In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, [eiser], vorderde betaling van zijn loon met ingang van mei 2019, nadat hij geen loon meer ontving. De werkgever, [gedaagde], had de arbeidsovereenkomst op 14 juni 2019 opgezegd wegens een dringende reden, namelijk beschuldigingen van verduistering van bitcoins. De werknemer betwistte de ontvangst van de ontslagbrief en stelde dat hij recht had op loonbetaling. De rechter oordeelde dat de werknemer recht had op betaling van het loon over mei 2019 en de vakantiebijslag, en dat de werkgever deze bedragen moest betalen, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De rechter oordeelde ook dat de arbeidsovereenkomst op 14 juni 2019 was geëindigd, en dat de werknemer niet tijdig had verzocht om vernietiging van de opzegging. De vordering tot verstrekking van loonspecificaties werd toegewezen, met een dwangsom voor niet-naleving. De kosten van het geding werden aan de werkgever opgelegd.