3.2Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, de openlijke geweldpleging. De rechtbank acht op grond van het voorhanden zijnde bewijs in het dossier, in het bijzonder de camerabeelden, niet bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich hebben schuldig gemaakt aan de in de tenlastelegging omschreven gedragingen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij met een asbak op zijn vingers is geslagen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte moet dan ook voor dit feit worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Op 10 februari 2019 om 10.30 uur kwam bij de politie portofonisch de melding binnen dat er zojuist een vechtpartij had plaatsgevonden op het Stationsplein te Roermond, ter hoogte van café [naam café] , en dat daarbij vier personen betrokken waren geweest en dat er messen bij het incident betrokken waren en dat er iemand neergestoken was.
Verbalisanten ontvingen een foto afkomstig van bewakingscamera’s. Hierop waren de betrokkenen van het incident zichtbaar. Het signalement van deze betrokkenen luidt:
betrokkene 1: ( [slachtoffer 1] ) man; blanke huidskleur, smal tot normaal postuur, donkerkleurige muts, zwarte gewatteerde jas, donkerkleurige broek, lichte of grijsachtige sportschoenen;
betrokkene 2: ( [slachtoffer 2] ) man, blanke huidskleur, normaal tot fors postuur, donkere korte haren, smurfblauw gewatteerde jas, olijfgroene broek, donkere sneakers met een witte zool;
betrokkene 3: man, blanke of licht getinte huidskleur, normaal postuur, donkerte gewatteerde jas met rode capuchon, donkerkleurige muts, blauwe spijkerbroek;
betrokkene 4: ( [verdachte] ) man, lichte huidskleur, normaal postuur, donkere haren, donkere volle baard, legergroenkleurig jack, donkere broek en schoenen.
Op de Eerste Hulp in het Laurentius ziekenhuis te Roermond werd door het ziekenhuispersoneel aan de verbalisanten meegedeeld dat er door een taxi een persoon was afgezet met een steekwond in de linkerzij en dat het slachtoffer een klaplong had.
In het ziekenhuis hebben de verbalisanten slachtoffer [slachtoffer 1] gezien en geconstateerd dat [slachtoffer 1] smal van postuur is, een blanke huidskleur heeft en dat hij een steekwond in zijn linkerzij had. Ook werd de jas van [slachtoffer 1] bekeken. Gezien werd dat er twee sneeën van tussen de twee en drie centimeter onder de linker oksel in de jas zaten. Op de vraag wie de dader was van het steekincident, gaf [slachtoffer 1] het antwoord: [verdachte] , wonende op de [adresgegevens verdachte] . Uit verder onderzoek bleek dat [verdachte] op voormeld adres stond ingeschreven
Naar aanleiding van het steekincident op het Stationsplein te Roermond werd een onderzoek ingesteld naar de beschikbare camerasystemen. Op 10 februari 2019 werd door de verbalisant het volgende op de camerabeelden waargenomen:
Camera 210 Station Hoofdingang
10:14 uur. Bij het station komt een Audi aangereden waaruit twee personen stappen.
Man 1: is de bijrijder van de Audi en draagt een bruine jas, kort model, met daaronder een wit shirt, donkere broek en donkere schoenen. Deze man heeft een lichte huidskleur, bruine korte baard en donkere haren.
Man 2: is de bestuurder van de Audi en draagt een lichte spijkerbroek, blauw met
lichte vlekken, een donkere gewatteerde jas met rode vlakken over de schouders (niet over de
mouwen) en een rode capuchon, een donkere dunne muts, sportschoenen. Deze man heeft een lichte huidskleur.
Beide mannen lopen vervolgens richting het Stationsplein in de richting van Café [naam café] . ( [naam café] ).
- Camera 115 Stationsplein hoge mast
Om 10:16 uur lijkt man 1 te bellen met een telefoon welke hij tegen zijn linkeroor aan houdt.
Inmiddels zijn beide mannen aangekomen bij het overdekte terras van [naam café] . Ze staan een tijdje in de opening te wachten en te bellen. Man 1 en man 2 gaan omstreeks 10:16:50 uur zitten op het terras van café [naam café] .
- Camera 113 en Camera 106, Stationsplein hoge mast en Hoek Knevelgraafstraat/ Stationsplein
Om 10:17 uur komen er twee mannen aangelopen over de Knevelgraafstraat in de richting
van het Stationsplein. De mannen komen uit de richting van het Wilhelminaplein.
Man 3: ( [slachtoffer 2] ) draagt een blauwe gewatteerde jas met capuchon, strakke lichtkleurige
broek, donkere schoenen met witte zool. Geen gezichtsbeharing.
Man 4: ( [slachtoffer 1] ) draagt een zwarte gewatteerde jas, grijze muts, zwarte trainingsbroek van het merk Nike op zijn linker bovenbeen, grijzige schoenen.
- Camera 115 Stationsplein hoge mast
Om 10:18 uur lijkt man 4 zijn telefoon tegen zijn hoofd te houden. Zijn mond beweegt. Man 1 staat op en kijkt in de richting van man 3 en man 4. Man 3 en 4 lopen naar man 1 en 2. Man 1 en man 2 staan op. Man 1 en man 2 schudden handen met man 3 en 4.
Om 10:24 uur staan alle mannen gelijktijdig op en valt er van alles om op het terras. Tafels
en stoelen vliegen door de lucht. Man 3 gooit binnen met een tafel. Man 1 is als eerste buiten het terras. Man 1 heeft een lang mes vast in zijn rechterhand.
Op 11 februari 2019 werden door een verbalisant de camerabeelden bekeken van de bewakingscamera van het terras van café [naam café] ( [naam café] ). Het betreft de beelden van 10 februari 2019 van ongeveer 10.24 uur tot en met 10.26 uur. Door de verbalisant werd waargenomen dat 4 personen een gesprek aan het voeren waren, zittend aan een tafeltje op het terras. Plotseling ontstond er een vechtpartij tussen deze 4 personen. Man 1, gekleed in donkere kleding maakte enkele stekende bewegingen richting man 4, gekleed in een donkerkleurige jas en capuchon en een donkerkleurige broek met een muts op zijn hoofd. Man 4 had een glimmend voorwerp in, gelijkend op een mes, onderhands in zijn rechterhand.
Door [slachtoffer 1] is aangifte gedaan van (poging) doodslag gepleegd op het [adres] te Roermond op 10 februari 2019 om 10.25 uur. Aangever heeft verklaard dat hij op genoemde datum en tijdstip met zijn vriend [slachtoffer 2] , [verdachte] , en nog een vriend van [verdachte] aan een tafel zat. Het gesprek ging over geld dat [verdachte] nog diende te betalen. [verdachte] pakte op een gegeven moment een mes en heeft aangever daarmee gestoken. [verdachte] droeg een groene jas. De lengte van het mes waarmee [verdachte] aangever heeft gestoken was ongeveer 25 cm. Aangever is in de buurt van zijn hart gestoken aan de linkerzijde.
Uit de omtrent het slachtoffer [slachtoffer 1] verstrekte medische informatie blijkt dat dr. Cleef, SEH-arts Laurentius Ziekenhuis Roermond, bij [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , het volgende letsel heeft waargenomen: een steekwond borstkas links met klaplong.
De wond liep door tot in de borstholte. Het directe risico bij het oplopen van de klaplong is te hoge druk in de borstholte, waardoor de circulatie in de problemen komt (spanningspneumothorax), hetgeen levensbedreigend kan zijn. Gezien de hoogte van de verwonding hadden grote vaten of hart hadden theoretisch geraakt kunnen worden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 10 februari 2019 op verzoek van [slachtoffer 1] samen met een kennis van hem en voorzien van een mes café [naam café] te Roermond is binnengegaan. In het café heeft hij samen met zijn kennis, [slachtoffer 1] en een vriend van [slachtoffer 1] aan een tafeltje gezeten. Plotseling escaleerde de situatie. Hij is toen opgestaan en heeft terwijl hij opstond het mes - dat hij in de binnenzijde van zijn jas had gestopt - gepakt en stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] die op hem afkwam. Hij heeft daarna, met het mes nog in zijn hand, het café verlaten.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting primair vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte niet zozeer met het mes in de richting van de borst van [slachtoffer 1] heeft gestoken, maar meer naar de arm/zij van [slachtoffer 1] . Om te komen tot een bewezenverklaring poging doodslag is het op grond van de jurisprudentie noodzakelijk dat er ook in de borst van een slachtoffer wordt gestoken waardoor vitale delen geraakt kunnen worden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte zich kan beroepen op noodweer. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte in een paniekreactie heeft gereageerd en met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer. Verdachte probeerde zich aanhoudend te onttrekken aan de in het café [naam café] geëscaleerde situatie. Verdachte werd niet alleen op 10 februari 2019 door [slachtoffer 1] bedreigd en afgeperst, maar ook daaraan voorafgaand. Verdachte werd gedwongen om naar de afspraak te komen. Verdachte is blijkens de verklaring van getuige [getuige] als eerste geslagen. De onmiddellijke dreigende wederrechtelijke aanranding ten opzichte van verdachte was gelegen in de situatie dat [slachtoffer 1] de metgezel van verdachte opzij schoof en zich dreigend op verdachte richtte. Verdachte bevond zich tussen stoelen en tafels en zijn vluchtroute was daarmee geblokkeerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegd heeft begaan. De camerabeelden tonen een plotselinge escalatie, waarbij het [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn die als eerste worden geslagen. Nadat [slachtoffer 1] is geslagen, beweegt hij zich voorwaarts richting verdachte en zijn kameraad. [slachtoffer 1] wordt dan direct door verdachte bij zijn keel gepakt en verdachte maakt tweemaal een stekende beweging richting de romp van [slachtoffer 1] . De officier van justitie beoordeelt dit als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in plaats van tegen verdachte.
Naar de mening van de officier van justitie is daarbij sprake geweest van voorwaardelijk opzet. Gezien de aard van het steekwapen, de plaats waar en de wijze waarop is gestoken door verdachte bestond er de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte een steekwond heeft toegebracht tijdens het gebeuren op 10 februari 2019 in café [naam café] te Roermond.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een mes bij zich had toen hij op 10 februari 2019 café [naam café] binnenging om daar [slachtoffer 1] te ontmoeten en dat hij enige tijd later met dat mes [slachtoffer 1] in zijn bovenlichaam heeft gestoken.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verklaring van het slachtoffer, inhoudende dat hij door de verdachte met een mes in zijn bovenlichaam is gestoken, in voldoende mate steun vindt in de overige door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, onder welk de camerabeelden, de waarnemingen van het letsel door de verbalisanten en de gegeven medische informatie.
Verdachte heeft met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van de romp van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het slachtoffer is daarbij daadwerkelijk eenmaal gestoken, als gevolg waarvan hij een steekwond in de borstkas links met een klaplong heeft opgelopen.
Uit de verstrekte medische informatie blijkt dat de SEH-arts dr. Cleef van het Laurentius Ziekenhuis bij [slachtoffer 1] een steekwond in de borstkas links met een open klaplong heeft waargenomen waarbij –bij niet snel medisch ingrijpen- sprake is van levensgevaar. Daarnaast blijkt uit de medisch informatie dat vitale organen, gezien de plaats van steken, geraakt hadden kunnen worden.
Gelet op de aard van genoemde gedragingen, die zozeer gericht zijn op het dodelijk verwonden van het slachtoffer, kan het - bij gebrek aan contra-indicaties - niet anders zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.
Resumerend acht de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft begaan. De namens verdachte voorts nog naar voren gebrachte argumenten zijn onvoldoende overtuigend om tot een andersluidend oordeel te komen.
De rechtbank verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen. Het noodweer-verweer komt aan de orde onder punt 5.