ECLI:NL:RBLIM:2019:8155

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
03/040924-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid vrachtwagenchauffeur

Op 9 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 13 juni 2018 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de Rijksweg N273 te Haelen. De verdachte, een beroepschauffeur, werd beschuldigd van het veroorzaken van het ongeval door onoplettend rijgedrag, wat resulteerde in de dood van een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had gelet op de stilstaande voertuigen voor hem en dat hij onvoldoende had gereageerd op de verkeerssituatie. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat leidde tot een veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 augustus 2019, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door zijn onoplettendheid en het niet tijdig afremmen, het ongeval had kunnen voorkomen. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, zoals zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.040924.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende aan de [geboortedatum] .
Verdachte wordt bijgestaan door mr. E.H.J. van der Heijden, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 augustus 2019. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten een botsing is ontstaan tussen zijn vrachtwagen en een personenauto met daarin [slachtoffer] , waardoor [slachtoffer] is gedood, dan wel dat verdachte als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt of dat hij het verkeer op de weg heeft gehinderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie acht ten aanzien van het primair ten laste gelegde dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval en wijst daarbij op de volgende omstandigheden. Verdachte is een beroeps- en vrachtwagenchauffeur, hij reed over een overzichtelijke weg en hij heeft zijn voertuig niet op tijd tot stilstand gebracht terwijl hij daar ruimschoots de mogelijkheid voor heeft gehad. Dat verdachte zeer kort voor het ongeval heeft geremd maakt dit alles niet anders. Ook de vraag of het verkeerslicht rood of groen licht uitstraalde maakt dit niet anders.
De officier van justitie acht ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dat het gevaarscheppend gedrag een gegeven is, nu er een dode valt te betreuren ten gevolge van het ongeval.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
De raadsman deelt ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit mede dat verdachte geen schuld in de zin van de Wegenverkeerswet (WVW) had aan het verkeersongeval, omdat hij heeft gehandeld zoals van hem mag worden verwacht. Verdachte heeft zijn snelheid teruggebracht, het verkeerslicht straalde groen licht uit en hij heeft geremd. Het maken van een verkeersfout is onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De raadsman deelt ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit mede dat verdachte geen gevaar scheppend gedrag heeft vertoond. Hij heeft een inschattingsfout gemaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Algemeen
Op 13 juni 2018 vond omstreeks 7:57 uur een ongeval plaats op de Rijksweg N273 te Haelen. Dit betreft een voor het openbaar verkeer openstaande weg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 80 km/h geldt. De lichtgesteldheid was daglicht en het wegdek was droog. Verdachte is de bestuurder van een Belgische vrachtauto met daaraan gekoppeld een oplegger. Verdachte reed tegen de achterzijde van de personenauto (Opel Corsa-C) waarin [slachtoffer] als bestuurder optrad. De Opel Corsa-C werd opgeduwd tegen de achterzijde van de oplegger die achter een Nederlandse vrachtwagen was gekoppeld. [2] [slachtoffer] is ten gevolge van de aanrijding aan zijn verwondingen overleden. [3]
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994
De afdeling VerkeersOngevallenAnalyse van de Politie Eenheid Limburg deed onderzoek naar de oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval. [4]
De Rijksweg N273 verliep, vanaf ongeveer 800 meter vóór de ongevalslocatie, vanwege een brug over het spoor, over een afstand van ongeveer 400 meter omhoog. Vervolgens verliep de weg, na die brug, in de richting van de ongevalslocatie omlaag. [5]
Voor de ongevalslocatie stonden:
- op ongeveer 160 meter een bord K5 van bijlage 1 van het RVV 1990 (voorwegwijzer);
- op ongeveer 120 meter een geel knipperlicht op een achtergrondschild. Onder dat geel knipperlicht was bord J32 van bijlage 1 van het RVV 1990 (verkeerslichten) aangebracht, met als onderbord ‘300 meter’;
- op ongeveer 75 meter bord L4 van bijlage 1 van het RVV 1990 (voorsorteren). [6]
Achtereenvolgens stonden de bestuurders met navolgende voertuigen in een rij stil voor een verkeerslicht op de Rijksweg N273 te Haelen, in de rijrichting van Venlo: drie personenauto’s, daarachter een trekker, DAF CF 400 FT, met oplegger, Krone SD (de Nederlandse combinatie), daarachter stond als laatste een personenauto, Opel Corsa-C. Verdachte naderde, vanuit de richting België, over die Rijksweg N273, als de bestuurder van een trekker, DAF XF, met oplegger, Buick Bulthuis (de Belgische combinatie). [7]
De gedownloade digitale data uit de tachografen van de Nederlandse en Belgische combinaties is onderzocht en er is een analyse gemaakt. [8] Daaruit is onder andere het volgende gebleken.
De snelheid van de Belgische combinatie op een afstand van ongeveer 395 meter tot de plaats van het ongeval liep terug vanaf 73 km/h tot 67 km/h. Deze vertraging kwam overeen met het gas loslaten. Op een afstand van 193 meter tot de plaats van het ongeval liep de snelheid vanaf 67 km/h terug tot 50 km/h. Deze vertraging kwam overeen met gas loslaten c.q. afremmen met behulp van de motorrem. Aansluitend liep de snelheid abrupt in 0,25 seconde vanaf 50 km/h terug tot 40 km/h. Op het moment van de botsing, waarbij de Opel tegen/onder de achterzijde van de Nederlandse combinatie werd geduwd, reed de Belgische combinatie met een snelheid van 40 km/h. [9] Daarna liep de snelheid abrupt vanaf 40 km/h terug tot 18 km/h. Gedurende deze vertraging liepen de vertragingswaarden zodanig hoog op dat deze onder normale omstandigheden niet zelf met deze trekker met oplegger kunnen worden ontwikkeld. Een dergelijke uitzonderlijke registratie duidt er op dat er een grote kracht van buiten af op de combinatie wordt uitgeoefend tegengesteld aan de rijrichting van dit voertuig (botsregistratie). [10]
De Nederlandse combinatie stond 9 seconden stil op het moment dat de Opel tegen/onder de achterzijde van de Nederlandse combinatie werd geduwd. Abrupt liep de snelheid vanaf 0 km/h op tot 26 km/h en terug tot 0 km/h. Gedurende deze beweging werd de combinatie over een afstand van ongeveer 9 m verplaatst. Gedurende de versnelling liepen de versnellingswaarden zodanig hoog op dat deze onder normale omstandigheden niet zelf met deze trekker met oplegger kunnen worden ontwikkeld. Een dergelijke uitzonderlijke registratie duidt er op dat er een grote kracht van buiten af op de combinatie wordt uitgeoefend in de rijrichting van dit voertuig (botsregistratie). [11]
Toen verdachte zich op 9 seconden vóór de botsplaats bevond, was hij die botsplaats op circa 118 meter genaderd. Hij reed toen met een snelheid van 63 km/h (: 3,6) = 17 m/s. Indien hij op dat moment het gas had los gelaten, dan wel een comfortabele remming had ingezet met een vertraging van ongeveer 2 m/s2, dan zou hij ongeveer 77 meter nodig hebben gehad om tot stilstand te komen. Hij had zijn voertuig dan achter de Opel tot stilstand kunnen brengen en had dit ongeval niet plaats gevonden. [12]
Uit het onderzoek is niet komen vast te staan dat de Opel achter de Nederlandse combinatie stilstond, dan wel de Nederlandse combinatie rijdend naderde. [13]
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 26 augustus 2019, zakelijk weergegeven, dat hij werkzaam is als vrachtwagenchauffeur bij een transportbedrijf. Hij reed plankgas de brug omhoog en hij liet boven op de brug, bij het naderen van de stoplichten, het gas los. Hij hoopte dat de stoplichten groen licht zouden uitstralen en hij hield er rekening mee dat de stoplichten rood licht zouden uitstralen. Hij wilde voorkomen dat hij de vrachtwagen met oplegger vanuit stilstand zou moeten optrekken. De oplegger was op één ton na volgeladen. [14]
Overwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 13 juni 2018 te Haelen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer] is gedood. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld, in de zin van artikel 6 WVW 1994, heeft gehad aan het verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] is gedood. Voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is vereist dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij de beoordeling daarvan komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende overwegingen.
Verdachte is een beroeps- en vrachtwagenchauffeur. Op hem rust, vanwege zijn beroep, een bijzondere zorgplicht, de zogeheten ‘Garantenstellung’. Verdachte reed over de Rijksweg N273 te Haelen, zijnde een overzichtelijke weg, met in de berm verschillende (waarschuwings)borden. Verdachte hoopte dat het verkeerslicht groen licht zou (gaan) uitstralen en hij wilde voorkomen dat hij met de vrachtwagen en oplegger vanuit stilstand zou moeten optrekken. Hij heeft hierbij onvoldoende gereageerd op de rij (stilstaande) voertuigen voor het stoplicht op de Rijksweg N273, waaronder de Nederlandse combinatie die al 9 seconden stil stond. De door verdachte ingezette vertraging door middel van het loslaten van het gas c.q. afremmen met behulp van de motorrem was een onvoldoende adequate reactie op de genoemde stilstaande rij die hij had kunnen en moeten zien. Verdachte reed met een snelheid van 40 km/h tegen de achterzijde van de Opel, het achterste voertuig in de rij. De Opel werd hierdoor tegen en deels onder de stilstaande Nederlandse combinatie geduwd. Verdachte zou ook tegen de Nederlandse combinatie zijn gereden als de Opel er niet was geweest, gelet op zijn snelheid. Verdachte had dit ongeval kunnen voorkomen door tijdig en voldoende af te remmen of uit te wijken. De rechtbank is van oordeel dat het voor de beoordeling van het schuldvereiste niet van belang is of het verkeerslicht ten tijde van of net voor de aanrijding groen of rood licht uitstraalde. De Nederlandse combinatie stond immers al 9 seconden stil en verdachte had hier op moeten reageren ongeacht welke kleur licht het verkeerslicht uitstraalde. De rechtbank is van oordeel dat het voor de beoordeling van het schuldvereiste ook niet van belang is of verdachte wel of niet geremd zou hebben met de bedrijfsrem. Zo verdachte wel heeft geremd dan heeft hij in ieder geval veel te laat geremd om het ongeval te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is en dat zijn rijgedrag als zeer onoplettend kan worden beschouwd. Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is daarmee bewezen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat aan het verdachtes schuld te wijten is dat op 13 juni 2018 te Haelen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is gedood.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 13 juni 2018 te Haelen als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N273, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, een aantal voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook stilstaande dan wel (langzaam) rijdende motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet althans niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet voldoende heeft verminderd en niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen waardoor een aanrijding is ontstaan met zijn, verdachtes motorrijtuig en een voor hem stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, personenauto, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie acht dat er sprake is van een hogere mate van schuld dan aanmerkelijke schuld. Verdachte, beroeps- en vrachtwagenchauffeur, reed namelijk over een overzichtelijke weg en hij heeft niet gereageerd op een situatie die hij kon verwachten. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en de mate van schuld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft nog altijd veel herbelevingen en heeft nog altijd grote moeite met het verwerken van hetgeen is gebeurd. Verdachte heeft daarbij psychologische hulp. Hij mijdt zoveel mogelijk de plek van het ongeval. Verdachte heeft een blanco strafblad. Verdachte is een beroepschauffeur en kan niet zonder zijn rijbewijs. Hij rijdt zowel in België als in Nederland.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft als beroepschauffeur en bestuurder van een vrachtwagen met oplegger van, naar eigen zeggen, 43.000 kilogram zeer onoplettend gehandeld. Hij heeft een, aan zijn schuld te wijten, ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] is gedood.
Uit de slachtofferverklaring van [nabestaande] ter terechtzitting is gebleken dat zij, haar kinderen en hun familie en vrienden immens verdriet ondervinden van de gevolgen van dit ongeval, het overlijden van hun man, vader, zoon, broer en vriend en dat dit hun levens zeer ingrijpend heeft veranderd. Ook zij hebben professionele ondersteuning gezocht bij het verwerken van deze afschuwelijke gebeurtenis.
Verdachte heeft het ongeval niet moedwillig veroorzaakt. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verdachte stoffen heeft gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verschrikkelijke spijt heeft en dat hij de tijd zou willen kunnen terugdraaien. Strafoplegging is in deze zaak, naast het preventieve aspect, dan ook niet zozeer gericht op vergelding van het opzettelijk aanrichten van leed, maar veeleer op de erkenning van het leed dat de nabestaanden is toegebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, gedateerd 28 mei 2019, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank constateert dat verdachte niet eerder voor een verkeersdelict is veroordeeld.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in acht de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Deze dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en gaan uit van delicten gepleegd door
first offenders. Volgens deze oriëntatiepunten kan in gevallen waarin zeer onoplettend gedrag bewezen is verklaard aansluiting worden gezocht bij de categorieën ‘ernstige schuld’ en ‘zeer hoge mate van schuld’. Bij de categorie ‘zeer hoge mate van schuld’ kan gedacht worden aan gevallen die meer neigen naar of grenzen aan roekeloosheid (te denken valt aan wegpiraterij en wegraces). Hiervan is in deze zaak geen sprake. De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat er sprake is van ‘ernstige schuld’ aan de zijde van verdachte. Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS is het vertrekpunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld aan de zijde van verdachte (die geen alcohol had genuttigd) en de dood van het slachtoffer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank acht, gelet op de ernst en gevolgen van de verweten gedraging én de mate van schuld, een straf en een bijkomende straf op zijn plaats. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte of anderszins geen reden om af te wijken van de in de oriëntatiepunten genoemde gevangenisstraf, en acht een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden passend en geboden. De rechtbank acht een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar op zichzelf beschouwd passend. In de omstandigheid dat verdachte, als beroepschauffeur, al geruime tijd probleemloos zijn vak heeft uitgeoefend en heeft gereden, en ter terechtzitting blijk heeft gegeven van oprechte spijt, ziet de rechtbank echter aanleiding deze bijkomende straf in deels voorwaardelijke vorm aan verdachte op te leggen, te weten voor de duur van 1 jaar, en bepaalt daarbij een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. V.P. van Deventer,
mr. M.A. Teeuwissen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.J.J.L. Hermans, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2019.
Buiten staat
mr. L.J.J.L. Hermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Haelen, in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg N273 (Napoleonsweg), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, een aantal voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook stilstaande dan wel (langzaam) rijdende motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet althans niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen, althans niet in staat is geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes motorrijtuig en een voor hem stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, personenauto, met als bestuurder voornoemde [slachtoffer] ;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2018 te Haelen, in de gemeente Leudal als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, N273 (Napoleonsweg), een aantal voor hem, verdachte, op dezelfde rijstrook stilstaande dan wel (langzaam) rijdende
motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet althans niet voldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet
voldoende heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen, althans niet in staat is geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, dienst regionale operationele samenwerking (LB), afdeling infrastructuur (LB), team verkeer (LB), proces-verbaalnummer PL2300-2018088352-1, gesloten d.d. 20 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 20 januari 2019, pagina’s 2 t/m 12.
3.Proces-verbaal overlijdensonderzoek, lijkschouw en identificatie onderzoek d.d. 12 november 2018, pagina’s 45 en 46.
4.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina’s 13 t/m 41.
5.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina 18.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina 21.
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina 16.
8.Proces-verbaal Tachograafdata onderzoek d.d. 2 oktober 2018, pagina’s 47 t/m 68.
9.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina’s 36 en 37.
10.Proces-verbaal Tachograafdata onderzoek d.d. 2 oktober 2018, pagina 60.
11.Proces-verbaal Tachograafdata onderzoek d.d. 2 oktober 2018, pagina 59.
12.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina 38.
13.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 31 december 2018, pagina 37.
14.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 26 augustus 2019.