In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding waarin de stichting Woningstichting Maasvallei Maastricht (hierna: Maasvallei) een vordering heeft ingesteld tegen de Gemeenschappelijke Regeling voor Sociale Kredietverlening en Schuldhulpverlening Limburg, Kredietbank Limburg, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de huurders. De huurders hebben een huurovereenkomst met Maasvallei gesloten voor een woonruimte aan [adres 2] te [woonplaats], maar hebben sinds 2016 huurachterstand. De huurovereenkomst is geëindigd op 10 april 2018, en de huurders hebben inmiddels een andere woning geaccepteerd, maar hebben de oude woning nog niet ontruimd.
De procedure is gestart met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 26 augustus 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder q.q. de huurders vertegenwoordigt en dat Maasvallei recht heeft op ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming, zodat Maasvallei het gehuurde opnieuw kan verhuren. De bewindvoerder heeft de vordering niet weersproken en de kantonrechter heeft de vorderingen van Maasvallei toegewezen.
In de beslissing heeft de kantonrechter de bewindvoerder q.q. veroordeeld om de woonruimte binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de sleutels aan Maasvallei te overhandigen. Daarnaast is de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.798,10, vermeerderd met wettelijke rente, en de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.073,89. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 27 augustus 2019 in het openbaar uitgesproken door mr. E.P. van Unen.