ECLI:NL:RBLIM:2019:7819

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
03.107131.19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Roermond

Op 27 augustus 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 10 februari 2019 in Roermond een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [slachtoffer 1], meermalen met een mes in het bovenlichaam gestoken, wat resulteerde in een klaplong. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging, maar hem wel veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden voor de poging tot doodslag. De rechtbank verwierp het door de verdediging gevoerde verweer van noodweer(exces), omdat de verdachte zich in een situatie had gebracht waarin hij gewapend met een mes naar het café ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, gezien de aard van de verwondingen die hij aan het slachtoffer heeft toegebracht. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 2.577,53 toekende, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.107131.19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1987,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 augustus 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1
:primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, subsidiair: [slachtoffer 1] zodanig met een mes heeft gestoken dat deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, meer subsidiair: geprobeerd heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze met een mes te steken;
feit 2
:met anderen op een openbare plaats geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van de getuige [getuige] , de verklaring van medeverdachte [slachtoffer 2] en de uitgelezen camerabeelden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder 1 subsidiair ten late gelegde feit, te weten het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair is een beroep gedaan op noodweer c.q. noodweer-exces, waardoor verdachte bijgevolg zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, de openlijke geweldpleging. De rechtbank acht op grond van het voorhanden zijnde bewijs in het dossier, in het bijzonder de camerabeelden, niet bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte zich hebben schuldig gemaakt aan de in de tenlastelegging omschreven gedragingen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij met een asbak op zijn vingers is geslagen wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte moet dan ook voor dit feit worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Op 10 februari 2019 om 10.30 uur kwam bij de politie portofonisch de melding binnen dat er zojuist een vechtpartij had plaatsgevonden op het Stationsplein te Roermond, ter hoogte van café [naam café] , en dat daarbij vier personen betrokken waren geweest en dat er messen bij het incident betrokken waren en dat er iemand neergestoken was.
Verbalisanten ontvingen een foto afkomstig van bewakingscamera’s. Hierop waren de betrokkenen van het incident zichtbaar. Het signalement van deze betrokkenen luidt:
betrokkene 1: ( [slachtoffer 1] ) man; blanke huidskleur, smal tot normaal postuur, donkerkleurige muts, zwarte gewatteerde jas, donkerkleurige broek, lichte of grijsachtige sportschoenen;
betrokkene 2: ( [slachtoffer 2] ) man, blanke huidskleur, normaal tot fors postuur, donkere korte haren, smurfblauw gewatteerde jas, olijfgroene broek, donkere sneakers met een witte zool;
betrokkene 3: man, blanke of licht getinte huidskleur, normaal postuur, donkerte gewatteerde jas met rode capuchon, donkerkleurige muts, blauwe spijkerbroek;
betrokkene 4: ( [verdachte] ) man, lichte huidskleur, normaal postuur, donkere haren, donkere volle baard, legergroenkleurig jack, donkere broek en schoenen.
Op de Eerste Hulp in het Laurentius ziekenhuis te Roermond werd door het ziekenhuispersoneel aan de verbalisanten meegedeeld dat er door een taxi een persoon was afgezet met een steekwond in de linkerzij en dat het slachtoffer een klaplong had.
In het ziekenhuis hebben de verbalisanten slachtoffer [slachtoffer 1] gezien en geconstateerd dat [slachtoffer 1] smal van postuur is, een blanke huidskleur heeft en dat hij een steekwond in zijn linkerzij had. Ook werd de jas van [slachtoffer 1] bekeken. Gezien werd dat er twee sneeën van tussen de twee en drie centimeter onder de linker oksel in de jas zaten. Op de vraag wie de dader was van het steekincident, gaf [slachtoffer 1] het antwoord: [verdachte] , wonende op de [adresgegevens verdachte] . Uit verder onderzoek bleek dat [verdachte] op voormeld adres stond ingeschreven [2]
Naar aanleiding van het steekincident op het Stationsplein te Roermond werd een onderzoek ingesteld naar de beschikbare camerasystemen. Op 10 februari 2019 werd door de verbalisant het volgende op de camerabeelden waargenomen:
Camera 210 Station Hoofdingang
10:14 uur. Bij het station komt een Audi aangereden waaruit twee personen stappen.
Man 1: is de bijrijder van de Audi en draagt een bruine jas, kort model, met daaronder een wit shirt, donkere broek en donkere schoenen. Deze man heeft een lichte huidskleur, bruine korte baard en donkere haren.
Man 2: is de bestuurder van de Audi en draagt een lichte spijkerbroek, blauw met
lichte vlekken, een donkere gewatteerde jas met rode vlakken over de schouders (niet over de
mouwen) en een rode capuchon, een donkere dunne muts, sportschoenen. Deze man heeft een lichte huidskleur.
Beide mannen lopen vervolgens richting het Stationsplein in de richting van Café [naam café] . ( [naam café] ).
- Camera 115 Stationsplein hoge mast
Om 10:16 uur lijkt man 1 te bellen met een telefoon welke hij tegen zijn linkeroor aan houdt.
Inmiddels zijn beide mannen aangekomen bij het overdekte terras van [naam café] . Ze staan een tijdje in de opening te wachten en te bellen. Man 1 en man 2 gaan omstreeks 10:16:50 uur zitten op het terras van café [naam café] .
_
- Camera 113 en Camera 106, Stationsplein hoge mast en Hoek Knevelgraafstraat/ Stationsplein
Om 10:17 uur komen er twee mannen aangelopen over de Knevelgraafstraat in de richting
van het Stationsplein. De mannen komen uit de richting van het Wilhelminaplein.
Man 3: ( [slachtoffer 2] ) draagt een blauwe gewatteerde jas met capuchon, strakke lichtkleurige
broek, donkere schoenen met witte zool. Geen gezichtsbeharing.
Man 4: ( [slachtoffer 1] ) draagt een zwarte gewatteerde jas, grijze muts, zwarte trainingsbroek van het merk Nike op zijn linker bovenbeen, grijzige schoenen.
- Camera 115 Stationsplein hoge mast
Om 10:18 uur lijkt man 4 zijn telefoon tegen zijn hoofd te houden. Zijn mond beweegt. Man 1 staat op en kijkt in de richting van man 3 en man 4. Man 3 en 4 lopen naar man 1 en 2. Man 1 en man 2 staan op. Man 1 en man 2 schudden handen met man 3 en 4.
Om 10:24 uur staan alle mannen gelijktijdig op en valt er van alles om op het terras. Tafels
en stoelen vliegen door de lucht. Man 3 gooit binnen met een tafel. Man 1 is als eerste buiten het terras. Man 1 heeft een lang mes vast in zijn rechterhand [3] .
Op 11 februari 2019 werden door een verbalisant de camerabeelden bekeken van de bewakingscamera van het terras van café [naam café] ( [naam café] ). Het betreft de beelden van 10 februari 2019 van ongeveer 10.24 uur tot en met 10.26 uur. Door de verbalisant werd waargenomen dat 4 personen een gesprek aan het voeren waren, zittend aan een tafeltje op het terras. Plotseling ontstond er een vechtpartij tussen deze 4 personen. Man 1, gekleed in donkere kleding maakte enkele stekende bewegingen richting man 4, gekleed in een donkerkleurige jas en capuchon en een donkerkleurige broek met een muts op zijn hoofd. Man 4 had een glimmend voorwerp in, gelijkend op een mes, onderhands in zijn rechterhand [4] .
Door [slachtoffer 1] is aangifte gedaan van (poging) doodslag gepleegd op het [adres] te Roermond op 10 februari 2019 om 10.25 uur. Aangever heeft verklaard dat hij op genoemde datum en tijdstip met zijn vriend [slachtoffer 2] , [verdachte] , en nog een vriend van [verdachte] aan een tafel zat. Het gesprek ging over geld dat [verdachte] nog diende te betalen. [verdachte] pakte op een gegeven moment een mes en heeft aangever daarmee gestoken. [verdachte] droeg een groene jas. De lengte van het mes waarmee [verdachte] aangever heeft gestoken was ongeveer 25 cm. Aangever is in de buurt van zijn hart gestoken aan de linkerzijde [5] .
Uit de omtrent het slachtoffer [slachtoffer 1] verstrekte medische informatie blijkt dat dr. Cleef, SEH-arts Laurentius Ziekenhuis Roermond, bij [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , het volgende letsel heeft waargenomen: een steekwond borstkas links met klaplong.
De wond liep door tot in de borstholte. Het directe risico bij het oplopen van de klaplong is te hoge druk in de borstholte, waardoor de circulatie in de problemen komt (spanningspneumothorax), hetgeen levensbedreigend kan zijn. Gezien de hoogte van de verwonding hadden grote vaten of hart hadden theoretisch geraakt kunnen worden [6] .
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 10 februari 2019 op verzoek van [slachtoffer 1] samen met een kennis van hem en voorzien van een mes café [naam café] te Roermond is binnengegaan. In het café heeft hij samen met zijn kennis, [slachtoffer 1] en een vriend van [slachtoffer 1] aan een tafeltje gezeten. Plotseling escaleerde de situatie. Hij is toen opgestaan en heeft terwijl hij opstond het mes - dat hij in de binnenzijde van zijn jas had gestopt - gepakt en stekende bewegingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1] die op hem afkwam. Hij heeft daarna, met het mes nog in zijn hand, het café verlaten [7] .
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting primair vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte niet zozeer met het mes in de richting van de borst van [slachtoffer 1] heeft gestoken, maar meer naar de arm/zij van [slachtoffer 1] . Om te komen tot een bewezenverklaring poging doodslag is het op grond van de jurisprudentie noodzakelijk dat er ook in de borst van een slachtoffer wordt gestoken waardoor vitale delen geraakt kunnen worden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte zich kan beroepen op noodweer. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte in een paniekreactie heeft gereageerd en met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer. Verdachte probeerde zich aanhoudend te onttrekken aan de in het café [naam café] geëscaleerde situatie. Verdachte werd niet alleen op 10 februari 2019 door [slachtoffer 1] bedreigd en afgeperst, maar ook daaraan voorafgaand. Verdachte werd gedwongen om naar de afspraak te komen. Verdachte is blijkens de verklaring van getuige [getuige] als eerste geslagen. De onmiddellijke dreigende wederrechtelijke aanranding ten opzichte van verdachte was gelegen in de situatie dat [slachtoffer 1] de metgezel van verdachte opzij schoof en zich dreigend op verdachte richtte. Verdachte bevond zich tussen stoelen en tafels en zijn vluchtroute was daarmee geblokkeerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegd heeft begaan. De camerabeelden tonen een plotselinge escalatie, waarbij het [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn die als eerste worden geslagen. Nadat [slachtoffer 1] is geslagen, beweegt hij zich voorwaarts richting verdachte en zijn kameraad. [slachtoffer 1] wordt dan direct door verdachte bij zijn keel gepakt en verdachte maakt tweemaal een stekende beweging richting de romp van [slachtoffer 1] . De officier van justitie beoordeelt dit als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding gericht op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in plaats van tegen verdachte.
Naar de mening van de officier van justitie is daarbij sprake geweest van voorwaardelijk opzet. Gezien de aard van het steekwapen, de plaats waar en de wijze waarop is gestoken door verdachte bestond er de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte een steekwond heeft toegebracht tijdens het gebeuren op 10 februari 2019 in café [naam café] te Roermond.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een mes bij zich had toen hij op 10 februari 2019 café [naam café] binnenging om daar [slachtoffer 1] te ontmoeten en dat hij enige tijd later met dat mes [slachtoffer 1] in zijn bovenlichaam heeft gestoken.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verklaring van het slachtoffer, inhoudende dat hij door de verdachte met een mes in zijn bovenlichaam is gestoken, in voldoende mate steun vindt in de overige door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, onder welk de camerabeelden, de waarnemingen van het letsel door de verbalisanten en de gegeven medische informatie.
Verdachte heeft met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van de romp van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het slachtoffer is daarbij daadwerkelijk eenmaal gestoken, als gevolg waarvan hij een steekwond in de borstkas links met een klaplong heeft opgelopen.
Uit de verstrekte medische informatie blijkt dat de SEH-arts dr. Cleef van het Laurentius Ziekenhuis bij [slachtoffer 1] een steekwond in de borstkas links met een open klaplong heeft waargenomen waarbij –bij niet snel medisch ingrijpen- sprake is van levensgevaar. Daarnaast blijkt uit de medisch informatie dat vitale organen, gezien de plaats van steken, geraakt hadden kunnen worden.
Gelet op de aard van genoemde gedragingen, die zozeer gericht zijn op het dodelijk verwonden van het slachtoffer, kan het - bij gebrek aan contra-indicaties - niet anders zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld.
Resumerend acht de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft begaan. De namens verdachte voorts nog naar voren gebrachte argumenten zijn onvoldoende overtuigend om tot een andersluidend oordeel te komen.
De rechtbank verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen. Het noodweer-verweer komt aan de orde onder punt 5.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 10 februari 2019 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw van de verdachte heeft subsidiair bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld in een situatie van noodweer. Immers, [slachtoffer 1] , is volgens de verdachte degene geweest die hem dreigde aan te vallen nadat [slachtoffer 1] zijn metgezel aan de kant had geduwd en verdachtes vluchtroute in het café was geblokkeerd door tafels en stoelen. Verdachte vond het op dat moment noodzakelijk zich te moeten verdedigen tegen de onmiddellijke (dreigende) wederrechtelijk aanranding door [slachtoffer 1] .
De rechtbank stelt voorop dat voor het slagen van een beroep op noodweer is vereist dat de handeling wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 10 februari 2019, na een telefonisch gemaakte afspraak met [slachtoffer 1] , bewapend met een mes, en in gezelschap van een metgezel, naar café [naam café] in Roermond is gegaan.
De rechtbank heeft aan de hand van de opgenomen camerabeelden in café [naam café] , welke aan het dossier zijn toegevoegd en ter terechtzitting herhaaldelijk zijn getoond en besproken, het volgende vastgesteld:
  • dat de situatie in café [naam café] plotseling escaleert;
  • dat zowel verdachte als [slachtoffer 1] tegelijkertijd opstaan;
  • dat [slachtoffer 1] de metgezel van verdachte opzij duwt en zijn blik richt op verdachte schuin tegenover hem;
  • dat [slachtoffer 1] en verdachte met elkaar de confrontatie aangaan door naar elkaar toe te bewegen;
  • dat verdachte daarbij zijn lichaam een kwart slag draait en een stap naar achteren doet om vervolgens direct met zijn rechterhand uit te halen en meermalen stekende bewegingen te maken in de richting van het linkerbovenlichaam van [slachtoffer 1] ;
  • dat op het moment dat [slachtoffer 1] verdachte nadert en verdachte de stekende bewegingen maakt in zijn richting, [slachtoffer 1] zelf niet bewapend was en verdachte niet fysiek had aangevallen;
De rechtbank kan op basis van de beelden niet concluderen dat verdachte naar achteren is gestapt om zich aan de dreigende aanranding van [slachtoffer 1] te onttrekken. Wel heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte nadat hij de stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes in de hand (vluchtend) het café heeft verlaten. Anders dan door de raadsvrouw betoogd was er klaarblijkelijk ruimte voor een vluchtroute.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij deze stand van zaken een noodweersituatie niet aannemelijk geworden. Aldus komt de verdachte geen beroep op noodweer toe. Het beroep op noodweer wordt bijgevolg verworpen.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat verdachte zichzelf in die situatie heeft gebracht door gewapend met een mes naar café [naam café] te gaan, terwijl niet valt in te zien waarom hij zich niet op een andere, minder ingrijpende wijze aan de fysieke toenadering door [slachtoffer 1] had kunnen onttrekken.
Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een noodweersituatie en verder geen omstandigheden zijn gesteld, noch zijn gebleken die tot een andere conclusie nopen, dient eveneens het beroep op noodweerexces te worden verworpen.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geheel subsidiair in geval van een bewezenverklaring van een poging tot doodslag een gevangenisstraf bepleit van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. De verdachte heeft daarbij het slachtoffer [slachtoffer 1] onverhoeds met een meegenomen mes meermalen in zijn bovenlichaam gestoken naar aanleiding van een conflict over geld. De verdachte heeft met dat steken op de koop toegenomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Door het steken heeft het slachtoffer een klaplong opgelopen en is hij in ziekenhuis moeten verblijven. Dergelijk strafbaar gedrag in de publieke ruimte brengt voorts maatschappelijke gevoelens van onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent het de verdachte daarom zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2019, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor enig strafbaar feit in Nederland is veroordeeld en als een first offender is aan te merken.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor langere duur met zich brengt. Ofschoon de rechtbank met de officier van justitie onderkent dat voor een poging tot doodslag als uitgangspunt heeft te gelden een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, is zij van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, in dit geval een te zware sanctie is. De rechtbank acht termen aanwezig om een lagere straf aan verdachte op te leggen. De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat het slachtoffer door zijn handelen ook in zekere mate blaam treft dat de ontmoeting op 10 februari 2019 zo uit de hand is gelopen. Daarnaast heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat dit vonnis ook anderszins negatieve gevolgen zal hebben voor verdachte zoals in bestuursrechtelijke zin.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden. Niet kan worden volstaan met een lagere straf zoals door de raadsvrouw van verdachte is bepleit.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 6.900,53 te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in een bedrag voor materiële schade van
€ 1.900,53 en immateriële schade van € 5.000,00. Voorts is een bedrag van € 922,00 aan proceskosten gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de materiële kosten, met uitzondering van de factuur over het arbeidsgeschil van € 145,00 voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat de materiële schade voor de kleding op € 489,00 dient te worden geschat. De officier van justitie acht het redelijk en billijk als een bedrag van € 2.500,00 voor immateriële schade wordt toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is primair geconcludeerd door de raadsvrouw tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij ten aanzien van de schadeposten eigen risico van € 736,46 (ambulancevervoer) en kosten rechtsbijstand arbeidsgeschil van € 145,00 en subsidiair tot matiging van de toe te wijzen bedragen voor kleding en immateriële schadevergoeding van respectievelijk € 200,00 voor de kleding en
€ 1.500,00 voor immateriële schadevergoeding. De raadsvrouw acht de gevorderde kosten van € 41,07 voor het opvragen van medische informatie geheel voor toewijzing vatbaar.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is uit onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtsreeks materiële en immateriële schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.900,53 aan materiële schadevergoeding gevorderd. Dit bedrag ziet op de kostenposten: eigen risico € 736,46, factuur opvragen medische informatie € 41,07, kleding € 978,00 en kosten rechtsbijstand arbeidsgeschil
€ 145,00.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten eigen risico en opvragen medische informatie voor integrale toewijzing vatbaar zijn. De gevorderde schadevergoeding voor kleding ad € 978,00 is niet met verifieerbare bescheiden onderbouwd. De rechtbank acht het redelijk en billijk om hiervoor aan de benadeelde partij een bedrag van € 300,00 toe te wijzen. Bijgevolg zal het meer of anders gevorderde met betrekking tot de materiële schadevergoeding worden afgewezen.
De rechtbank begroot de immateriële schade, op grond van het onderzoek in de onderhavige strafrechtelijke procedure, naar billijkheid op een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij kan in het in het overige deel van de vordering, betrekking hebben de op de post kosten rechtsbijstand arbeidsgeschil thans niet worden ontvangen. De benadeelde partij kan dat deel slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 2.577,53 zal worden toegewezen. Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag van de algehele voldoening. Tevens zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De rechtbank zal de verdachte tenslotte veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Gelet op het voorgaande zal een bedrag van € 922,00 aan proceskosten worden toegekend.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 2;;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het onder 1 primair bewezenverklaarde feit tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)

- wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , ter zake van het bewezen verklaarde tot een bedrag van
€ 2.577,53 (zegge|: vijfentwintighonderd en zevenenzeventig euro en 53 eurocent) als vergoeding van materiële schade groot € 1.077,53 en immateriële schade groot € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke vanaf 10 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken proceskosten, tot aan de datum van de uitspraak begroot op € 922,00;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige gevorderde deel aan materiële schadevergoeding, groot € 145,00 en immateriële schadevergoeding, groot € 3.500,00, niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeeld partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 678,00 aan materiële schade af;
- legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.577,53 (zegge: vijfentwintighonderd en zevenenzeventig euro en 53 eurocent), bestaande uit € 1.077,53 aan materiële schadevergoeding en € 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, bij gebreke en verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter,
mr. M.A. Teeuwissen en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. P.C.M. Müller, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2019.
Buiten staat
Mr. C.C.W.M. Aretz niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feiten
1
hij op omstreeks 10 februari 2019 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal
.met een mes in diens schouder, in elk geval in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Roermond aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond onder diens linker oksel en/of een klaplong, heeft toegebracht door
meermalen, althans eenmaal met een mes in diens schouder, in elk geval in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft gestoken;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal met een mes in diens schouder, in elk geval in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2
hij op of omstreeks 10 februari 2019 te Roermond openlijk, te weten, op het Stationsplein (in en/of nabij Café [naam café] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- op agressieve toon roepen naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- opzettelijk hard tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] duwen en/of trekken en/of
vastpakken en/of
- opzettelijk hard met (een) tafel(s) en/of stoel(en) naar/in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gooien en/of
- meermalen, althans eenmaal, deze [slachtoffer 2] (met kracht) met een asbak op
diens vinger(s) en/of hand slaan;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg. District Recherche Noord en Midden-Limburg, procesverbaalnummer 2019021087 d.d. 16 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 298.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2019 met foto’s, pagina 85-95 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 februari 2019, met foto’s, pagina 101-123 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2019, met foto’s, pagina 138-158, van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2019, met foto’s, pagina 174-192, van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
6.Door GGD Limburg verstrekte medische informatie van dr. Cleef, verboden aan het Laurentius Ziekenhuis te Roermond, van respectievelijk 13 februari 2019 en 11 maart 2019 betreffende [slachtoffer 1] , pagina 191 en 192 van het onder 1 doorgenummerd proces-verbaal.
7.Proces-verbaal terechtzitting van 13 augustus 2019.