdieping zijn gegaan om zich op te frissen. Dit terwijl er een alternatieve badkamer op de begane grond was waar hij zich kon wassen, eventueel in het bijzijn van een van de twee andere personen in de woning. Volgens de getuige [naam 1] heeft verdachte ook gebruik gemaakt van deze badkamer beneden, en ook deels in het bijzijn van [naam 1] , alvorens de messen te pakken en naar de badkamer boven te gaan.
Gelet op deze bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019 opzettelijk geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zelfs wanneer verdachte, bewapend met twee messen, naar de badkamer op de bovenverdieping zou zijn gegaan om zich op te frissen, hem nog geen beroep op noodweer toekomt. Immers begon hij, naar eigen zeggen, [slachtoffer] aan te spreken op het letsel dat die verdachte had toegebracht. Daarop ‘voelde’ verdachte naar eigen zeggen dat het weer mis zou gaan en nam hij daarom een mes ter hand. Van enige objectieve onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf of goed was op dat moment geen sprake. Er zou dan ook in die situatie geen noodtoestand zijn geweest waartegen hij zich moest verweren. Bovendien had hij zich eenvoudig aan die hernieuwde aanval door [slachtoffer] – die zich in het bad of onder de douche in de badkuip bevond- kunnen onttrekken door de badkamer te verlaten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
omstreeks 1 januari 2019 te Heel, gemeente Maasgouw ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de onderrug en/of oksel, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Poging doodslag
4.1
Het standpunt van de verdediging: noodweer
De verdediging stelt zich op het standpunt dat sprake was van noodweer. Volgens de verdediging sneeuwt de afschuwelijke mishandeling door [slachtoffer] van verdachte volledig onder. [slachtoffer] heeft verdachte geslagen, met een mes een snee op zijn voorhoofd getekend, hem gewurgd en is zelfs tijdens de verwurging doorgegaan met slaan. [slachtoffer] heeft volgens de verdediging op welhaast psychopathische wijze gehandeld. Dat het een groot geluk mag heten dat [slachtoffer] zijn verwondingen heeft overleefd, geldt volgens de verdediging evenzeer voor verdachte. Verdachte geeft aan dat hij als gevolg van de mishandeling door [slachtoffer] in shock verkeerde en zijn emoties niet meer onder controle had. Vervolgens was de mishandeling afgelopen. Op een gegeven moment heeft verdachte twee messen gepakt en is hij naar boven gegaan. Verdachte ging naar de badkamer om zich op te frissen. Pas toen hij op de badkamer was, zag hij dat [slachtoffer] daar ook was. Hij heeft zichzelf vervolgens verdedigd tegen [slachtoffer] , die hem opnieuw aanviel. Gelet op de mishandeling die verdachte kort ervoor had ondergaan en gelet op de geestestoestand waarin hij zich nog bevond toen hij op de badkamer [slachtoffer] opnieuw trof, is volgens de verdediging sprake geweest van noodweer, zodat verdachte ontslagen dient te worden van rechtsvervolging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer] heeft verdachte op de bewuste avond zeer fors mishandeld, maar op enig moment stopte dat en ging [slachtoffer] weg van verdachte. Er was sprake van een situatie waarin - fysiek in elk geval – de rust terugkeerde. Getuige [naam 1] verklaart dat verdachte zich op de badkamer beneden is gaan wassen, vervolgens naar de keuken liep, twee messen pakte en terwijl hij via de trap naar boven liep zei ‘ik ga hem afmaken’. Of verdachte deze woorden daadwerkelijk geroepen heeft, laat de officier van justitie in het midden, maar wat volgens haar in elk geval geldt is dat verdachte op de badkamer boven niets te zoeken had. Hij zocht kennelijk de confrontatie weer op met de man die hem eerder had vernederd. Dit terwijl de situatie beëindigd en beheersbaar was. Verdachte had op dat moment de keuze moeten maken om weg te gaan en eventueel hulp te gaan zoeken. De officier van justitie wijst erop dat er daarmee een ‘knip’ in de opeenvolgende feiten zit, waardoor er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, maar van een keuze om opnieuw, gewapend, de confrontatie aan te gaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat [slachtoffer] verdachte op de bewuste avond fors heeft mishandeld. In het procesdossier is te lezen dat getuige [naam 6] heeft verklaard dat ‘ze’(de rechtbank begrijpt de twee andere aanwezigen in de vakantiewoning, [naam 6] en [naam 1] ) geprobeerd hebben ‘hen’ (de rechtbank begrijpt: verdachte en [slachtoffer] ) rustig te krijgen en dat dit ook is gelukt. [naam 6] is vervolgens naar eigen zeggen naar huis gegaan.
[naam 1] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte zich aan het wassen was in de badkamer op de benedenverdieping en dat [slachtoffer] op zijn beurt naar de badkamer boven is gegaan.
De rechtbank stelt vast dat op dat moment de directe aanval was gestopt. Er was geen sprake meer van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Daarmee kan er geen sprake zijn van noodweer. Volgens vaste jurisprudentie kan een beroep op noodweer exces slechts slagen wanneer het excessief geweld plaatsvindt direct na of zeer kort na de beëindiging van de wederrechtelijke aanval. Daarvan is in dit geval geen sprake. De rust was immers weer gekeerd. Dat verdachte desondanks nog boos en emotioneel was, maakt niet dat hem alsnog een beroep op noodweer exces toekomt.
Zoals de rechtbank hiervoor onder 3.3 reeds uiteen heeft gezet komt verdachte, zelfs wanneer zijn relaas zou worden gevolgd (hetgeen de rechtbank niet doet), voor de confrontatie in de badkamer op de bovenverdieping evenmin een beroep op noodweer toe wegens het ontbreken van een rechtens te respecteren noodtoestand. Hijzelf zocht, in die lezing, immers de confrontatie op en hij nam op basis van een ‘gevoel’ een mes ter hand. Daarmee komt hem ook geen beroep op noodweer exces toe.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook niet gehandeld uit noodweer en zijn er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, mede gelet op hoe zwaar het slachtoffer verdachte heeft mishandeld voorafgaand aan het incident en het effect dat deze mishandeling op de geestestoestand van verdachte heeft gehad, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden is. Verdachte verkeerde immers in shocktoestand en had zijn emoties geenszins onder controle.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[slachtoffer] en verdachte hebben op de avond van 31 december 2018 op 1 januari 2019 zeer gewelddadig jegens elkaar gehandeld. Verdachte is flink mishandeld door [slachtoffer] en hierbij gewond geraakt. Dat rechtvaardigt echter het geweld dat verdachte vervolgens jegens [slachtoffer] heeft gebruikt niet. Verdachte heeft [slachtoffer] op de badkamer dusdanig met een of meerdere messen gestoken dat [slachtoffer] van geluk kan spreken dat hij de aanval heeft overleefd. [slachtoffer] is drie keer in zijn romp gestoken, waarbij zo ernstig gewond raakte dat hij in levensgevaar verkeerde. Verdachte is vervolgens weggegaan om thuis zijn roes uit te gaan slapen.
De politieverhoren van de aanwezigen in het vakantiehuisje hebben in eerste instantie weinig opgeleverd. Er is die avond heel veel alcohol gedronken, er is gestoeid en dit is ontzettend uit de hand gelopen. Later is er wat meer opheldering gekomen over het verloop van de avond op grond van de verschillende verklaringen. Aan de hand van de verklaringen en het letsel van [slachtoffer] is in elk geval duidelijk geworden dat verdachte een of meer messen ter hand heeft genomen en hiermee [slachtoffer] bijna dodelijk heeft verwond. De exacte redenen van zijn handelen jegens [slachtoffer] , en eveneens van de daaraan voorafgegane mishandeling van verdachte door [slachtoffer] , zijn onbekend gebleven, maar de hoeveelheid door de mannen genuttigde alcohol zal hier ongetwijfeld aan hebben bijgedragen.
Verdachte heeft een blanco strafblad in Nederland, maar is in Engeland eerder tot een gevangenisstraf veroordeeld voor straatroof. Verdachte zelf heeft meermalen benadrukt geen gewelddadig persoon te zijn en eigenlijk altijd goed met iedereen overweg te kunnen. Toch heeft hij ook verklaard te weten van zichzelf dat hij agressief en lastig kan worden als hij veel alcohol gedronken heeft. De rechtbank rekent verdachte dan ook aan dat hij, met die wetenschap, zoveel heeft gedronken waarna hij klaarblijkelijk tot dergelijk handelen in staat is. Bij elke slok alcoholhoudende drank had verdachte de keuze kunnen en moeten maken om te stoppen met drinken, maar bij elke slok heeft hij de keuze gemaakt om ook de volgende te nemen. De rechtbank benadrukt dan ook dat alcohol geen excuus is voor het verlies van controle. Het drinken van alcohol is een bewuste keuze waarbij de consequenties gedragen zullen moeten worden door de drinker. En de consequenties in deze zaak zijn zeer heftig.
De rechtbank heeft daarbij zeker oog voor het gegeven dat verdachte slachtoffer is geworden van een mishandeling door [slachtoffer] . Hoewel er tijd tussen deze mishandeling en de (tegen)aanval van verdachte zat, begrijpt de rechtbank dat verdachte in zeer sterke mate boosheid, angst en frustratie heeft gevoeld jegens [slachtoffer] en dat dit ook heeft bijgedragen aan de uitvoering van het tenlastegelegde feit.
Al het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Deze straf zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen.

7.Het beslag

De beslaglijst bevat de volgende inbeslaggenomen goederen:
  • Een fleecevest;
  • Een zwarte korte broek;
  • Een stanleymes;
  • GSM Samsung;
  • ID-gegevens (formulier Binnenlandse Zaken met daarop ID-gegevens).
7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt op dat er twee telefoons (1 Samsung en 1 Huawei) van verdachte in beslag zijn genomen en dat daarnaast ook zijn paspoort in beslag is genomen. Al deze spullen dienen aan hem te worden teruggegeven.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Op de inbeslaggenomen Samsung telefoon zijn bestanden aangetroffen waarvan het ongecontroleerd bezit in strijd is met de wet. Ervan uitgaande dat deze Samsung telefoon van verdachte is, dan geldt in beginsel dat er bij een onherroepelijk vonnis geen strafvorderlijk belang meer is bij het beslag, zodat formeel beslist kan worden dat de telefoon teruggegeven kan worden aan de rechthebbende, zijnde verdachte. Feitelijk zal dit echter betekenen dat de telefoon niet teruggegeven wordt aan de rechthebbende, maar dat er opnieuw beslag op zal rusten op grond van een ander onderzoek, namelijk het onderzoek naar de bestanden waarvan het ongecontroleerd bezit in strijd is met de wet.
De officier van justitie heeft toegezegd navraag te doen bij de politie of zij weten waar het paspoort van verdachte zich bevindt. Verdachte heeft zelf wisselend verklaard over waar zich het paspoort zou kunnen bevinden. Indien het inderdaad in beslag is genomen, dan verzet de officier van justitie zich niet tegen teruggave van dit paspoort aan verdachte.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het fleecevest kan worden teruggegeven aan de rechthebbende, maar dat de korte broek – welke van [slachtoffer] is – van de beslaglijst dient te worden geschrapt zodat het Openbaar Ministerie zelf kan zorgdragen voor de teruggave indien [slachtoffer] bereikbaar is.
Het stanleymes en het hakmes dienen volgens de officier van justitie te worden onttrokken aan het verkeer.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de volgende beslissingen omtrent het beslag:
  • Het fleecevest dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende;
  • De korte broek dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende;
  • De Samsung telefoon dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende;
  • Het stanleymes dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende;
  • Nu onduidelijkheid bestaat over de vraag of er nog meer messen in beslag zijn genomen, onthoudt de rechtbank zich van een oordeel hierover;
  • Het brief met ID-gegevens van verdachte dient aan verdachte te worden teruggegeven;
  • Nu onduidelijkheid bestaat over de vraag of het paspoort van verdachte in beslag is genomen en de officier van justitie heeft toegezegd te zullen navragen of het paspoort zich onder politie of justitie bevindt onthoudt de rechtbank zich van een oordeel hierover.
  • Dit geldt ook voor de Huawei telefoon. Niet duidelijk is of deze telefoon in het kader van het strafrechtelijk onderzoek in beslag is genomen of dat deze op andere wijze buiten het bezit van verdachte is geraakt. De rechtbank onthoudt zich daarom van een oordeel hierover.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 48 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende:
  • brief met ID-gegevens;
  • het fleecevest;
  • de korte broek;
  • de Samsung telefoon;
  • het stanleymes.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. V.P. van Deventer en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2019.
Buiten staat
Mr. Y.L.J. Damoiseaux is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Heel, gemeente Maasgouw
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk
van het leven te beroven, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de onderrug en/of oksel, in elk geval
in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Heel, gemeente Maasgouw
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond op de rugzijde
van de borstkas (links), een wond op de onderrug links, een wond op de onderrug
rechts letsel aan de (linker)long en/of letsel aan de (linker)nier heeft toegebracht door
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de onderrug en/of oksel, in elk geval in het lichaam, te steken
en/of snijden en/of slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te Heel, gemeente Maasgouw
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de onderrug
en/of oksel, in elk geval in het lichaam, heeft gestoken cn/uf gesneden en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2019000041, gesloten d.d. 27 februari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 712.
2.Proces-verbaal van bevindingen, PL2300-2019000041-15, 1-1-2019, p. 70-72.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nr 34, 13-1-2019, p. 549-559.
4.Letselbeschrijving GGD Limburg, 18-2-2019, p.455-456.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nr 35, 15-1-2019, p. 615-628.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige D. [naam 1] , pv-nr. 38, 15-1-2019, p.702.