ECLI:NL:RBLIM:2019:7640

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
03/659293-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 augustus 2019, is de verdachte beschuldigd van poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en mishandeling van [slachtoffer 2]. De feiten vonden plaats op respectievelijk 23 oktober 2018 en 23 januari 2019 in Venray. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan ernstige geestelijke stoornissen, geheel ontoerekeningsvatbaar is. Dit werd ondersteund door rapporten van psychologen en psychiaters die de geestelijke toestand van de verdachte onderzochten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de tenlastegelegde feiten en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens werd de verdachte geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedaan, waarbij een schadevergoeding van € 500,- werd toegewezen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659293-18
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
thans verblijvende in CTP Veldzicht te Balkbrug.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.J.M. Mertens, advocaat kantoorhoudende te Weert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 augustus 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 23 oktober 2018 te Venray heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij deze [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2:op 23 januari 2019 te Venray [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen zijn. Van feit 1 primair dient de verdachte te worden vrijgesproken, nu bewijs voor opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van [slachtoffer 1] tegenover verbalisant [naam verbalisant] , de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van de getuige [getuige] en de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen kunnen worden verklaard. Van feit 1 primair dient de verdachte te worden vrijgesproken, nu het opzet van de verdachte niet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en daarnaast geen ernstig letsel bij [slachtoffer 1] is vastgesteld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 [1]
Op 23 oktober 2018 kreeg verbalisant [naam verbalisant] de melding dat een arts zou zijn mishandeld binnen een GGZ-instelling in Venray. Ter plaatse trof de verbalisant een duidelijk aangeslagen en geëmotioneerde man aan die zich voorstelde als [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] gaf aan dat hij zojuist een gesprek had gehad met de verdachte. Tijdens dit gesprek werkte de verdachte [slachtoffer 1] naar de grond. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, werd hij hard tegen zijn keel en onderrug getrapt. Ook kreeg [slachtoffer 1] meerdere vuistslagen tegen zijn (achter)hoofd. [slachtoffer 1] gaf aan dat meerdere bulten op zijn achterhoofd waren ontstaan door de klappen. [slachtoffer 1] kon niet vertellen hoe vaak hij was geslagen. [slachtoffer 1] vertelde verder dat hij veel pijn had aan zijn onderrug en aan zijn hoofd. [2]
Op 23 oktober 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan tegen de verdachte. [slachtoffer 1] heeft tijdens deze aangifte verklaard, dat toen hij op de grond viel, de verdachte meermalen op hem in bleef slaan. Doordat [slachtoffer 1] zich wegdraaide van de verdachte, werd hij vooral op zijn achterhoofd, nek en rug geraakt. [slachtoffer 1] vermoedt dat de verdachte hem tegen zijn rug heeft geschopt, maar dit heeft hij niet gezien. [slachtoffer 1] schat dat hij zeker tien keer is geslagen. [slachtoffer 1] is na het incident in het ziekenhuis geweest. Daar zijn kneuzingen en schrammen geconstateerd. [3]
[getuige] heeft op 23 oktober 2018 een getuigenverklaring afgelegd. [getuige] is als stagiaire werkzaam bij de GGZ-instelling. [getuige] zag dat de verdachte met zijn linkerhand een zwaaiende beweging naar [slachtoffer 1] maakte. Deze vuist raakte [slachtoffer 1] op zijn bovenlijf, met als gevolg dat [slachtoffer 1] van zijn bureaustoel viel. Ze zag dat de verdachte richting [slachtoffer 1] liep en dat hij met beide handen, tot vuisten gebald, op het hoofd van [slachtoffer 1] sloeg. [getuige] denkt dat ongeveer dertig keer is geslagen. De slagen werden steeds afgewisseld, zonder onderbreking. De verdachte schopte daarnaast tegen [slachtoffer 1] . [getuige] omschrijft deze schoppen als volgt: ‘alsof voetballers een vrije trap nemen’. [getuige] denkt dat er ongeveer even vaak is geschopt als geslagen, dus ook ongeveer dertig keer. [4]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] op zijn gezicht heeft geslagen. [5]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen is dat de verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen en meermalen heeft getrapt, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag.
De rechtbank overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het op korte afstand met kracht slaan en trappen tegen het lichaam van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag, een aanmerkelijk risico op zwaar lichamelijk letsel met zich brengt en dat verdachte deze aanmerkelijke kans ook aanvaard heeft Zij neemt daarbij in overweging dat de getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte tegen het lichaam van [slachtoffer 1] trapte ‘zoals voetballers een vrije trap nemen’. .
De rechtbank acht de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals onder feit 1 primair tenlastegelegd, daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 [6]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 23 januari 2019 te Venray [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie; [7]
- de aangifte door [slachtoffer 2] . [8]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair
op 23 oktober 2018 te Venray ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen en getrapt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 23 januari 2019 in de gemeente Venray [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
poging tot zware mishandeling
feit 2
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Het psychologisch rapport
De psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw heeft over de geestvermogens van de verdachte op 27 januari 2019 een rapport uitgebracht. Dit rapport is opgemaakt voor het onder feit 1 tenlastegelegde.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens. Er is sprake van schizofrenie (paranoïde en/of gedesorganiseerde type), stoornis in het gebruik van middelen (omvang niet precies bekend) en een impuls-regulatiestoornis/disruptief gedrag bij een mogelijk zwakbegaafde man. Ten tijde van het plegen van het feit was er sprake van voornoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De verdachte komt in het onderzoek naar voren als een man met forse beperkingen en stoornissen die zich tonen in grenzeloosheid, gebrekkig zicht op de realiteit en op zichzelf, impulsiviteit, gebrek aan scrupules waardoor er weinig rem is op zijn gedrag, psychotische kwetsbaarheid waardoor angst, achterdocht en agressie gemakkelijk versmelten in krenkbaarheid die gauw leidt tot woede. De verdachte voelde zich gekleineerd. Plotseling opkomende woede, waarover de verdachte niet of nauwelijks controle heeft, trad op en heeft zich uiteindelijk in het tenlastegelegde geuit.
De psycholoog heeft geadviseerd het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het psychiatrische rapport
De psychiater J.L.M. Dinjens, in samenwerking met J. van den Akker, psychiater in opleiding, heeft eveneens over de geestvermogens van de verdacht op 4 februari 2019 een rapport uitgebracht. Dit rapport is eveneens opgemaakt met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde.
De psychiaters hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die kan worden omschreven als schizofrenie van het paranoïde type en trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is bij de verdachte sprake van een chronisch psychotisch toestandsbeeld met cognitieve defecten, echter werden floride symptomen ten tijde van het onderzoek niet geobjectiveerd. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van een cannabis en amfetamine en een zwakbegaafde intelligentie. Ten tijde van het tenlastegelegde was volgens de deskundigen geen sprake van een floride psychotische toestandsbeeld. Er was wel sprake van een impulsdoorbraak en norm-overschrijdend handelen middels forse agressie bij een dysfunctionele coping in het kader van antisociale persoonlijkheidstrekken en cognitieve defecten vanuit zijn schizofrenie. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte onder invloed was van middelen. Ten tijde van het plegen van het feit was er sprake van voornoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Alhoewel de verdachte opmerkt dat hij vermoedde dat het slachtoffer hem pestte door hem niet zelfstandig naar buiten te laten, verbinden de deskundigen het handelen van de verdachte niet aan een psychotisch betrekkingswaanbeeld, maar mede voortkomend uit de eerder genoemde beperkingen vanuit zijn antisociale persoonlijkheidstrekken en cognitieve defecten. De realiteitstoetsing was immers grotendeels intact en hinderde de verdachte niet een andere richting te geven aan zijn gedragingen. Ten tijde van het onderzoek werden deze beperkingen nog steeds waargenomen. De verdachte toont enig inzicht en besef in deze beperkingen. Er is volgens de deskundigen sprake van een snel oplopende agressie, zich uitende in grensoverschrijdend en verbaal ofwel fysiek gedrag.
De psychiaters adviseren om verdachte het tenlastegelegde sterk verminderd toe te rekenen. De verdachte was volgens de deskundigen ten tijde van het tenlastegelegde niet volkomen stuurloos. Hij kon nog eniger mate sturing geven aan zijn gedragingen. Zij hebben in het kader van de advisering van interventies opgenomen dat, nu de mederapporteur tot geheel ontoerekingsvatbaar heeft geconcludeerd, aansluiting bij dit oordeel kan worden overwogen.
De conclusie van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt op basis van de in deze rapporten vervatte bevindingen en adviezen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van omstandigheden die zijn strafbaarheid voor feit 1 geheel uitsluiten. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de psychiaters weliswaar tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar hebben geconcludeerd, maar wel met de kanttekening dat aansluiting bij het oordeel van de psycholoog kan worden overwogen. De ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte blijkt voorts uit het ter terechtzitting door de raadsvrouw overgelegd overzicht uit het patiëntendossier van de verdachte. Hierin staat genoteerd dat een arts op 22 oktober 2018, kort voor de gebeurtenissen, heeft gerapporteerd dat bij de verdachte sprake was van denken met wanen en een paranoïde karakter. De combinatie van de inhoud van deze stukken maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat het onder feit 1 tenlastegelegde niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
De conclusie van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Hoewel de deskundigen niet over het onder feit 2 tenlastegelegde hebben gerapporteerd, kan aansluiting bij de bevindingen over de persoon van de verdachte, zoals opgenomen in beide rapportages, worden gezocht. Daarbij heeft de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie over feit 2 het volgende verklaard: ‘
Door invloeden van het licht moest ik persé slaan. Ik krijg dan gedachten die binnenstromen en daardoor moest ik slaan.’ (…) ‘Ik krijg dan rare gedachten. Ik krijg dan het gevoel dat ik iedereen moet slaan. Dat werkt niet. Zodra ik dan iemand heb geslagen, dan zijn die rare gedachten weer weg.’ (…) ‘Ik moest zijn gezicht eraf slaan anders werd ik zelf beoordeeld door het licht.’
De rechtbank komt op basis van de inhoud van de rapportages, de inhoud van het patiëntendossier en de verklaring van de verdachte tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van omstandigheden die zijn strafbaarheid voor feit 2 eveneens geheel uitsluiten.
De verdachte is daarom niet strafbaar en hij zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De straf of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op grond van de conclusies van de deskundigen op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie gelast de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft bepleit de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, heeft de rechtbank in verband met de te op te leggen maatregel acht geslagen op de reeds genoemde rapportages van de deskundigen.
De psycholoog heeft ten aanzien van het recidiverisico het volgende beschreven:
“De genoemde persoonsfactoren (zwakke ik-structuur waardoor er nauwelijks sprake is van voldoende regulerend en integrerend vermogen van de gedachten, gevoelens en gedrag; verlies van zicht op de realiteit; onverantwoordelijkheid; gebrek aan schaamte en schuld en empathisch vermogen waardoor er nauwelijks rem is op de omzetting van negatieve gevoelens in negatief gedrag; psychotische kwetsbaarheid waardoor angst, achtergrond en agressie gauw met elkaar kunnen versmelten, grenzeloosheid als resultaat van een gebrekkige opvoeding; zucht tot middelengebruik die de laatste remming doet verdwijnen) zijn als essentiële delict-factoren nog immer aanwezig en kunnen aldus de opmaat vormen tot herhaling van een soortgelijk feit als het tenlastegelegde. Gemeten met een gestandaardiseerd risicotaxatie-instrument scoort betrokkene hoog. Gemeten met de SAPROF is er niet of nauwelijks sprake van beschermende factoren. Tezamen genomen is in te schatten dat het recidiverisico hoog is.”
“De onderzoeker geeft de rechtbank in eerste instantie in overweging, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, om betrokkene conform artikel 37 te plaatsen in een (forensisch) psychiatrisch ziekenhuis voor de maximale duur van een jaar. In tweede instantie is te overwegen om betrokkene de Tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.”
De psychiaters hebben ten aanzien van het recidiverisico het volgende beschreven:
“Op grond van het psychiatrisch beeld, de voorgelegde stukken en de informatie van derden zijn onderzoekers van mening dat er bij betrokkene op een driepuntsschaal (laag-matig-hoog) een hoge kans op delict recidive bestaat.”
“Voorts wordt onzerzijds geadviseerd om de behandeling van betrokkene een klinische te laten behouden en zelfs in te zetten op adequate klinische begeleiding binnen het forensisch psychiatrisch kader, aangezien behandeling binnen de reguliere GGZ niet als afdoende wordt ingeschat.”
“De geadviseerde klinische behandeling kan plaatsvinden in meerdere kaders:
1. Binnen het huidige kader van bijzondere voorwaarden binnen een voorwaardelijk strafdeel. Geadviseerd wordt tot een zolang mogelijk klinische opname;
2. Binnen het kader van een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht. Dit heeft gezien de noodzakelijke zorg en mogelijkheden inhoudelijk de voorkeur, maar is strikt genomen niet mogelijk, nu onderzoekers niet adviseren om betrokkene het tenlastegelegde niet toe te rekenen. Nu de mederapporteur hiertoe wel adviseert, zou overwogen kunnen worden hierbij aan te sluiten;
3. Binnen het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt niet haalbaar geacht, omdat ingeschat wordt dat betrokkene zich, gezien zijn ernstige chronische psychiatrische problematiek, niet zal kunnen houden aan de voorwaarden en dit feitelijk een verkapt Tbs met dwangverpleging zal zijn;
4. Binnen het kader van oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, indien de aard en ernst van het tenlastegelegde hier voldoende aanleiding toe geeft.”
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Dit betekent dat aan verdachte slechts een maatregel kan worden opgelegd, te weten: plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar óf de oplegging van TBS, al dan niet met dwangverpleging.
Op grond van de inhoud van de bovengenoemde rapporten is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar is voor anderen alsmede voor de algemene veiligheid van personen en dat een gedwongen behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis het meest passend is. De rechtbank zal dan ook de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar bevelen.
De verdachte heeft ten tijde van deze uitspraak ruim een maand in voorlopige hechtenis doorgebracht, welke hechtenis is geschorst onder voorwaarden. Deze dagen zullen vanwege de duur van de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en het belang van de verdachte bij een behandeling, bij de uitvoering van de maatregel niet in mindering worden gebracht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 965,- ter zake van feit 1, bestaande uit materiële schade ter hoogte van € 465,- en immateriële schade ter hoogte van € 500,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schade moet worden afgewezen, nu deze schadeposten niet zijn onderbouwd.
De vordering tot immateriële schadevergoeding is voor toewijzing vatbaar, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding op het standpunt gesteld dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen, nu deze schadeposten niet zijn onderbouwd.
De raadsvrouw heeft matiging van de vordering tot immateriële schadevergoeding bepleit, en wel tot een bedrag van € 250,-. De vordering dient voor het overige te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot materiële schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. Immers, van de opgevoerde schadeposten ‘eigen risico zorgverzekering’ en ‘kapot overhemd’ zijn geen nota’s of aankoopbewijzen overgelegd. De benadeelde partij zal in de vordering tot materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor volledige toewijzing tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen over de periode vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de benadeelde partij aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schademaatregel besloten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte niet strafbaar;
  • ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van
een jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en wel tot een bedrag ter hoogte van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij in de vordering tot materiële schadevergoeding
niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte op de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
23 oktober 2018 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Nollen, voorzitter, mr. H.H. Dethmers en
mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Feron-Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2018 te Venray
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of getrapt (terwijl
die [slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2018 te Venray [slachtoffer 1] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 1] te slaan en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 23 januari 2019, in de gemeente Venray,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018161792, gesloten d.d. 24 oktober 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 25.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2018, pagina 5.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 23 oktober 2018, pagina’s 6 en 7.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 23 oktober 2018, pagina’s 10 en 11.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 oktober 2018, pagina 25.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2019022805, gesloten d.d. 21 maart 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 19.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 maart 2019, pagina 13.
8.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 februari 2019, pagina’s 3 en 4.