ECLI:NL:RBLIM:2019:8149

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
6 september 2019
Zaaknummer
03/661223-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige kinderen door stiefbroer met gevangenisstraf van 4 jaar

Op 6 september 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefzusje en stiefbroertje, beiden onder de twaalf jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 maart 2017, meermalen handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers. De zaak kwam aan het licht na aangifte door de moeder van de kinderen op 15 april 2017, waarna een uitgebreid onderzoek volgde.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2019 zijn de verklaringen van de slachtoffers en getuigen besproken. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, onder verwijzing naar mogelijke onbetrouwbaarheid van de verklaringen. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de kinderen gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van de slachtoffers en het misbruik van het vertrouwen dat de kinderen in de verdachte stelden. De straf is hoger dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de langdurige en ernstige impact van het misbruik op de slachtoffers in aanmerking nam. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661223-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1989,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:meermalen het lichaam van [slachtoffer 1] seksueel is binnengedrongen, terwijl deze nog geen 12 jaar oud was, dan wel dat hij als stiefbroer en/of oppas van [slachtoffer 1] meermalen ontucht met haar heeft gepleegd;
Feit 2:meermalen het lichaam van [slachtoffer 2] seksueel is binnengedrongen, terwijl deze nog geen 12 jaar oud was, dan wel dat hij als stiefbroer en/of oppas van [slachtoffer 2] meermalen ontucht met hem heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat volgens jurisprudentie van de Hoge Raad niet ieder afzonderlijk bestanddeel van de tenlastelegging dient te worden bewezen en dat er geen vereiste van dubbel bewijs geldt voor ontuchtige handelingen. Om tot bewezenverklaring te komen, dient er sprake te zijn van steunbewijs, hetgeen volgens de officier van justitie kan worden gevonden in emoties of gedragsveranderingen, alsook in consistentie en gedetailleerdheid van de verklaringen. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en ook die van [getuige 1] , zijn consequent en zeer gedetailleerd.
Over feit 1 primair wijst de officier van justitie erop dat [getuige 1] in ieder geval heeft gezien dat een volwassen man en [slachtoffer 1] bij elkaar in bed lagen. De verklaring [slachtoffer 1] wordt bovendien ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] . De officier van justitie acht deze verklaringen betrouwbaar. Bovendien zijn de emoties van de kinderen geloofwaardig en neemt hun moeder een gedragsverandering bij [slachtoffer 1] waar. De bewezenverklaarde periode loopt volgens de officier van justitie tot 12 maart 2017.
Over feit 2 primair wijst de officier van justitie op de verklaring van [slachtoffer 2] . Het steunbewijs voor zijn verklaring vormen de emoties van [slachtoffer 2] en de schaamte die hij toont. De bewezenverklaarde periode loopt volgens de officier van justitie tot 5 november 2016.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de integrale vrijspraak van de verdachte bepleit. De verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft misbruikt. De raadsman wijst erop dat de slachtoffers in het verleden hun eigen vader van misbruik hebben beschuldigd, hetgeen niet waar bleek te zijn. Om deze reden dienen hun verklaringen behoedzaam worden bekeken.
Over feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] in beginsel gesteund wordt door de verklaring [slachtoffer 2] . De verdediging acht de verklaring van [slachtoffer 2] echter onbetrouwbaar. De verklaring van [getuige 1] kan niet als steunbewijs worden gebruikt, omdat uit het studioverhoor blijkt dat hij eigenlijk niks heeft gezien. Uit de medische informatie over [slachtoffer 1] blijkt niet dat er sprake is geweest van penetratie.
Over feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De eerste en tweede verklaring van [slachtoffer 2] verschillen op een aantal punten van elkaar. Daarnaast is er geen steunbewijs voor zijn verklaring. De medische gegevens over [slachtoffer 2] ondersteunen de ontkennende verklaring van de verdachte. Tenslotte heeft de raadsman erop gewezen dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet als steunbewijs kan worden gebruikt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 15 april 2017 heeft [naam moeder] aangifte gedaan van seksueel misbruik namens haar kinderen [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ) door haar stiefzoon, zijnde verdachte. [naam moeder] heeft ook een zoon ( [getuige 1] ) van zes jaar oud met haar partner [naam ex-partner] . Op 10 april 2017 vroeg [naam moeder] aan [slachtoffer 2] of er dingen waren die hij niet van [verdachte] mocht zeggen. [getuige 1] zei toen “mama, wat ik je laatst zei over kussen, dat is waar”. Ongeveer maart 2017 heeft [getuige 1] haar verteld dat [slachtoffer 1] en [verdachte] kusten als grote mensen. [slachtoffer 2] zei op 10 april 2017 voorts tegen haar dat [verdachte] eerst [getuige 1] naar bed had gebracht en vervolgens [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] bleef met [getuige 2] beneden in de woonkamer zitten, in de woning van [naam ex-partner] . [getuige 2] zei tegen [slachtoffer 2] dat het lang duurde en [slachtoffer 2] is toen gaan kijken. Hij zag dat [verdachte] bovenop [slachtoffer 1] lag en dat beiden seks hadden. [verdachte] had zijn piemel in het vlindertje, zo noemen ze thuis vagina. [verdachte] had [slachtoffer 1] in haar vlindertje gehad, van achteren en in de mond, op verschillende dagen achter elkaar. [getuige 1] zei dat het waar was. Later die dag vertelde [slachtoffer 2] aan aangeefster en haar schoonzus [naam schoonzus] dat [verdachte] hem van achteren had gepakt, waarbij hij naar zijn poepgat wees. [verdachte] had hem zijn pyama en onderbroek uitgetrokken, op bed gegooid en er van achteren ingeduwd. Dit was gebeurd op de slaapkamer van [verdachte] . [naam schoonzus] vroeg [slachtoffer 1] of [verdachte] iets bij [slachtoffer 1] had gedaan wat niet mag. [slachtoffer 1] knikte ja en zei niks. Later heeft [slachtoffer 2] aangeefster nog verteld dat het 3 jaar aan de gang is geweest, vaker bij [slachtoffer 1] dan bij hem en dat de laatste keer tussen 6 september en 5 november 2016 was geweest. Volgens [slachtoffer 2] had hij het niet durven vertellen, omdat hij bang was dat hij klappen kreeg van [verdachte] . Volgens [slachtoffer 1] is het de laatste keer gebeurd voordat aangeefster en [naam ex-partner] uit elkaar zijn gegaan, op 12 maart 2017. [2]
[slachtoffer 1] heeft op 10 mei 2017 tijdens een studioverhoor een verklaring afgelegd. Zij heeft daarbij verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] met zijn stokje in haar vlinder is geweest, in haar mond en in haar kontgat. Volgens [slachtoffer 1] is het heel vaak gebeurd. De eerste keer gebeurde het toen ze 7 was, de laatste keer kort voor het uit ging tussen haar moeder en [naam ex-partner] . Van tevoren maakte hij zijn stokje stijf met zijn hand. Ze heeft iedere keer gezegd dat ze het niet fijn vond. Hij ging in haar op en neer en tijdens het verhoor liet [slachtoffer 1] dit zien met haar hand. Het stopte als er wit spul uitkwam. Zijn stokje smaakte vies. Als het in haar kont ging moest ze op handen en knieën op het bed gaan zitten. Het deed heel zeer en ze moest huilen. Het gebeurde boven, meestal in de kamer van [verdachte] . [slachtoffer 2] en [getuige 1] zaten dan beneden. In haar mond gebeurde voor het eerst toen ze 8 of 9 was. [naam ex-partner] had haar en [verdachte] een keer samen in bed zien liggen, toen ze gewoon tv keken. [naam ex-partner] en haar moeder hadden toen gezegd dat ze niet samen in bed mochten liggen. Ze mocht niets vertellen van [verdachte] , want dan zou ze uit het raam worden gehangen. Uiteindelijk werd [getuige 1] door [verdachte] uit het raam gehangen, omdat hij iets stouts had gedaan. Toen heeft [slachtoffer 2] aan haar moeder verteld wat met [slachtoffer 1] en [verdachte] was gebeurd. [slachtoffer 2] en [getuige 1] hebben een keer gezien dat [verdachte] met z’n stokje in haar vlinder zat. Hij ging naar boven, omdat het wel heel lang duurde. Ze heeft hem toen van de kamer gestuurd, omdat dat van [verdachte] moest. [slachtoffer 2] heeft ook gezien dat het stokje een keer in de mond ging. Dat was op de kamer van [verdachte] toen [slachtoffer 2] daar tv keek. [verdachte] heeft ook naaktfoto’s van haar gemaakt met z’n telefoon. [3]
[slachtoffer 2] heeft op 10 mei 2017 tijdens een studioverhoor een verklaring afgelegd. Hij heeft daarbij verklaard, zakelijk weergegeven dat [verdachte] hem van achteren heeft genomen. Dit gebeurde zowel liggend als dat hij op handen en knieën op het bed moest gaan zitten. [verdachte] zat dan achter hem en hield hem aan weerskanten van zijn lichaam in zijn zij vast. Dit is een aantal keer gebeurd. Het was een heel stom gevoel. De piemel van [verdachte] ging op en neer en hij was stijf. Het deed pijn. Toen hij [verdachte] vroeg te stoppen, stopte hij. Hij heeft gezien dat [verdachte] zijn zusje van voor pakte. Hij was gaan kijken toen ze lang boven bleven, terwijl hij met de kameraad van [verdachte] op de bank zat. [verdachte] lag op [slachtoffer 1] met zijn geslachtsdeel in haar geslachtsdeel. Hij ging op en neer. Een andere keer was hij met [verdachte] en [slachtoffer 1] aan het stoeien. Toen heeft [verdachte] [slachtoffer 1] in de mond gepakt. [verdachte] ging heen en weer, de handen van [slachtoffer 1] waren om zijn heupen. [verdachte] duwde ook het hoofd van zijn zusje op en neer. [slachtoffer 1] zat op het bed en [verdachte] stond tussen haar benen. [getuige 1] heeft een keer gezien dat [verdachte] op [slachtoffer 1] lag. [slachtoffer 2] liep met hem de kamer in en toen zagen ze het. [getuige 1] was toen 4 of 5 jaar oud. [slachtoffer 1] lag op de buik op bed en [verdachte] met de buik op haar en met het geslachtsdeel in haar anus, hetzelfde als hij bij [slachtoffer 2] had gedaan. [verdachte] heeft ook foto’s met zijn telefoon van zijn zusje gemaakt terwijl hij van voor, in haar mond of kont zat. [slachtoffer 2] heeft hem zelf de telefoon aangegeven. [slachtoffer 2] was naar boven gelopen, omdat ze al een hele tijd weg waren. [verdachte] heeft hem ook foto’s laten zien. Het is 3 jaar geleden begonnen toen ze bij [verdachte] bleven slapen. Bij hem is het gestopt tussen 6 september en 5 november 2016, bij zijn zusje weet hij niet wanneer het is gestopt. [getuige 1] had al eerder een keer verteld dat [verdachte] en [slachtoffer 1] aan het zoenen waren. Toen vroeg zijn moeder aan hen of dat waar was en hebben ze gezegd dat het niet waar was. Later hebben ze het wel verteld toen [getuige 1] aan hun moeder had gezegd dat [verdachte] hem uit het raam wilde hangen. [4]
[getuige 1] (geboren op [geboortedatum getuige 1] ) heeft op 10 mei 2017 tijdens een studioverhoor een verklaring afgelegd. Hij heeft , zakelijk weergegeven op de vraag hoe vaak hij [verdachte] ziet, geantwoord dat dat bijna nooit meer is, omdat [verdachte] dat met [slachtoffer 1] heeft gedaan. Wat weet hij niet meer. Op gegeven moment vertelt verhoorster aan [getuige 1] dat hij een keer ’s nachts zijn bed uit is gegaan en op de vraag wat hij toen is gaan doen, zegt [getuige 1] dat hij is gaan kijken bij [verdachte] . Hij zag dat [slachtoffer 1] bij [verdachte] in bed lag. Dat was verkeerd. [slachtoffer 1] sliep en wat [verdachte] deed weet hij niet meer. [slachtoffer 1] lag op een deken en of dat voor [verdachte] ook zo was, weet hij niet meer, Hij heeft het maar een keer gezien, maar het is heel vaak gebeurd, dat heeft [slachtoffer 2] hem verteld. Ze lagen dan bij elkaar in bed en sliepen. Ze hadden allebei een pyama aan. Die keer dat hij wakker was, sliep [slachtoffer 2] ook bij hem. Hij stond naast hem en keek ook. [getuige 1] was wakker geworden, omdat hij [verdachte] hoorde snurken. Daarna deden ze de deur dicht en ging [getuige 1] spelen. Hij heeft aan mama verteld dat ze bij elkaar in bed lagen en verder niks. Hij heeft dat verteld, omdat dat niet mocht van papa en mama. Op de vraag wat die hem dan verteld hadden, zegt hij dat hij eens moest gaan kijken als hij iets hoorde dat van [verdachte] en [slachtoffer 1] afkwam. Hij moest dan kijken of ze iets deden wat niet mocht. [5]
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzittingen ontkend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft misbruikt. Wel heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven, dat de kinderen elke veertien dagen in het weekend bij hem kwamen logeren. Zijn vriend [getuige 2] was er dan ook bij. [slachtoffer 1] sliep dan in het bed van zijn vader, [getuige 1] had een eigen slaapkamer en [slachtoffer 2] sliep bij de verdachte op de kamer. De verdachte bracht meestal eerst [getuige 1] naar bed, dan [slachtoffer 1] en dan [slachtoffer 2] . [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij vaak het hele weekend bij de verdachte was. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] waren er ook vaak. Tijdens zijn verhoor heeft getuige [getuige 2] eerst ontkend dat [verdachte] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar bed bracht, maar als hij ermee geconfronteerd wordt dat [verdachte] dit zelf zegt, verklaart hij dat dit wel gebeurde. [verdachte] was alleen met de kinderen als hij ze naar bed bracht. [7]
Overwegingen van de rechtbank
Gelet op het bewijsmiddelenoverzicht is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 1] betrouwbaar zijn. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gedetailleerd en omschrijven nauwkeurig het specifieke karakter van de verrichte seksuele handelingen. Daarbij komt dat de inhoud van de verklaringen in grote lijnen en op voorname punten ook met elkaar overeen stemmen. De verklaringen ondersteunen elkaar dus. De stelling van de raadsman dat de kinderen eenmaal eerder ten onrechte aangifte tegen iemand zouden hebben gedaan wegens seksueel misbruik, los van de vraag of dit daadwerkelijk het geval is, doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank is bovendien niet bekend met de inhoud van een vermeende aangifte destijds en wie die aangifte zou hebben gedaan, zodat zij daarop geen acht slaat.
De rechtbank is voorts van oordeel, anders dan de officier van justitie en de raadsman, dat sprake is van schakelbewijs. Uit de verklaringen van de kinderen volgt immers dat de verdachte bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dezelfde modus operandi gebruikte. Niet alleen vond het misbruik plaats in dezelfde woning, in dezelfde periode, hoofdzakelijk bij het naar bed brengen en jegens twee hele jonge kinderen, maar de verdachte gebruikte ook dezelfde dreigementen tegen deze kinderen om te voorkomen dat ze over het misbruik zouden vertellen. Daarnaast komt het anaal misbruik bij beide slachtoffers voor en gebruikte de verdachte telkens dezelfde volgorde waarin hij de kinderen naar bed bracht.
Uit de medische informatie over [slachtoffer 1] volgt volgens het NFI dat er geen afwijkingen zichtbaar waren op de foto’s van 1 mei 2017 van de schaamstreek van [slachtoffer 1] , hetgeen volgens het NFI niet wil zeggen dat seksueel misbruik is uitgesloten. Omdat slijmvlies snel herstelt, is inwendig letsel immers niet meer zichtbaar. Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de medische informatie over [slachtoffer 1] inhoudt dat er dús geen penetratie heeft plaatsgevonden, vindt dan ook geen steun in de bewijsmiddelen. Ditzelfde geldt voor de medische informatie over [slachtoffer 2] . Aan de hand van deze informatie wordt, anders dan de raadsman stelt, door de geneeskundige geen enkele conclusie getrokken over het al dan niet plaatsvinden van misbruik. Kortom, aan de medische bevindingen over beide kinderen kan de rechtbank geen conclusie verbinden.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte met [slachtoffer 1] handelingen heeft gepleegd, die erin bestonden dat hij haar lichaam op de tenlastegelegde wijze is binnengedrongen. De rechtbank acht feit 1 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 maart 2017.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is voor feit 2 primair, namelijk dat de verdachte met [slachtoffer 2] handelingen heeft gepleegd, die erin bestonden dat hij zijn lichaam, te weten zijn anus, seksueel is binnengedrongen met penis en vinger(s). Het misbruik heeft plaatsgevonden in de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 november 2016. Niet bewezen acht de rechtbank dat de verdachte zijn penis in de mond heeft gebracht van [slachtoffer 2] , omdat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij dit niet wilde en dit niet is gebeurd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 maart 2017 te Reuver, meermalen, met
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] ;
2.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met [geboortedatum 1] 2016 te Reuver, meermalen, met
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis en vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 2]
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
-
T.a.v. feit 2 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met de lange duur van het misbruik, de jonge leeftijd van de slachtoffers en het misbruik dat de verdachte van zijn rol als stiefbroer heeft gemaakt, maar ook met de omstandigheid dat deze strafzaak enigszins verouderd is. Daarnaast heeft de officier van justitie acht geslagen op de ernstige psychische gevolgen dat misbruik heeft op de slachtoffers.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de vrijspraak van de verdachte bepleit. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de strafeis dient te worden gematigd, gelet op de schending van de redelijke termijn en de verstandelijke achterstand van de verdachte. Een deel van de straf dient in voorwaardelijke zin te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zijn stiefzusje en stiefbroertje gedurende een periode van meerdere jaren herhaaldelijk seksueel misbruikt, waarbij hij hun lichaam ook seksueel is binnengedrongen. Beide kinderen waren toen nog geen 12 jaar oud. Terwijl hij op hen paste en hij werd geacht aan hen een veilige thuisomgeving te bieden, heeft hij op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn affectieve relatie met de kinderen en van het vertrouwen dat de kinderen in hem stelden. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan. Door zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijk integriteit van deze kinderen op ernstige wijze geschonden. Naar algemene ervaringsregels kan dergelijk misbruik grote en langdurige (psychische) gevolgen veroorzaken, voor zowel slachtoffers, als ook voor hun omgeving.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de feiten met zich brengen dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank heeft voor de straftoemeting aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het LOVS, meer in het bijzonder bij het oriëntatiepunt voor verkrachting (van een volwassene), waaruit een uitgangspunt van 24 maanden gevangenisstraf volgt. De verdachte heeft weliswaar geen geweld gebruikt, maar daar staat tegenover dat de verdachte de feiten is begaan gedurende enkele jaren en bij twee hele jonge kinderen die aan zijn zorg werden toevertrouwd. Gelet op de intensiteit en de duur van dit misbruik, ziet de rechtbank aanleiding om de strafeis van de officier van justitie te overstijgen. Anders gezegd: wat de verdachte heeft gedaan is heel ernstig en hij verdient hiervoor een langere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevraagd. Dat de redelijke termijn in geringe mate is overschreden is hierin verdisconteerd.
Het rapport van de reclassering van 2 juli 2019 geeft geen aanleiding een lagere straf op te leggen. Uit dit rapport volgt dat verdachte mogelijk een ontwikkelingsachterstand heeft, maar dat is onvoldoende om tot verminderde toerekenbaarheid te komen.
Alles overwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, passend. De rechtbank ziet vanwege de ernst van de feiten geen aanleiding om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. C.M. Nollen, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 september 2019.
Buiten staat
mr. drs. J.M.A. van Atteveld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 april 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1]
en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 1]
en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 april 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel, als oppas en/of stiefbroer,
meermalen, althans eenmaal,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige genaamd [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- die [slachtoffer 1] gezoend en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] gedaan
en/of
- op die [slachtoffer 1] gelegen en/of
- met die [slachtoffer 1] in bed gelegen en/of
- met zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gewreven en/of
- met zijn penis tegen/tussen de billen van die [slachtoffer 1] geduwd en/of
gewreven;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 maart 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de anus van
die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 april 2017 te
Reuver, in de gemeente Beesel, als oppas en/of stiefbroer,
meermalen, althans eenmaal,
ontucht heeft gepleegd
met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens)
- met zijn penis tegen/tussen de billen van die [slachtoffer 2] geduwd en/of
gewreven en/of
- die [slachtoffer 2] gezoend en/of zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2] gedaan;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst regionale recherche, Team zeden, proces-verbaalnummer 2017058551, gesloten d.d. 15 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 95.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2017, pagina 32 tot en met 39.
3.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2017, pagina 56 tot en met 58;
4.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer 2] d.d. 10 mei 2017, pagina 64 tot en met 66;
5.Proces-verbaal van studioverhoor [getuige 1] d.d. 10 mei 2017, pagina 51 tot en met 53;
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 juni 2017, pagina 20 tot en met 27.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 20 juni 2017, pagina 91 tot en met 95.