ECLI:NL:RBLIM:2019:832

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
03/702589-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude en witwassen door middel van valse verzekeringsaanvraag en faillissementsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder oplichting, faillissementsfraude en witwassen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M.G. Helgers-Crompvoets, werd beschuldigd van het oplichten van Aegon Schadeverzekering N.V. door een valse ziekteverzuimverzekering af te sluiten op naam van een bedrijf dat feitelijk geen werknemers had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte, die als directeur van het bedrijf fungeerde, opzettelijk Aegon heeft misleid door te doen voorkomen dat de verdachte werknemer was van het bedrijf. Dit leidde tot een uitkering van in totaal € 141.440,68 aan de verdachte, die vervolgens het geld via verschillende rekeningen heeft weggesluisd.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van faillissementsfraude, aangezien hij na zijn faillietverklaring in 2011 inkomsten en vermogensbestanddelen had verzwegen voor de curator. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld om zijn schuldeisers te benadelen door inkomsten uit de verzekering en andere bronnen niet te verantwoorden. De verdachte werd ook beschuldigd van gewoontewitwassen, omdat hij gedurende een langere periode geld heeft verplaatst dat afkomstig was uit misdrijven.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf van 27 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, Aegon, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte failliet was verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de fraude en de impact daarvan op de samenleving en de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702589-12
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
29 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.M.G. Helgers-Crompvoets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12 november 2018 en 15 januari 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking, na wijziging van de tenlastelegging, komt erop neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet met anderen Aegon Schadeverzekering N.V. heeft opgelicht;
Feit 2:faillissementsfraude heeft gepleegd;
Feit 3:al dan niet samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van crimineel geld, dan wel willens en wetens geld heeft witgewassen (eenvoudig witwassen) of in elk geval een vermoeden heeft gehad van de illegale herkomst van het geld (schuldwitwassen);
feit 4:deel heeft genomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift en/of het witwassen en/of oplichting en/of faillissementsfraude.

3.De voorvragen

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard ter zake van het witwassen (feit 3), omdat het verwijt zo onduidelijk is dat de verdachte niet weet waartegen hij zich moet verweren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij gedurende een lange periode de criminele herkomst van geld verhuld heeft. Ook wordt vermeld om welk bedrag het zou gaan: € 1.877.970,08. Dat is al wel concreet, maar er staat niet bij aan welke misdrijven het openbaar ministerie denkt als bron van dit bedrag. De tekst zelf is daarmee nogal vaag.
Of een verwijt voldoende duidelijk is, in die zin dat een verdachte en zijn raadsvrouw kunnen begrijpen waar het over gaat en waar hij zich tegen verdedigen moet, hangt echter niet alleen af van de tekst van die tenlastelegging. Die tekst hoeft volgens de jurisprudentie bij witwassen niet heel gedetailleerd te zijn en moet in samenhang worden bezien met de overige feiten op de dagvaarding en het dossier dat de officier van justitie heeft samengesteld.
Op de tenlastelegging en in het dossier worden nog drie misdrijven aan de verdachte toegeschreven, die nader feitelijk zijn omschreven: de oplichting van Aegon, faillissementsfraude en deelname aan een criminele organisatie. Daarover klaagt de raadsvrouw niet. Die feiten verduidelijken in elk geval waar het witwassen betrekking op kan hebben. Dat is helder zonder bestudering van het dossier.
In het dossier wordt vervolgens uitgebreid beschreven dat er volgens het openbaar ministerie geldstromen via een bankrekening gelopen zijn waarover de verdachte kon beschikken. Die bankrekening fungeerde als draaischijf en beschreven wordt hoe de geldstromen in relatie staan tot diverse specifieke personen en misdrijven, waaronder naast de oplichting van Aegon en faillissementsfraude nog de handel in valse postzegels en daarmee gepaard gaande oplichtingen. Dat alles betekent dat de verdachte en de raadsvrouw in staat moeten zijn geweest zich een goed beeld te vormen van de beschuldigingen en hoe hun verweer eruit zou kunnen zien.
Ook mag de rechtbank rekening houden met de inhoudelijke behandeling die gevolgd is en het tijdstip waarop het verweer is gevoerd. Het verweer is niet aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting naar voren gebracht, maar na de inhoudelijke behandeling van het dossier, bij pleidooi. Dat pleidooi volgt altijd op het requisitoir van de officier van justitie, waarin het verwijt nog weer scherper wordt afgebakend en toegelicht. In het pleidooi is de raadsvrouw vervolgens uitgebreid ingegaan op de verwijten en het bewijs en heeft zij de argumenten van de verdachte tegen de beschuldiging verwoord. Er is dus geen reden om aan te nemen dat zij in het duister hebben getast over de beschuldiging en als gevolg daarvan de dagvaarding nietig te verklaren omdat niet voldaan is aan het vereiste van duidelijkheid van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding ook voor het overige geldig is.
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn De rechtbank heeft dit verweer ter terechtzitting al verworpen, nu wel sprake is van een overschrijding, maar deze niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal er in dit vonnis daarom niet verder op in gaan.
Er zijn geen andere omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de rechtbank bevoegd is en er geen gronden voor schorsing van de vervolging zijn.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van verzekeraar Aegon (feit 1). De verdachte maakte gebruik van de rechtspersoon [naam bv 1] (hierna aangeduid met [naam bv 1] ), die bestuurd werd door medeverdachte [medeverdachte 1] . [naam bv 1] heeft ten behoeve van een werknemer een ziekteverzuimverzekering afgesloten bij Aegon. Deze verzekering gaf dekking voor de loondoorbetaling waartoe werkgevers gehouden zijn bij ziekte van werknemers.
[medeverdachte 1] heeft de aanvraag getekend en zijn handtekening gezet op (al dan niet blanco) documenten. [medeverdachte 1] heeft verder de bankrekening van [naam bv 1] ter beschikking gesteld aan de verdachte, die als werknemer stond vermeld in de aanvraag. De verdachte was in werkelijkheid geen werknemer en de verzekering is dus op valse gronden en met behulp van valse papieren tot stand gekomen.
Kort na het afsluiten van de verzekering heeft de zogenaamde werknemer [verdachte] zich ziek gemeld en heeft Aegon twee jaar lang onterechte uitkeringen gedaan aan [naam bv 1] op de rekening waarover de verdachte kon beschikken, ook weer op basis van valse bescheiden, die de verdachte indiende. De uitkering werd door de verdachte doorgeboekt naar zijn eigen rekeningen. De officier van justitie beschouwt voornoemde [medeverdachte 1] als medeplichtige.
Ook feit 2, faillissementsfraude, acht de officier van justitie bewezen. Bij vonnis van 22 november 2011 is de verdachte persoonlijk failliet verklaard. De verdachte heeft opzettelijk inkomsten en vermogensbestanddelen verzwegen voor de curator en zo zijn schuldeisers willen benadelen. Dat benadelen is al begonnen voordat het faillissement werd uitgesproken.
De verdachte, die veel geld liet stromen van [naam bv 1] naar rekeningen van hemzelf, zijn ex-partner en een stroman, heeft vermogen uit het faillissement gehouden waardoor de curator een lege boedel trof. De officier van justitie is van oordeel dat de start van de pleegperiode al is gelegen in 2007, toen een zakelijk faillissement is uitgesproken van een B.V. van de verdachte, omdat zijn persoonlijk faillissement hiermee in direct verband staat. Hij had zijn persoonlijke faillissement kunnen zien aankomen.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte geld heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt (feit 3). Dat geld was afkomstig uit misdrijf. De verdachte misbruikte de bankrekening van [naam bv 1] niet alleen ten behoeve van de door hemzelf gepleegde misdrijven (oplichting en faillissementsfraude), maar ook ten behoeve van door zijn zoon gepleegde misdrijven.
Naast het opstrijken en doorboeken van verzekeringsgeld van Aegon, heeft de verdachte nog onverklaarde contante stortingen gedaan op de rekening van [naam bv 1] . Verder fungeerde hij als bankier voor zijn zoon, die op grote schaal valse postzegels heeft verkocht. De verdachte sluisde de inkomsten daaruit door. Of de verdachte zelf bij de handel in valse zegels betrokken was, laat de officier van justitie in het midden: zijn zoon heeft zich in elk geval met medeweten van de verdachte schuldig gemaakt aan belastingfraude. Ook de verdachte zelf meldde geen inkomsten bij de fiscus. In totaal heeft hij zo een bedrag van € 301.842,- witgewassen over een lange periode. Dat zou in de visie van de officier van justitie tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen moeten leiden.
Van het verwijt van deelname aan een criminele organisatie (feit 4) moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De verdachte heeft gewerkt voor [naam bv 1] en is in het bedrijfspand van een trap gevallen en ziek geworden. Hij had een (mondelinge) arbeidsovereenkomst met de bestuurder van [naam bv 1] , medeverdachte [medeverdachte 1] , en heeft dus op terechte gronden een doorbetaling van loon ontvangen via de uitkering van Aegon aan [naam bv 1] . Die verzekering is ook op juiste gronden tot stand gekomen volgens de raadsvrouw en er is dus geen sprake van oplichting geweest.
De verdachte moet ook worden vrijgesproken van faillissementsfraude. Goed onderscheid moet worden gemaakt tussen het faillissement in 2007 van een B.V. van de verdachte en zijn persoonlijk faillissement in 2011. De tenlastelegging wekt de indruk dat er faillissementen door elkaar gehaald worden. Het zakelijk faillissement moet buiten beschouwing blijven. Dat moet hoe dan ook tot vrijspraak leiden van een deel van de ten laste gelegde periode.
De verdachte heeft bovendien in het kader van zijn persoonlijk faillissement meegewerkt met de curator en inlichtingen gegeven ter inventarisatie van vermogensbestanddelen en zodoende niet gehandeld ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, zoals artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht het verwoordt.
De raadsvouw heeft verder aangevoerd dat er geen sprake is geweest van witwassen van geld. Al het geld dat van de rekening van [naam bv 1] is doorgeboekt door de verdachte heeft een legale herkomst. Als dat niet zo is geweest, dan heeft de verdachte daarvan geen wetenschap of vermoeden gehad, aldus de raadsvrouw.
Tot slot is de raadsvrouw met de officier van justitie van mening dat er onvoldoende bewijs is voor deelname aan een criminele organisatie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] verzekeringsfraude heeft gepleegd. Zij komt tot de conclusie dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de beide verdachten. Zij zal hierna de bewijsmiddelen weergeven en vervolgens haar conclusie uit dat bewijs toelichten. Daarna zal zij de overige feiten bespreken die zij bewezen acht: de faillissementsfraude en het gewoontewitwassen.
Van deelname aan een criminele organisatie zal zij de verdachte vrijspreken. De rechtbank deelt de visie van de officier van justitie en de raadsvrouw. Het dossier bevat bewijs dat de zoon van de verdachte, [medeverdachte 2] , zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van nagemaakte postzegels. Dat deed hij in nauwe en bewuste samenwerking met een andere medeverdachte, [medeverdachte 3] . Door het verkopen van valse zegels aan nietsvermoedende klanten hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] diverse (rechts-)personen opgelicht. Het verwijt van deelname aan een criminele organisatie heeft vooral betrekking op deze kwalijke handelspraktijk. Er is echter geen bewijs dat de verdachte daarvan op de hoogte moet zijn geweest en daaraan heeft bijgedragen. Bij het witwassen komt aan de orde dat hij zijn zoon wel gefaciliteerd heeft om verdiensten weg te sluizen, maar dat maakt hem nog niet tot deelnemer aan de criminele organisatie die zijn zoon en [medeverdachte 3] vormden. De misdrijven die de verdachte heeft begaan, staan weer los van de praktijken van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ; zij hebben weer niet bewijsbaar geweten van de praktijken van de verdachte. Ook in die zin is er geen sprake geweest van een criminele organisatie.
Verder zij nog vermeld dat de wetstekst van artikel 341 van het Wetboek van Strafrecht inmiddels is gewijzigd (faillissementsfraude). De tekst van de tenlastelegging gaat uit van de oude wetstekst. De wetswijziging heeft geen gevolgen voor de beoordeling van de zaak.
De bewijsmiddelen
Namens Aegon Schadeverzekering N.V. doet [naam aangever] aangifte van verzekeringsfraude, namelijk oplichting en valsheid in geschrift door [naam bv 1] en diens bestuurder [medeverdachte 1] . Aegon concludeerde dat:
- [naam bv 1] /haar directeur [medeverdachte 1] bij de aanvraag van de Aegon ziekteverzuimpolis kennelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven van de feiten, immers wanneer een juiste voorstelling van de feiten was gegeven, had Aegon de verzekering niet of niet onder dezelfde voorwaarden/premie geaccepteerd;
- [naam bv 1] /haar directeur [medeverdachte 1] door ziekmelding (arbeidsverzuim) van werknemer [verdachte] verzekeraar Aegon heeft misleid, waardoor Aegon een uitkering deed die niet zou zijn gedaan bij een juiste opgave van de feiten. [2]
De verzekering werd afgesloten via tussenkomst van een assurantietussenpersoon, [naam assurantiepersoon] . De offerte voor de polis met de aanvraag werd getekend door [medeverdachte 1] op 13 juli 2009. Bijgevoegd was een werknemerslijst van [naam bv 1] per 13 juli 2009: vermeld werd dat een persoon genaamd [verdachte] werknemer was. [3] De desbetreffende medewerker van [naam assurantiepersoon] heeft verklaard dat de verdachte naar zijn kantoor gekomen was om informatie te vragen over een verzuimverzekering voor personeel. De verdachte zei medewerker te zijn van [naam bv 1] . Dit bedrijf zat in de woningbouw. Volgens de getuige bouwde dit bedrijf prefabwoningen en de verdachte was binnen dit bedrijf verkoopmedewerker. De verdachte gaf aan een offerte te willen om te zien wat het zou kosten. Daarmee is de verdachte weggegaan.
In de periode voor het afsluiten van de verzekering is er een keer of drie à vier contact geweest met de verdachte en een keer of twee met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] gaf aan dat [naam assurantiepersoon] de verdachte de informatie kon geven en dat [medeverdachte 1] dan het contract zou afsluiten. Op 13 juli 2009 is de aanvraag naar Aegon gestuurd. De polis zou meteen ingaan. [medeverdachte 1] is aan het kantoor gekomen om te ondertekenen. In oktober 2009 ontving [naam assurantiepersoon] een stuk in verband met een ziekmelding bij [naam bv 1] . Na deze ziekmelding is er contact geweest. [medeverdachte 1] gaf informatie over de medische toestand van de verdachte, aldus de medewerker van [naam assurantiepersoon] . De verdachte zou er volgens [medeverdachte 1] na een val van de trap ernstig aan toe zijn. [4]
Ten behoeve van de verzekering moest er ook gebruikt worden gemaakt van een arbodienst, die de verzuimbegeleiding zou gaan doen bij ziekte van de werknemer. Vervolgens is met het bedrijf [naam bedrijf] een contract afgesloten. Volgens een medewerker van dit bedrijf heeft [medeverdachte 1] dit contract op 1 augustus 2009 ondertekend. Deze getuige heeft het verloop van de verzuimbegeleiding voor de verdachte beschreven en in dat kader is er gemaild met [medeverdachte 1] en ongeveer zes keer met hem gebeld. Ook met de verdachte probeerde men te communiceren. Op de e-mails werd bijna niet gereageerd. De verdachte werkte wel mee, maar was slecht bereikbaar en voorzag de verzuimbegeleider niet van medische informatie. Er is geen vervolguitkering aangevraagd (WIA). De werkgever gaf aan dat de verdachte daar geen behoefte aan had. [5]
Aegon heeft vervolgens op verzoek van de politie onder meer de navolgende inlichtingen verstrekt:
- de ziekteverzuimverzekering gaf dekking voor de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte/arbeidsongeschiktheid van een medewerker,
in dit geval slechts één medewerker: [verdachte] (of [verdachte] ) conform opgave;
  • het salaris/fiscaal loon van deze medewerker was bij aanvang van de polis € 63.745,-
  • de contactpersoon was [medeverdachte 1] , door hem is veelvuldig gebruikt gemaakt van het e-mailadres [e-mailadres 1] ;
  • er is een opvallende afwijking van de opgegeven bedrijfsomschrijving (verkoop prefabwoningen en bemiddeling) en die van de K.v.K. (de exploitatie van en handel in registergoederen);
  • er was sprake van verschillende schrijfwijzen van de achternaam van de werknemer. In e-mailberichten en declaratieformulieren stond steeds “ [verdachte] ”, terwijl op de salarisstroken “ [verdachte] ” werd vermeld;
  • een maand na ingangsdatum werd al uitkering verleend in verband met ziekte van de medewerker (4 augustus 2009);
  • de uitkering is overgemaakt op rekeningnummer ING [rekeningnummer 1] ;
  • op de overgelegde loonstroken staat vermeld als beroep/functie van [verdachte] : verkoopmedewerker Makelaardij en Bouw en dat hij in dienst is vanaf 1 juli 2009;
  • het jaarloon volgens opgave door [naam bv 1] op de eerste declaratie d.d. 21 december 2009 was € 61.490,- in plaats van € 63.745,- conform aanvraag, terwijl begin 2010 het jaarloon plots verhoogd was naar € 70.366,-. Uit de gegevens van [naam bedrijf] (de desbetreffende Arbodienst) echter bleek weer een ander bedrag: € 57.400,- bruto jaarsalaris. Extra opvallend was dan ook het e-mailbericht van 3 mei 2010 van [medeverdachte 1] waarbij hij het jaarloon van [verdachte] stelde op € 77.283,60. In januari 2011 meldde [naam bv 1] weer dat het bruto jaarloon anders was: € 72.013,-;
  • op 4 augustus 2011 was de twee-jaar uitkeringstermijn bereikt en werd geen betaling meer gedaan;
  • in totaal is een bedrag van € 141.440,68 uitgekeerd op de polis. Op basis van deze dossieranalyse en na kennisname van het rapport van [naam informatiebureau] , een informatiebureau dat op verzoek van Aegon onderzoek deed naar [naam bv 1] , kwam Aegon tot de conclusie dat sprake moest zijn van een frauduleuze schadeclaim. De verzekering is volgens Aegon doelbewust afgesloten om kort daarop een uitkering te verkrijgen. Volgens Aegon is sprake geweest van een fictieve werknemer [verdachte] .
Uit het onderzoek van de politie blijkt dat op de rekening van [naam bv 1] (ING [rekeningnummer 1] ) 22 betalingen van Aegon zijn ontvangen met omschrijving “schade-uitkering” voor een totaalbedrag van € 141.440,68. [7] [naam bv 1] heeft tevens premie betaald inzake de verzekering: een bedrag van € 11.789,84. [8]
De verdachte kon beschikken over voornoemde bankrekening van [naam bv 1] . Hij had daarvan sinds 8 juli 2009 een pasje en kon overboekingen doen van en naar de rekening. [9] Vanaf de [naam bv 1] -rekening is geld overgeboekt naar meerdere rekeningen die toebehoren aan de verdachte of waartoe de verdachte toegang had.
  • naar een en/of rekening ING [rekeningnummer 2] : € 38.875,-;
  • naar een ING rekening in het buitenland: € 61.500,-;
  • naar een rekening van de rechtspersoon [naam bv 2] , waarvan de verdachte enig aandeelhouder/bestuurder was: € 23.850,-;
Over een langere periode, van 13 januari 2009 tot en met 2 februari 2012, is in totaal € 245.275,- overgeboekt van de rekening van [naam bv 1] naar rekeningen van de verdachte en naar rekeningen van zijn ex-partner [medeverdachte 4] , waarvoor hij gemachtigd was. [11]
In de woning van de verdachte in Duitsland zijn diverse documenten aangetroffen die betrekking hebben op de verzekering en de uitkering:
  • een brief van 11 januari 2011 gericht aan [naam bv 1] inzake de verzekering met de mededeling dat de polisdocumenten zijn bijgevoegd;
  • een betalingsherinnering van 8 december 2011 gericht aan [naam bv 1] ;
  • facturen van de arbodienst [naam bedrijf] gericht aan [naam bv 1] / [medeverdachte 1] en een rapport van [naam bedrijf] .
Aegon beschikte over afschriften van diverse documenten die waren ingeleverd: loonstroken, jaaropgaven, rekenstaten en declaraties. In het onderzoek van de politie werden deze geschriften als vals aangemerkt, omdat niet gebleken was dat de verdachte ooit werknemer is geweest van [naam bv 1] . Verder is aan de documenten goed te zien dat allerlei zaken niet kloppen: zo is de naam van [verdachte] niet goed gespeld of werd op een jaaropgave als werkgever de naam van een B.V. van de verdachte zelf vermeld: [naam bv 2] Daarbij werd tevens als datum in diensttreding ineens 1 januari 2000 vermeld. Ook vallen de wisselingen op in de vermelde brutolonen, die Aegon ook constateerde. [13] [14] Opvallend is een e-mail vanaf [e-mailadres 1] , gericht aan Aegon, verzonden op 25 maart 2010. In het bericht wordt geklaagd over de betalingen en deelt de afzender mee dat hij nog twee declaratieformulieren bijvoegt en hoopt op een snelle betaling. De afzender noemt zich [medeverdachte 1] , directeur. [15] Ook is er een e-mail van 3 mei 2010 vanaf [e-mailadres 1] , waarin directeur [medeverdachte 1] het salaris bepaalt op € 77.283,60, alsmede een e-mail vanaf [e-mailadres 2] van 7 januari 2011 waarin directeur [medeverdachte 1] het salaris wijzigt tot € 72.013,-. [16]
Verder blijkt uit het dossier dat een andere B.V. van de verdachte, [naam bv 3] , op 17 oktober 2007 failliet is gegaan. [17] In de aanvraag van de verzekering stond de vraag of de verzekeringnemer, [naam bv 1] , of een andere belanghebbende, werknemer [verdachte] , ooit betrokken geweest of momenteel betrokken was bij een faillissement. Die vraag werd in de offerte met nee beantwoord. [18]
De verklaring van [medeverdachte 1]
Bij de politie heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij als directeur van [naam bv 1] de offerte van Aegon heeft ondertekend op het kantoor van de assurantietussenpersoon [naam assurantiepersoon] te Geleen. De bijgevoegde werknemerslijst herkende hij niet, maar hij erkende wel dat hij de medewerker van [naam assurantiepersoon] heeft aangegeven dat hij met de verdachte de informatie kon bespreken. Op de vraag van de verhoorders naar de varianten van de verzekering die bij het bespreken van de offerte met [naam assurantiepersoon] aan de orde waren gekomen, wist [medeverdachte 1] in elk geval één van die varianten te noemen (extra verzekering van de controlerende arts).
De e-mailadressen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] die gebruikt waren voor de communicatie met Aegon waren volgens [medeverdachte 1] aan de verdachte gekoppeld, niet aan [medeverdachte 1] zelf. [medeverdachte 1] is naar [naam assurantiepersoon] en naar de arbodienst [naam bedrijf] gegaan, aangestuurd door de verdachte.
Volgens [medeverdachte 1] zouden hij en de verdachte op gelijkwaardige basis (winstdeling) zakelijke activiteiten gaan ontplooien op het gebied van vastgoed, maar daarvan is niets gekomen. [medeverdachte 1] heeft de verdachte gemachtigd op een van de twee rekeningen van [naam bv 1] , nummer ING [rekeningnummer 1] . [medeverdachte 1] heeft vervolgens vrijwel geen gebruik meer gemaakt van die rekening. [naam bv 1] heeft nooit personeel in dienst gehad, aldus [medeverdachte 1] , en dus ook de verdachte niet. Evenmin heeft [medeverdachte 1] loonstroken gemaakt of namens [naam bv 1] aangifte loonbelasting gedaan.
De verdachte heeft zich nooit bij [medeverdachte 1] ziek gemeld, maar [medeverdachte 1] had wel gehoord dat de verdachte van de trap gevallen was. Bij een bezoek van [medeverdachte 1] droeg de verdachte een mitella en een brace. [medeverdachte 1] vernam dat de verdachte rugletsel had. Eerder tijdens het verhoor, voordat specifiek over Aegon werd gesproken, verklaarde [medeverdachte 1] dat [verdachte] vanaf eind 2009 niet ziek is geweest. [medeverdachte 1] heeft de verdachte niet ziek gemeld bij de arbodienst [naam bedrijf] of bij de assurantietussenpersoon, maar wellicht heeft hij dat op enig moment toch wel gedaan op verzoek van de verdachte.
Verder herinnerde [medeverdachte 1] zich dat hij van de arbodienst brieven kreeg waaruit bleek dat de verdachte zich moest melden. Ook heeft hij verschillende keren e-mails gezien die hij doorstuurde naar de e-mailadressen van de verdachte.
Toen hem door de politie stukken werden getoond, zoals het formulier van de ziekmelding, herkende [medeverdachte 1] het handschrift niet en betwistte hij dat formulier te hebben ingevuld en ondertekend. Wel heeft hij drie of vier blanco formulieren ondertekend voor de verdachte, wetende dat die in relatie stonden met Aegon en ziekte van de verdachte. De mailtjes die naar Aegon zijn gestuurd vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] door directeur [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 1] niet verstuurd. [19]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn B.V., [naam bv 3] in 2007 failliet was gegaan. De verdachte heeft een makelaarskantoor gehad in Sittard, maar de activiteiten waren in 2005 gestopt. Het kantoor had hij overgedaan aan een ander bedrijf. De verdachte handelde in commissie voor een fabriek ( [naam fabriek] ) die prefab-woningen maakte, maar wilde niet verder ingaan op die activiteit bij zijn verhoor. Het e-mailadres [e-mailadres 1] was van de verdachte.
Met [medeverdachte 1] had de verdachte een deal gemaakt om woningen te gaan verkopen in Duitsland. Daarvoor was [naam bv 1] in het leven geroepen. Toen hem vragen werden gesteld over de overboekingen van de rekening van [naam bv 1] met nummer [rekeningnummer 1] en de financiële verhoudingen tussen hem, zijn ex-partner en zijn zoon, verklaarde de verdachte dat als er gebruik gemaakt is van die rekening, dit door [medeverdachte 1] moet zijn geweest, maar dat hij zich dit niet kan voorstellen: er waren geen activiteiten geweest of [medeverdachte 1] moest die zonder zijn medeweten hebben ontplooid. [20]
Vragen over de verzekering en het werknemerschap bij [naam bv 1] wil de verdachte nauwelijks beantwoorden.
Conclusies uit het bewijs
Uit het bewijs komt naar voren dat ten onrechte een verzekering is afgesloten door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft zijn handtekening gezet onder een aanvraag voor een verzekering die dekking biedt voor het geval een werknemer ziek wordt en een bedrijf loon moet doorbetalen, dit terwijl het bedrijf geen werknemers in dienst had. Die aanvraag is door de assurantietussenpersoon inhoudelijk met [medeverdachte 1] besproken getuige het feit dat [medeverdachte 1] ruim twee jaar later bij de politie nog weet te vertellen wat één van de dekkingsopties was. [medeverdachte 1] was dus op de hoogte van de inhoud van de offerte die hij tekende. De verdachte had de offerte geregeld en informatie bij [naam assurantiepersoon] opgevraagd. De verdachte heeft niet vermeld dat hij betrokken was geweest bij een faillissement.
Er was echter helemaal geen sprake van een werknemer met loon bij [naam bv 1] : dat wisten de verdachte en [medeverdachte 1] op het moment van aangaan van de verzekering. [medeverdachte 1] erkent dat bij zijn verhoor en de verdachte heeft bij de politie ook verklaard dat er geen activiteiten waren. Het bij de aanvraag vermelde bedrag aan loon was bovendien een bedrag dat in de verste verte nog niet werd gegenereerd uit de voorgenomen samenwerking. Ook dat wisten de verdachte en [medeverdachte 1] , die bovendien nimmer de intentie hadden een werkgever/werknemer-verhouding aan te gaan. Er is nooit iets op papier gezet over de samenwerking of de positie van de verdachte binnen [naam bv 1] . De verdachte stelt wel dat er een arbeidsovereenkomst was, maar daarvan is op geen enkele wijze gebleken. De rechtbank ziet niet in waarom [medeverdachte 1] daar dan niet over verklaard heeft. Hem wordt een fiscaal motief toegedicht door de raadsvrouw maar dat verweer heeft zij niet onderbouwd. Geen enkele post op de bankrekening van [naam bv 1] kan gekoppeld worden aan activiteiten voor [naam fabriek] of andere relevante activiteiten in het kader van de verkoop/levering van vastgoed. Dat er een (mondelinge) arbeidsovereenkomst zou zijn, is niet aannemelijk. De verdachte heeft zich informeel, onzichtbaar in [naam bv 1] genesteld, zich voorgedaan als werknemer en als directeur van [naam bv 1] en de bankrekening gebruikt om geld binnen te laten komen, waaronder het verzekeringsgeld.
De offerte bevatte tal van vragen en beschrijvingen die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten: dit was een verzekering voor een werkgever met personeel in dienst, niet voor een zakenpartner met wie de winst, indien behaald, gedeeld zou worden. Er was zoals gezegd geen personeel, geen loon, geen activiteit.
[medeverdachte 1] heeft zich ook gemeld bij [naam bedrijf] , omdat dat nu eenmaal een voorwaarde was om de verzekering bij Aegon te kunnen afsluiten. Begin augustus 2009 heeft [medeverdachte 1] ook daar een contract getekend.
Door zijn handtekeningen te zetten heeft [medeverdachte 1] de inhoud van alle stukken voor zijn rekening genomen. Ook voor de werknemerslijst die bij de offerte zat. Daarmee heeft [medeverdachte 1] samen met de verdachte de verzekeraar door listige kunstgrepen vanaf het begin in dwaling gebracht. Anders gezegd: Aegon is bij het afsluiten al om de tuin geleid door de verdachten en [medeverdachte 1] .
Zeer kort na het afsluiten heeft de verdachte zich ziek gemeld en was [medeverdachte 1] daarvan op de hoogte geraakt. [medeverdachte 1] wist ook dat er een beroep gedaan werd op de verzekering. [medeverdachte 1] tekende blanco ziekteformulieren, die later ingediend werden door de verdachte, ingevuld met valse gegevens. Ook op het moment van claimen was geen sprake van werknemerschap of van loon, noch in de twee jaren die volgden waarin in totaal ruim € 141.000,- is uitgekeerd. Voor zover [medeverdachte 1] wist, was de verdachte niet eens ziek vanaf eind 2009. Dat blijkt uit zijn verklaring bij de politie. Wanneer bij het verhoor Aegon aan de orde komt, verklaarde [medeverdachte 1] nog dat hij gehoord had dat de verdachte van de trap gevallen was, gezien had dat de verdachte een mitella en een brace droeg en rugklachten had. Dat heeft in elk geval niet zoveel indruk gemaakt dat [medeverdachte 1] daar iets over zegt op een eerder moment in het verhoor wanneer alleen over de verdachte in algemene zin gesproken wordt en de verhoorders expliciet vragen of de verdachte ooit ernstig ziek geworden is.
Verder valt op dat [medeverdachte 1] door [naam bedrijf] geattendeerd werd op de begeleiding die gaande was, maar dat hij niet reageert op e-mails. Tot slot geeft [medeverdachte 1] er in het verhoor blijk van dat hij de rekening in de gaten hield, waarop hij de verdachte gemachtigd had. Hij moet dus gezien hebben dat Aegon geld uitkeerde aan [naam bv 1] en dat de verdachte geld door boekte naar andere rekeningen.
[medeverdachte 1] had dus een verzekering voor een werknemer, die geen werknemer was, die geen € 60.000,- of meer aan salaris had en die voor [medeverdachte 1] niet evident ziek was. De raadsvrouw heeft nog naar voren gebracht dat de verdachte dat wel was: hij was van de trap gevallen en is op de intensive care beland met een gebroken ruggenwervel. Zij heeft ter onderbouwing medische stukken overgelegd, waaruit op te maken valt dat de verdachte op 4 augustus 2009 door een ambulance naar het ziekenhuis in Sittard is gebracht. Uit die stukken blijkt echter niet van een opname op de intensive care of van gebroken wervels. In tegendeel: er staat expliciet dat er geen fracturen zijn en na opname op 4 augustus 2009 is de verdachte op 5 augustus 2009 weer naar huis gestuurd met paracetamol en naproxen. Hij had nog wat zeurende pijn onder in de rug. “Conclusie en beleid: val van een ladder, geen fracturen.” Er wordt verder nog beschreven dat hij een oudere inzakkingsfractuur had en degeneratieve afwijkingen aan de rug, maar die had hij dus al toen de verzekering werd afgesloten.
De verdachte voorzag Aegon van allerlei stukken die de claim moesten onderbouwen, maar die bij nadere bestudering op meerdere fronten ongerijmdheden bevatten. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op de raadselachtige jaaropgave op naam van [naam bv 2] en de e-mails waarin de verdachte zich voordoet als directeur van [naam bv 1] . De verdachte werkte, voor zover nodig, mee aan de verzuimbegeleiding. Als de maximale uitkeringstermijn bereikt is, houdt de verdachte op met meewerken. Een vervolguitkering via de WIA is kennelijk niet nodig; daarvoor moet een nieuw bewijstraject worden gevolgd waar de verdachte kennelijk geen behoefte aan had. De premies worden niet meer betaald. De verzekering wordt uiteindelijk geroyeerd wegens wanbetaling.
[medeverdachte 1] en de verdachte moeten dus geweten hebben dat Aegon niet alleen bij het afsluiten misleid werd, maar ook dat Aegon vervolgens feitelijk getild werd. Juridisch vertaald: bewogen werd tot de afgifte van geld door listige kunstgrepen en een samenweefsel van (schriftelijke) verdichtsels.
[medeverdachte 1] heeft dit allemaal bewust twee jaar lang toegelaten en de verdachte ongestoord zijn gang laten gaan op de bankrekening van [naam bv 1] waarop de uitkering binnenkwam, waardoor de verdachte het verzekeringsgeld kon opstrijken. Juridisch vertaald: er was oogmerk op het wederrechtelijk bevoordelen van de verdachte. De verdachte leverde waar nodig valse documenten in, die blanco ondertekend waren door [medeverdachte 1] of anderszins valselijk opgemaakt. Als [medeverdachte 1] gebeld werd, post of mails kreeg, speelde hij het spelletje mee of reageerde hij niet.
Op doorslaggevende momenten trad [medeverdachte 1] dus naar voren of hield hij zich juist van de domme, dat alles om de verdachte te helpen met iets wat van begin af aan niet door de beugel kon. Daarmee hebben de verdachten in samenspel elk een wezenlijke bijdrage geleverd aan het laten uitbetalen van 22 uitkeringen door Aegon. Die rollen gaan naadloos in elkaar op: ze zijn medeplegers van oplichting. Daarmee acht de rechtbank en het onder feit 1 tenlastegelegde bewezen.
Die conclusie wordt niet anders om reden dat Aegon niet grondig gecontroleerd heeft of de aanvraag wel naar waarheid was ingevuld en de uitkering op goede gronden geclaimd werd. Dat is nog aangevoerd door de verdediging, maar doet volgens de rechtbank niet ter zake. Los van het gegeven dat Aegon niet zomaar vertrouwelijke medische, financiële, dan wel fiscale informatie mag opvragen, geldt als uitgangspunt dat een verzekeraar moet kunnen vertrouwen op de gegevens die de verzekeringnemer hem levert. Als die slechte bedoelingen heeft en een web van leugens spint, is er geen reden hem bij betrapping vervolgens te disculperen, door de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer te leggen. Het gaat te ver om van Aegon te eisen dat zij de onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien.
Het verwijt van faillissementsfraude (feit 2)
Hiervoor is al vermeld dat een B.V. van de verdachte, [naam bv 3] , in 2007 failliet was gegaan. Bij dat faillissement is het niet gebleven. Op 22 november 2011 gaat de verdachte persoonlijk failliet. [21] Dit faillissement stond in relatie tot het eerdere zakelijke faillissement: de verdachte was wegens onbehoorlijk bestuur aansprakelijk voor de boedelschuld uit dit faillissement. Dit blijkt uit de aangifte van de curator. De verdachte moest in elk geval een voorschot op het faillissementstekort van [naam bv 3] betalen van € 25.000,-. [22]
De curator in het persoonlijke faillissement heeft op 15 oktober 2012 aangifte gedaan van fraude. De curator heeft deze aangifte toegelicht. Tot 15 oktober 2012 waren er in relatie tot het persoonlijk faillissement geen baten in de boedel aangetroffen. De frauduleuze handelswijze van de verdachte was erin gelegen dat hij inkomsten en vermogensbestanddelen verzweeg, ondanks herhaaldelijk vragen daarnaar en zelfs na sommatie daartoe: steevast gaf de verdachte aan over generlei inkomsten en/of vermogen te beschikken. De curator had echter vernomen dat de verdachte wel degelijk beschikte over vermogensbestanddelen in Duitsland en grote sommen geld ter beschikking had. Bij een bespreking op 10 oktober 2012 is daar expliciet naar gevraagd, maar ook toen ontkende de verdachte het bezitten van vermogensbestanddelen en/of geld. [23]
Het dossier bevat bewijs dat de verdachte verzwegen heeft wat van belang was voor zijn schuldeisers en de curator. In het onderzoek kwam naar voren dat de verdachte beschikte over bankrekeningen in Duitsland. Bij een doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef, werden dagafschriften aangetroffen, niet alleen van rekeningen op naam van de verdachte, maar ook op naam van zijn ex-partner [medeverdachte 4] . Er werden ook andere bescheiden aangetroffen. [24]
[medeverdachte 4] ontving op 19 december 2011, dus na het vonnis waarbij het faillissement werd uitgesproken, € 4.000,- van de verdachte. Dit geld was overgemaakt van een rekening van de verdachte bij de Kreissparkasse (bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] ), onder vermelding van: [vermelding] . [25] De verdachte heeft daarover verklaard bij de politie: “Ik heb dat geld verdiend. Het was mijn eigen geld.” [26]
Van de rekening bij de Kreissparkasse deed de verdachte op 6 december 2011 een overboeking van bijna € 15.827,- naar een bedrijf in windenergie en kreeg hij geld binnen van een lening: € 10.000,-. [27] Daarover verklaarde de verdachte toen hem werd voorgehouden dat hij 26 bankrekeningnummers in Duitsland had: “Ik kan me wel een bankrekening herinneren waar ik zeker van weet dat die gebruikt wordt voor de in- en uitgaven van een Solar Anlage, het opwekken van groene stroom. Dat betreffen zonnepanelen op een dak. Bij leningen in Duitsland worden wel rekeningnummers toegekend. Als je in Duitsland groene stroom opwekt, word je als ondernemer aangezien.”
Uit de dagafschriften blijken nog veel meer transacties. Na 21 november 2011 deed de verdachte vele betalingen en er kwam geld binnen, waaronder geld van [naam bv 1] op 30 november 2011. Er kwam ook huur binnen: € 960,-. Op 20 december 2011 kwam € 1.000,- aan huur binnen. Op 30 december 2011: € 2.000,- aan huur.
Op 7 december 2011 ontving de verdachte op deze rekening € 5.000,- van [medeverdachte 4] . Daarvan betaalde hij de hiervoor genoemde € 4.000,- vervolgens weer terug. De betalingen liepen door tot 31 december 2011: dan is het saldo negatief. [28]
In januari 2012 werden er betalingen gedaan aan een levensverzekering, opstal- en inboedelverzekeringen voor panden in Duitsland, energie voor panden in Duitsland en werd er contant gestort. [29] Het voorgaande is slechts en bloemlezing uit de dagafschriften.
Verder noemt de rechtbank nog de stand van de leningen die de verdachte in Duitsland had lopen: in totaal had hij per datum 30 december 2011 voor een bedrag van € 666.428,36 aan leningen. [30] Volgens de politie hielden deze leningen verband met hypotheken en het overzicht dat de politie heeft gemaakt vermeldt een totaal van deze schulden op 30 januari 2011 van € 616.002,36. [31]
De politie trof nog andere relevante bescheiden aan, zoals een belastingaanslag van de gemeente Selfkant in relatie tot panden die gelegen waren aan de [adres 1] , [adres 2] en de [adres 3] in Selfkant. De aanslag was gericht aan de verdachte. [32]
De ex-partner van de verdachte had onroerend goed op haar naam en uit de verhuur daarvan verkreeg zij inkomsten. [33] De verdachte ging bij zijn verhoor in op vragen hierover en uit het verhoor blijkt dat hij deze appartementen samen met haar beheerde. Op de vraag hoeveel appartementen hij en [medeverdachte 4] verhuurden antwoordde de verdachte: “een stuk of zeven appartementen.” Toen hem gevraagd werd waarom hij niet alles via de bank deed, antwoordde de verdachte: “Ik ben iemand van de oude sok, ik moet altijd over cash kunnen beschikken. De ene keer heb je 20.000 liggen en de andere keer heb je 5.000 euro liggen.” Op de vraag: hoe worden de huren van de appartementen ontvangen? antwoordde de verdachte: “Verschillend. Grotendeels op de bank en deels contant. Die gelden komen aan mij en [medeverdachte 4] toe. We hadden geen verdeelsleutel.” [34]
Uit dit bewijs blijkt dus dat de verdachte over geld (cash en op de bank) beschikte, over huurinkomsten, een levensverzekering en dat hij leningen had lopen in verband met onroerend goed in Duitsland. Voor de panden deed hij allerlei betalingen. Zonnepanelen werden kennelijk aangeschaft om op panden aan te brengen. De verdachte was weliswaar niet de eigenaar van die panden van [medeverdachte 4] , maar er is sprake geweest van economisch eigendom. Ook ontving de verdachte in 2011 nog altijd geld van de verzekering van Aegon en van [naam bv 1] . Van dat alles wist de curator niets. De verdachte heeft al die vermogensbestanddelen verzwegen. Dat staat in schril contrast met zijn bewering via het pleidooi dat hij altijd heeft meegewerkt en informatie gegeven heeft. Hij is ook niet voor niets geruime tijd in het faillissement gegijzeld geweest omdat hij geen inlichtingen verstrekte. Dat alles betekent dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens de rechten van zijn schuldeisers heeft willen frustreren door baten niet te verantwoorden en goederen aan de boedel te onttrekken.
Die onttrekking ziet niet alleen op wat zich na het uitspreken van het faillissement heeft afgespeeld tot aan de dag van de aangifte van de curator. De bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers moet eerder zijn begonnen. In dat verband verwijst de rechtbank wederom naar de transacties die op de dagafschriften van de Kreissparkasse te zien zijn vanaf januari 2011, die eenzelfde patroon laten zien als het hiervoor beschreven patroon. [35] In de aanloop naar zijn faillissement heeft de verdachte daar geen melding van gemaakt, anders had de curator daar al vanaf zijn benoeming rekening mee kunnen houden.
Het is echter lastig een startpunt te bepalen, omdat de rechtbank in het dossier niet kan aanwijzen wanneer de verdachte precies moet hebben geweten dat zijn persoonlijk faillissement op handen was. Het enige harde aanknopingspunt biedt het vonnis van 22 november 2011. Daarin staat vermeld dat op 29 juli 2011 het verzoekschrift bij de rechtbank is binnengekomen waarin het faillissement werd aangevraagd. Dat is dus het moment waarop de verdachte zeker moet hebben geweten dat hij voornoemde vermogensbestanddelen beschikbaar moest houden voor zijn schuldeisers en de curator.
Het witwassen (feit 3)
Hiervoor is al beschreven dat de verdachte uit misdrijf een bedrag van € 141.440,68 heeft verkregen. Daar tegenover hebben premiebetalingen gestaan (€ 11.789,84). In totaal is er dus € 129.650,84 criminele winst voor de verdachte ontstaan.
Dat geld heeft hij overgemaakt van [naam bv 1] naar rekeningen van hemzelf en van zijn ex-partner. Er ging ook geld naar het buitenland. Door het geld zo verspreid weg te sluizen heeft de verdachte de criminele herkomst van het geld verhuld.
In het onderzoek naar de geldstromen kwam ook naar voren dat in de periode van 26 juni 2009 tot en met 16 december 2010 contante stortingen zijn gedaan op de rekening van [naam bv 1] voor een bedrag van € 31.755,-. [36] De rechtbank neemt met de officier van justitie aan dat de verdachte deze stortingen heeft gedaan. De herkomst van dat geld is niet traceerbaar en de rechtbank plaatst die in het licht van het faillissement van [naam bv 3] . In het kader van het persoonlijk faillissement staan namelijk belastingschulden vermeld in verband met niet alleen [naam bv 3] maar ook met [naam bv 2] De verdachte moest privé en voor [naam bv 2] aan de curator geld betalen in het faillissement van [naam bv 3] . [37] Dat levert met het bewijs van de faillissementsfraude van feit 2 voldoende reden op om aan te nemen dat het contante geld onttrokken werd door de verdachte aan de boedel van [naam bv 3] . Ook dat contante storten is dus het verhullen van geld uit misdrijf. De verdachte had een pasje van de rekening van [naam bv 1] en het is niet aannemelijk dat [medeverdachte 1] dit geld heeft gestort: de verdachte beheerde de rekening.
De verdachte gebruikte de [naam bv 1] -rekening, zoals gezegd, om geld binnen te laten komen, niet alleen van de verzekering en uit een contante bron, maar ook van de handel van zijn zoon [medeverdachte 2] in postzegels. Dat blijkt uit skypegesprekken tussen vader en zoon en de vele betalingen voor geleverde postzegels die op de rekening van [naam bv 1] zijn binnengekomen (€ 1.801.706,40). [38] In die gesprekken wil [medeverdachte 2] het geld terug hebben, waarvan zijn vader beloofd had dat hij er altijd over kon beschikken. [medeverdachte 2] verwijt zijn vader dat hij het geld van zijn zoon in aandelen laat zitten. Dat klopt, omdat de verdachte onder andere geld van [naam bv 1] heeft overgemaakt naar een beleggingsrekening van [medeverdachte 4] . Dit betreft in elk geval een bedrag van € 61.500,-. Daarover heeft de verdachte bij de politie verklaard. [39]
De verdachte boekte voortdurend geld naar andere rekeningen. Het geld dat de klanten van het bedrijf van zijn zoon betaalden (overwegend via iDealbetalingen), werd zo ook doorgeboekt, deels ook weer naar het buitenland, naar rekeningen van de verdachte en [medeverdachte 4] . Uit het dossier blijkt dat vader en zoon geen belastingaangifte deden. De verdachte was in 2007 uitgeschreven in Nederland en had belastingschulden. [40] De verdachte hielp dus niet alleen zichzelf, maar ook zijn zoon door het geld uit de postzegelhandel door te boeken naar zijn eigen rekening of rekeningen van [medeverdachte 4] , waaronder een beleggingsrekening. Naar de rekeningen van [medeverdachte 4] ging een totaalbedrag van € 121.050,-. [41] Zij ontving dus geld uit de (fiscale) misdrijven van haar ex-partner en zoon.
Naar de rekeningen van de verdachte en de en/of rekening met [medeverdachte 4] is in totaal € 124.225,- overgeboekt. [42]
De verdachte beschikte tot slot nog over een rekening in Duitsland van iemand anders, genaamd [naam] . Bij de doorzoeking van de verblijfplaats van de verdachte in Duitsland werden bank- en pingegevens gevonden. [43] Naar die rekening werd in totaal € 56.567,48 geboekt. [44] [naam] zelf kon nooit worden getraceerd. De verdachte heeft daarmee wederom verhuld dat het geld uit misdrijf afkomstig was, inclusief het verbergen van inkomsten voor de fiscus, door te doen of het toebehoorde aan [naam] .
In totaal heeft de verdachte een bedrag van € 301.842,48 weggesluisd, zijnde de optelsom van de bedragen die naar de rekeningen van de verdachte, [medeverdachte 4] en [naam] zijn gegaan. Dat heeft zich over een langere periode afgespeeld en door middel van een continu verrichten van transacties. Er is dus sprake van gewoontewitwassen, zoals primair ten laste is gelegd.
De rechtbank zal voornoemd bedrag niet opnemen in de bewezenverklaring. Dat heeft te maken met het volgende. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] zich bezig hield met het verkopen van nagemaakte postzegels. Alles wat de verdachte doorsluisde uit die verkopen had dus een criminele herkomst. Niet bewezen echter kan worden dat de verdachte van de nagemaakte zegels wist. Hem kan alleen verweten worden dat hij [medeverdachte 2] hielp inkomsten te verbergen voor de fiscus. Dan heeft strikt genomen alleen het bedrag dat aan de fiscus afgedragen had moeten worden te gelden als door de verdachte witgewassen crimineel geld. Dat bedrag kan de rechtbank op basis van dit dossier niet becijferen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
in de periode van 2 juli 2009 tot en met 4 augustus 2011 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, Aegon Schadeverzekering N.V. heeft bewogen tot de afgifte van 141.440,68 euro, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk een verzuimverzekering op naam van [naam bv 1] afgesloten bij Aegon Schadeverzekering N.V. en daarbij doen voorkomen dat hij, [verdachte] , werknemer was van [naam bv 1] en vervolgens bij Aegon melding gedaan van ziekte- of arbeidsverzuim van hem, [verdachte] , terwijl hij wist dat [naam bv 1] feitelijk geen werknemers in dienst had, waardoor Aegon Schadeverzekering N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2
in de periode van 29 juli 2011 tot en met 2 mei 2012 in Nederland en/of in Duitsland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 22 november 2011 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers baten niet heeft verantwoord en goederen, te weten inkomsten uit uitkering van Aegon Schadeverzekering N.V. en huuropbrengsten en overige genoten inkomsten, aan de boedel heeft onttrokken;
Feit 3 primair
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 mei 2012, in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders, van een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, verhuld, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van oplichting
Feit 2
bedrieglijke bankbreuk
Feit 3 primair
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vindt een korting van 30 procent gepast, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de tijd die de verdachte gegijzeld is door middel van een inbewaringstelling op grond van artikel 87 van de Faillissementswet. De verdachte heeft geen strafblad. De raadsvrouw heeft verder gewezen op de leeftijd van de verdachte en zijn gezondheidsklachten. Als aan de verdachte straf wordt opgelegd, dan zou volstaan moeten worden met een geheel voorwaardelijke straf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Fraude is een veelvoorkomend misdrijf en heeft veel gedaanten. Vergelijking van fraudezaken is niet altijd eenvoudig. Kenmerk is wel altijd dat iemand geld verkrijgt ten koste van anderen. Dat kunnen particulieren zijn, bedrijven of de overheid. In dit geval is Aegon gedupeerd en hebben de curator en de crediteuren het nakijken gehad. Een belangrijke crediteur is de belastingdienst. Ook banken moeten nog geld krijgen. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de verdachte sinds de bewezenverklaarde periode tot op heden niet meewerkt. Hij zegt wel dat hij dat doet, maar dat is niet zo. In het openbare register staat dat het faillissement tot op heden niet is afgewikkeld. [45] Dat alles terwijl er dus wel voldoende vermogenscomponenten waren om in elk geval een deel te betalen.
Verder is er nog het bewezenverklaarde witwassen: ook dat is een vorm van fraude.
Door fraude wordt naast het duperen van anderen ook het vertrouwen in het economische en maatschappelijke verkeer geschaad. De diensten van een verzekeraar zijn belangrijk. Een verzekering rust nog altijd op solidariteit: de premiebetalers dragen gezamenlijk de kosten, als één van hen getroffen wordt door een nare gebeurtenis. Fraude drijft die kosten alleen maar op. Aegon moet mede door het gedrag van de verdachte voortdurend investeren in fraudeopsporing en -preventie. Die kosten belanden dan weer bij de bonafide burger die zich aan de regels houdt. Fraude grijpt dus diep in de samenleving in. De verdachte is verantwoordelijk voor een fraudebedrag van € 141.440,68. Daar tegenover hebben premiebetalingen gestaan (€ 11.789,84). In totaal is er dus een schadepost voor Aegon van in elk geval € 129.650,84.
Het economische verkeer wordt eveneens ernstig geschaad door faillissementsfraude. Curatoren worden bewust om de tuin geleid. Zij zijn beperkt in hun mogelijkheden om fraude te ontrafelen en faillieten, zoals de verdachte, frustreren waar mogelijk. De schade van deze vorm van fraude op jaarbasis is enorm. De schulden in het faillissement van de verdachte bedroegen volgens de aangifte van de curator meer dan € 300.000,-.
Bij het fraudebedrag moet tot slot nog het witwasbedrag worden opgeteld. Dat valt niet exact te becijferen, maar is ook substantieel.
De verdachte geeft blijk van een graaiersmentaliteit. De verdachte ging schaamteloos te werk: in mei 2010 doet hij zich voor als directeur en verhoogt hij doodleuk het “salaris” naar meer dan € 77.000,-. Ter zitting laat hij zijn raadsvrouw onwaarheden verkondigen: hij heeft op 4 augustus 2009 geen ruggenwervel gebroken. Hij heeft een verzekering laten afsluiten om daar zo snel mogelijk van te kunnen profiteren. Het maakt hem niet uit wie hij dupeert: geld is het enige wat telt. Vreemd genoeg heeft hij voor zijn parasitaire levenswijze zelfs over dat men hem in het kader van zijn faillissement vastzet. De rechtbank verwacht niet dat de verdachte zijn vermogen alsnog toegankelijk zal maken voor de schuldeisers.
Dat alles maakt dat in beginsel niet volstaan kan worden met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. Bij fraude wordt in strafzaken vaak aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van de strafrechter (LOVS oriëntatiepunten voor de straftoemeting). Die sluiten aan bij het fraudebedrag en zijn in 2012 tot stand gekomen, onder andere op basis van de straffen die in de daaraan voorafgaande jaren werden opgelegd. De periodes die de rechtbank bewezen acht in deze zaak vallen daaronder. De rechtbank zoekt daarom in de oriëntatiepunten een vertrekpunt voor de straf. Bij een bedrag tussen de € 250.000,- en € 500.000,- geldt dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden.
De ernst van de feiten en de mentaliteit van de verdachte maken dat de rechtbank bewust fors boven het oriëntatiepunt en de eis van de officier van justitie uitgaat. Ook uit oogpunt van generale preventie vindt de rechtbank een hard signaal gepast. Een allesomvattende fraude als de onderhavige mag niet lonen.
De rechtbank beschouwt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden voor zo’n langdurige en allesomvattende fraude een gepaste straf.
Omdat de strafzaak lang geduurd heeft past de rechtbank een korting toe vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Die bedraagt volgens de aanwijzingen van de Hoge Raad 10 procent, 3 maanden dus. Voor een hogere korting ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte heeft gezondheidsproblemen, maar die zijn niet van dien aard dat hij detentieongeschikt is of dat detentie voor hem onevenredig zwaar zou zijn. Dat de verdachte langdurig in faillissementsbewaring genomen is, heeft hij aan zichzelf te wijten. Hij heeft immers te voldoen aan de opdrachten van de curator en bleef hardnekkig verzwijgen dat hij vermogensbestanddelen in Duitsland heeft. Daar houdt de rechtbank dan ook geen rekening mee. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 27 maanden.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Aegon Schadeverzekering N.V. heeft een vordering ingediend van € 141.440,68.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat nu de verdachte failliet is verklaard, de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De verdachte is op 22 november 2011 failliet verklaard. De vordering in het strafproces moet worden beoordeeld aan de hand van het civiele (aansprakelijkheids)recht. In het civiele recht is een vordering in een procedure niet-ontvankelijk door het persoonlijk faillissement van een gedaagde. De eiser, in dit geval Aegon Schadeverzekeringen N.V., moet zich dan met de vordering wenden tot de curator. Dat alles betekent dat de benadeelde partij in deze strafprocedure niet kan worden ontvangen in de vordering.
De rechtbank heeft wel de mogelijkheid ambtshalve te bepalen dat de verdachte de schade moet betalen door aan hem de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Het faillissement staat daaraan niet in de weg. De staat, het CJIB, zal dan proberen het schadebedrag te innen bij de verdachte. Ook dan zal men echter weer terecht komen bij de curator en een veroordeelde die niet meewerkt met die curator. Die tussenstap heeft Aegon wat de rechtbank betreft niet nodig: zij is voldoende geëquipeerd om de incasso van de vordering na te kunnen streven via de curator.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 326, 341 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 4 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen en J.G.A.M. Spijkers, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 juli 2009 tot en met 9 februari 2012 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerkers van) Aegon Schadeverzekering NV heeft/hebben bewogen tot de afgifte van 141.440,68 euro althans een hoeveelheid geld in de vorm van (een) uitkering(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een verzuimverzekering op naam van [naam bv 1] afgesloten bij Aegon Schadeverzekering NV en/of (daarbij) doen voorkomen dat hij, [verdachte] , werknemer was van [naam bv 1] en/of (vervolgens) bij Aegon melding gedaan van ziekte- of arbeidsverzuim van hem, [verdachte] , terwijl hij wist dat [naam bv 1] een zogenaamde ‘postbus-BV’ was en/of dat [naam bv 1] feitelijk geen werknemers in dienst had, waardoor (een of meer medewerkers van) Aegon Schadeverzekering NV werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007, althans 8 juli 2009, tot en met 2 mei 2012, in de gemeente(n) Sittard-Geleen en/of Beek, althans in Nederland en/of in Duitsland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht van 22 november 2011, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s) baten niet heeft verantwoord en/of een of meer goederen, te weten inkomsten uit werk en/of uitkering van Aegon Schadeverzekering NV en/of huuropbrengsten en/of winst uit onderneming namelijk [naam bv 1] en/of overige genoten inkomsten, aan de boedel heeft onttrokken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 2 mei 2012, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders, van een voorwerp, te weten een
hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2009 tot en met 2 mei 2012, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of
omgezet, althans van een voorwerp, te weten een hoeveelheid/hoeveelheden geld, namelijk totaal 1.877.970,08 euro althans een geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 6 november 2012 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke en/of rechtsperso(o)n(en), bestaande uit onder meer [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 6] en [naam bv 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr) en/of het plegen van witwassen (artikel 420ter Sr) en/of het plegen van oplichting (artikel 326 Sr) en/of het plegen van bedrieglijke bankbreuk (artikel 341 Sr).

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de bovenregionale recherche Zuid-Nederland, proces-verbaalnummer 228C120415, gesloten d.d. 28 juni 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 14760, alsmede op niet genummerde bescheiden.
2.Het geschrift Aangifte verzekeringsfraude door Aegon Schadeverzekering NV, p. 8526.
3.Het geschrift, p. 13663 tot en met 13683.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 9365, 9366 en 9367.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 9236, 9237 tot en met 9239.
6.Het geschrift, de brief d.d. 9 augustus 2012, p. 3247 tot en met 3249.
7.Het proces-verbaal bevindingen beoordeling bescheiden ING-bank, p. 13598.
8.Het proces-verbaal inzake premiebetalingen door [naam bv 1] aan Aegon en SAL, p. 13655 en 13709 tot en met 13711 (DOC 2957) en het Proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Wetboek van Strafvordering) tegen diverse personen, p. 13563, onder 4. Bevindingen.
9.Het geschrift, p. 13637.
10.Het proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Wetboek van Strafvordering) tegen diverse personen, p. 13564.
11.Het proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Wetboek van Strafvordering) tegen diverse personen, p. 13561, 13564, het proces-verbaal bevindingen beoordeling bescheiden ING-bank, p. 13598 en 13599 en het excel-overzicht, p. 13613.
12.Het proces-Verbaal onderzoek beslag (H08) [adres 4] , p. 13658, p. 13662, p. 13656 en 13657.
13.Het proces-verbaal beschrijving valse bescheiden inzake oplichting Aegon, p. 13649 tot en met 13654.
14.Het geschrift Jaaropgave 2009, p. 13695.
15.Het geschrift, p. 13694.
16.De geschriften DOC.2749.72, p. 3318 en DOC.2749.86, p. 13705.
17.Het geschrift aangifte ter zake van vermoedelijke faillissementsfraude, p. 13370.
18.Het geschrift offerte, p. 13678.
19.De processen-verbaal verhoor verdachte, p. 9715 tot en met 9723, 9725, 9733 en 9739 tot en met 9742.
20.De processen-verbaal van verhoor verdachte, p. 4362, 3473, 3474, 3477 en 3481.
21.Het vonnis van de rechtbank Maastricht d.d. 22 november 2011, niet opgenomen in de doornummering.
22.Het geschrift Aangifte ter zake van vermoedelijke faillissementsfraude met bijlage Vragenlijst curator, p. 13370.
23.Het geschrift, inhoudende een brief per e-mail d.d. 15 oktober 2012, p. 13376 tot en met 13378.
24.Het Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, adres: [adres 4] (D), p. 13385 en 13386.
25.Het geschrift doc 2694, p. 3164.
26.Het proces-verbaal van verhoor, p. 3491.
27.Het geschrift doc 2694, p. 3173
28.Het geschrift doc 2694, p. 3163, 3164, 3165, 3166.
29.Het geschrift doc 2694, p. 3167 tot en met 3169.
30.Het geschrift doc 2694, p. 3166: vermeld worden vier saldi o.v.v. Darl. –Leistung
31.Het Proces-Verbaal onderzoek beslag (H08) [adres 4] (D), p. 5389.
32.Het geschrift doc 2691, p. 5551.
33.Het overzichtsproces-verbaal, p. 13352.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 3505.
35.Het geschrift doc. 2694, p. 3160 tot en met 3163.
36.Het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 12283 en 12284.
37.Het geschrift faillissementsverslag, p. 13372 tot en met 13374.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1840 en het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 12283.
39.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 13298.
40.Het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 12279 en p. 12282.
41.Het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 12288.
42.Het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 12288.
43.Het proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 13356 en het Proces-verbaal van bevindingen, p. 3007, het geschrift DOC 2696, p. 3184 en 3185.
44.Het proces-verbaal overboekingen van [naam bv 1] naar Duitse bankrekening [naam] , p. 12660 en 12661.
45.Informatie uit het insolventieregister d.d. 16 januari: insolventienummer F.03/11/270.