Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 83,52
- gemachtigde salaris € 720,00
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bouwbedrijven Jongen B.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eisende partij, Bouwbedrijven Jongen, vorderde ontruiming van een bedrijfspand en betaling van een huurachterstand van € 22.999,75, alsook de betaling van toekomstige huurtermijnen en proceskosten. De gedaagde had sinds november 2017 de huur niet betaald, ondanks eerdere toezeggingen. De kantonrechter oordeelde dat Bouwbedrijven Jongen voldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde voorzieningen, gezien de aanzienlijke huurachterstand en het feit dat de gedaagde geen zekerheid bood voor betaling. De rechter wees de vorderingen van Bouwbedrijven Jongen toe, inclusief de ontruiming van het pand binnen acht dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en boetes, waarbij de boete voor de periode van november 2017 tot juni 2019 werd vastgesteld op € 4.800,00. Voor de periode vanaf juli 2019 werd de boete gematigd tot 1% per maand. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.775,52 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.