ECLI:NL:RBLIM:2019:7639

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2019
Zaaknummer
03/071875-19
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door persoonlijk assistente met aanzienlijke schade aan benadeelde partij

Op 21 augustus 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een persoonlijk assistente die werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1995, heeft gedurende een periode van bijna een jaar, van 31 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2018, meermalen geldbedragen verduisterd van haar werkgever, de heer [benadeelde partij]. De totale schade die de benadeelde partij heeft geleden, bedraagt meer dan 100.000 euro. De verdachte heeft tijdens de zitting op 7 augustus 2019 bekend en de rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder bankafschriften en een aangifte, geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 69.610,51, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om dat deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die geen eerder strafblad heeft. De rechtbank heeft de verdachte gewaarschuwd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd indien zij zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/071875-19
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.H. van der Grinten, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 augustus 2019. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in dienstbetrekking, als persoonlijk assistente, vanaf 31 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2018, meermalen hoeveelheden geld van [benadeelde partij] heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 7 augustus 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2018;
- het geschrift, inhoudende het onderzoeksverslag opgemaakt door de heer [naam] d.d. 17 augustus 2018; [3]
- het geschrift, inhoudende een rekeningoverzicht van verdachte van de periode 09 juli 2017 tot en met 07 augustus 2018; [4]
- het geschrift, inhoudende een rekeningoverzicht van aangever d.d. 31 juli 2018; [5]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2018 te Weert,
meermalen, telkens opzettelijk hoeveelheden geld
toebehorende aan [benadeelde partij] ,
en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als persoonlijk assistente, onder meer belast met ondersteuning bij het verrichten van betalingen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het (meermalen gepleegde) feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met een aantal strafverminderende factoren en te volstaan met het opleggen van een taakstraf. De raadsvrouw heeft verzocht een groot gedeelte van de taakstraf voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gewerkt als persoonlijk assistente van de heer [benadeelde partij] . In die hoedanigheid heeft zij zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan het herhaaldelijk verduisteren van geldbedragen waarover zij als persoonlijk assistente kon beschikken. Het ging hierbij vaak om forse geldbedragen tussen de 2000 en 8000 euro, die verdachte soms meerdere keren per dag naar haar eigen bankrekening of die van haar vrienden overboekte. Het geld gebruikte ze naar eigen zeggen vooral om haar toenmalige vriend tevreden te stellen en om er samen met hem een luxere levensstijl op na te kunnen houden dan met hun normale inkomen mogelijk was. Het totaalbedrag dat zij verduisterde was meer dan 100.000 euro. Door haar handelen heeft verdachte de heer [benadeelde partij] financieel fors benadeeld. Zij heeft haar positie als persoonlijk assistente ernstig misbruikt en het door hem in haar gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Kennelijk handelde verdachte puur uit eigen financieel gewin en dacht zij niet na over de gevolgen van haar handelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het strafblad van verdachte van 11 juli 2019. Daaruit blijkt, in haar voordeel, dat zij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Verdachte heeft steeds benadrukt dat het haar spijt en dat zij de schade wil vergoeden. De heer [benadeelde partij] heeft op de zitting, als slachtoffer aanwezig, aangevoerd dat hij daaraan twijfelt. Hij heeft erop gewezen dat verdachte alleen die bedragen heeft terugbetaald waar ”ze niet onderuit kon”. Uit het onderzoek op de zitting is voorts gebleken dat verdachte tot op heden ook niet uit eigen beweging een regeling heeft getroffen met de heer [benadeelde partij] om de schade te vergoeden. Dit terwijl de schade al ruim een jaar aan haar bekend is en zij in oktober 2018 tegenover de politie heeft bekend grote bedragen geld van de heer [benadeelde partij] verduisterd te hebben. De rechtbank ziet daarin bevestiging voor wat de heer [benadeelde partij] zegt en weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee.
De rechtbank heeft, als uitgangspunt voor het bepalen van de strafmaat, aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hiervoor is het bedrag van de benadeling bepalend. In het LOVS is voor de bestraffing van een benadeling van € 70.000,-- tot € 125.000,-- als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden, dan wel een taakstraf van 240 uren met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf vastgesteld.
De officier van justitie vindt dat volstaan kan worden met uitsluitend taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de duur van de verduisteringen, de hoogte van de verduisterde bedragen en de onduidelijkheid over motief en oprechtheid over de wil tot terugbetaling aanleiding om aan verdachte toch een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Vanwege de leeftijd van verdachte, haar blanco strafblad en de nieuwe baan die verdachte inmiddels heeft, zal dit onvoorwaardelijk gedeelte beperkt worden tot één maand.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, én daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank vindt, met name gelet op de persoon van de verdachte, de deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats om verdachte van de ernst van de feiten dan wel het laakbare van haar handelen te doordringen, alsmede om te voorkomen dat verdachte opnieuw een soortgelijk strafbaar feit begaat.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering ingediend over de geleden schade als gevolg van het ten laste gelegde feit. Hij vordert een schadevergoeding van € 70.488,72 bestaande uit materiële schade. Dit bedrag bestaat voor € 69.110,51 aan verduisterde bedragen voor zover die nog niet zijn terugbetaald en voor € 1.378,21 aan kosten voor de accountant om de hoogte van dat bedrag vast te stellen. Tevens heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. De officier heeft verzocht de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, nu de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering voor wat betreft de accountantskosten af te wijzen, nu geen sprake is van rechtstreekse schade en omdat de vordering op dat punt onduidelijk is. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen bij een (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Het ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. Dit is een strafbaar feit en aan verdachte zal voor dit feit een straf worden opgelegd. Door het bewezenverklaarde feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in haar vordering.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voor wat betreft het bedrag dat verduisterd is minus hetgeen daarvan al is vergoed, zijnde € 69.110,51, kan worden toegewezen. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van mening dat de kosten gemaakt ter vaststelling van de schade wel als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt, maar zal de hoogte van deze kosten matigen en ze naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,-. Daarmee kan de totale materiële schade worden vastgesteld op een bedrag van € 69.610,51. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 20 augustus 2018 tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde in het overige gedeelte niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 augustus 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van
€ 69.610,51, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 350 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 20 augustus 2018 tot de dag der algehele voldoening, te betalen ten behoeve van [benadeelde partij] , zoals hierna in het dictum genoemd.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoor overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 321, 322 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf (op het onvoorwaardelijk deel) in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]tot een bedrag van
€ 69.610,51bestaande uit materiële schade;
  • verklaart de benadeelde partij in
  • veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • legt aan verdachte de verplichting op
  • bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. C.M. Nollen en
mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2018 te Weert, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk hoeveelheden geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als persoonlijk assistente (onder meer belast met ondersteuning bij het verrichten van betalingen), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018127410, gesloten d.d. 15 november 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 178.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 augustus 2018, dossierpagina 5 tot en met 7.
3.Het geschrift, inhoudende het onderzoeksverslag opgemaakt door de heer [naam] d.d. 17 augustus 2018, dossierpagina 8 tot en met 10.
4.Het geschrift, inhoudende het rekeningafschrift van verdachte, betaalrekening NL72 INGB 0002 9556 72 van de periode 09 juli 2017 tot en met 07 augustus 2018, dossierpagina 23 tot en met 31.
5.Het geschrift, inhoudende het rekeningafschrift van aangever, betaalrekening NL86 ABNA 025 2558 979 van de periode 01 juni 2018 tot en met 31 juli 2018, dossierpagina 76 tot en met 106.