3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen.
Feiten 1 en 2 mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving
Verklaringen van slachtoffer [slachtoffer]
Uit de verklaringen van [slachtoffer] bij de politie op 31 januari 2018, 31 juli 2018 en ter terechtzitting, afgelegd als getuige, is de rechtbank het volgende gebleken.
De verdachte en [slachtoffer] hebben van april/juni 2017 tot januari 2018 een relatie gehad. De eerste maanden verblijft [slachtoffer] nog bij haar moeder, maar gaandeweg is zij vaker bij de verdachte en uiteindelijk gaan ze samenwonen in zijn woning aan de [adresgegevens verdachte] .
In de nacht van 29 op 30 januari 2018 is [slachtoffer] door de verdachte hun woning uitgezet. Omdat zij bang is door hem geslagen te worden, rent zij de woning uit. Zij staat op enig moment buiten op haar slippers zonder telefoon, want die is door de verdachte vernield. Ze is bang en klampt een man aan die de politie verwittigt. De politie komt ter plaatse en brengt haar naar de woning van haar moeder aan de [adres] in [woonplaats] . Daar wordt gezien dat de auto van verdachte (met een ander meisje erin) in de buurt van de woning geparkeerd staat. De verdachte zelf wordt niet aangetroffen. De politie deelt [slachtoffer] en haar moeder mede dat ze de verdachte niet binnen moeten laten en de politie moeten bellen zodra de verdachte naar de woning komt. Even later, als de politie verdwenen is, meldt de verdachte zich bij de woning en wil hij met [slachtoffer] praten. Hij wordt, op aandringen van [slachtoffer] , toch de woning binnengelaten.
De verdachte wil dat [slachtoffer] met hem meegaat. Omdat met name de moeder van [slachtoffer] dat niet wil, vraagt de verdachte [slachtoffer] om mee te gaan naar de slaapkamer. Daar praten ze met elkaar. De verdachte is boos omdat [slachtoffer] de politie heeft laten bellen. Dit was een ‘no go zone’. Hij stelt (nog steeds volgens de verklaring van [slachtoffer] ) het volgende aan [slachtoffer] voor. Hij wil zijn auto ergens parkeren uit het zicht van de politie, omdat hij niet wil dat zijn auto in beslag genomen wordt. [slachtoffer] moet mee, zodat het lijkt alsof het tussen haar en de verdachte weer “goed” is. Bovendien heeft hij geen geldig rijbewijs. Op de plek waar ze de auto zullen parkeren, kunnen ze vervolgens overstappen in een andere auto, die achter hen aan zal rijden. Daarna wil hij met haar naar het Van der Valk hotel in Heerlen.
[slachtoffer] wil eigenlijk niet mee. Als zij niet meegaat, heeft zij een probleem.
[slachtoffer] is al vaker door de verdachte geslagen tijdens hun relatie. Zij is bang dat hij haar opnieuw zal slaan, als zij niet doet wat hij zegt. Daarom durft zij niet te weigeren. Uiteindelijk gaat [slachtoffer] , ondanks pogingen van haar moeder om haar tegen te houden, met de verdachte mee.
Als [slachtoffer] met de verdachte buiten komt, ziet zij dat er nog een tweede auto is. De verdachte neemt plaats op de bestuurdersstoel en [slachtoffer] op de bijrijdersplaats. De andere auto met personen, die al die tijd stond te wachten voor de woning van de moeder van [slachtoffer] , is hen gevolgd. Als ze zich realiseert dat die auto vol personen zit, wordt ze bang. Onderweg is de verdachte echter heel lief voor haar: hij geeft haar kusjes.
Als de verdachte vervolgens niet richting het Van der Valk hotel rijdt maar naar het Strijthagenbos, weet [slachtoffer] dat het foute boel is. Haar gevoel wordt versterkt als zij aankomen in het bos en beide auto’s de lichten doven.
In het bos moet zij uitstappen en achter de andere auto gaan staan. Verdachte zegt tegen haar: “
wat, wat bel jij politie”. Vervolgens slaat hij haar meerdere keren met zijn vuisten en trapt hij haar. Daarna pakt de verdachte [slachtoffer] bij haar haren vast en smijt hij haar met haar hoofd zeker drie keer tegen de ruit van de andere auto aan. Vervolgens sleurt hij haar door de modder. Op een gegeven moment roept iemand: “
hou op, je slaat dat meisje straks nog dood”. Daarna trapt of slaat de verdachte haar in haar zij. Uiteindelijk trekt iemand de verdachte van [slachtoffer] af en wordt er nog door iemand gedreigd om [slachtoffer] in de kofferbak te gooien en enige tijd te verstoppen in een kelder, vanwege het zichtbare letsel.
Letsel van [slachtoffer]
Op 31 januari 2018 heeft forensisch geneeskundige M. van den Bongard [slachtoffer] onderzocht. Hij constateert meerdere verwondingen in onder andere het gelaat (waaronder het oog), hals, armen, bovenbeen en voeten. De verwondingen zijn voornamelijk ontstaan door stomp inwerkend geweld. De verwondingen zullen zonder restverschijnselen binnen 6 tot 8 weken herstellen, maar het risico op eventueel blijvend rechteroogletsel is nog niet goed in te schatten.
Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] verklaard dat haar rechteroog eens in de twee dagen ‘uitvalt’. Het wordt dan tijdelijk zwart voor haar ogen.
Overige verklaringen
De verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer] naar een bosgebied is gereden. Achter de auto waarin zij zaten, reed een auto met personen. In het bos zijn zij uitgestapt. Door een opmerking die [slachtoffer] maakte, werd de verdachte boos en heeft hij haar een klap in haar gezicht gegeven en daarna getrapt.
Ter terechtzitting is de getuige [getuige 1] gehoord. Op het moment dat de verdachte bij de woning van de moeder van [slachtoffer] aankomt en uiteindelijk met [slachtoffer] weer vertrekt, bevindt hij zich ook in die woning. Hij verklaart dat de verdachte wilde dat [slachtoffer] met hem mee ging, maar dat zij niet weg wilde. De verdachte heeft toen gezegd dat als ze niet mee zou gaan, hij tien jongens buiten had staan. Daarna begon [slachtoffer] te huilen. [getuige 1] is daarna buiten geweest om schoenen voor [slachtoffer] uit de auto te halen en hij zag dat er inderdaad een andere auto stond te wachten met personen erin. Vervolgens is [slachtoffer] met de verdachte meegegaan.
De moeder van [slachtoffer] , [getuige 2] , verklaart ter terechtzitting als getuige dat [slachtoffer] , na te zijn mishandeld, thuis kwam en dat zij haar dochter toen heeft gevraagd waarom ze toch was meegegaan. [slachtoffer] vertelde haar toen dat zij met de verdachte mee was gegaan, omdat zij vreesde voor haar leven en uit angst voor wat haar familie zou overkomen. De verdachte had [slachtoffer] voor vertrek namelijk gezegd dat ze mee moest, omdat er anders tien man binnen kwamen.
Bewijsoverweging feit 1, de (poging tot zware) mishandeling
Verklaringen [slachtoffer]
verklaart kort na het gebeuren in haar aangifte wat er is gebeurd. Zij is mishandeld door haar vriend [verdachte] . Op 30 januari 2018 in de ochtend bezoeken verbalisanten haar in het ziekenhuis. Zij vertelt hun dat zij door de verdachte is geslagen, geschopt, aan haar haren is getrokken en met haar hoofd tegen de auto is geslagen.
In haar verhoren bij de politie op 31 januari 2018, 1 februari 2018, 20 februari 2018, 7 maart 2018 en 31 juli 2018 blijft zij bij haar verklaring dat alleen de verdachte haar heeft mishandeld. Ter terechtzitting verklaart ze onder ede dat ze niet zeker weet of anderen haar ook hebben mishandeld, maar dat ze zeker weet dat de verdachte haar heeft geslagen, aan de haren getrokken en haar hoofd tegen de auto heeft geslagen.
Ter gelegenheid van haar verhoor op 22 augustus 2018 bij de rechter-commissaris verklaart zij dat niet alleen de verdachte haar heeft mishandeld, maar ook andere personen.
Ter terechtzitting heeft [slachtoffer] antwoord gegeven op de vraag waarom deze verklaring afwijkt van de andere genoemde verklaringen. Zij verklaart daarover dat zij, na het gebeuren in het bos, met andere personen heeft gesproken, onder wie ene [naam] . Hij heeft haar verteld dat hij bij de tocht in het bos is geweest en dat zij ook door andere personen is mishandeld. Al nadenkend komt [slachtoffer] dan tot de conclusie dat mogelijk ook andere personen haar mishandeld kunnen hebben, omdat ze niet alles bewust heeft meegekregen. Zij heeft bij de rechter-commissaris haar verklaring bovendien nog verder aangepast, omdat zij wilde dat de verdachte snel vrij kwam.
De verklaringen van [slachtoffer] afgelegd bij de politie en ter terechtzitting acht de rechtbank betrouwbaar en de rechtbank zal deze dan ook bezigen voor het bewijs. De rechtbank zal geen acht slaan op de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, gelet op de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd ter terechtzitting en haar eerdere verklaringen bij de politie, alsmede gelet op de plausibele uitleg van [slachtoffer] waarom deze verklaring afwijkt. Hiermee staat het voor de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft geslagen en getrapt, heeft meegesleept en haar bij haar haren heeft vastgepakt en tegen een auto heeft gesmeten.
Poging opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel?
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of deze gedragingen gekwalificeerd kunnen worden als een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Met name het met de vuist slaan in het gezicht, tegen het oog, en het met het hoofd slaan tegen een auto is, mede gelet op het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen en het feit dat het letsel aan haar oog nog steeds niet helemaal genezen is, naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Gezien het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen en de wijze waarop de verdachte haar heeft mishandeld, heeft hij immers op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Medeplegen?
Vervolgens is de vraag of de verdachte deze poging zware mishandeling alleen heeft gepleegd of dat er andere personen bij waren betrokken die op een zodanige wijze hebben samengewerkt dat er kan worden gesproken over medeplegen.
De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen [slachtoffer] hierover bij de rechter-commissaris heeft verklaard, omdat zij dit niet uit eigen wetenschap heeft verklaard én heeft aangegeven dat zij dit heeft verklaard om de verdachte te helpen.
[slachtoffer] heeft gedurende een lange tijd consistent verklaard dat het alleen de verdachte is geweest die haar heeft mishandeld in het bos. Ook ter terechtzitting blijft zij in essentie bij deze verklaring. Dat zij heeft gesproken met een van de inzittenden van de andere auto, die haar heeft verteld dat zij ook door anderen is mishandeld, maakt dit niet anders. [slachtoffer] heeft dit namelijk zelf niet waargenomen althans weet dit niet meer en heeft het dan ook alleen van horen zeggen. Bovendien is de rol van de andere personen niet vast komen te staan. Van een nauwe en bewuste samenwerking is dan ook niet gebleken.
De rechtbank zal de verdachte daarom van dit strafverzwarende bestanddeel vrijspreken.
Levensgezel?
De verdachte en [slachtoffer] verklaren dat zij een relatie hadden sinds medio 2018 en samenwoonden in de woning van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
In de nacht van 29 op 30 januari 2018 heeft de verdachte [slachtoffer] op straat gezet.
Op dat moment waren ze beiden in de veronderstelling dat de relatie over was. Echter later die avond spreken ze met elkaar alsof het wel weer goed zou komen. De enkele omstandigheid dat de verdachte haar uit de woning heeft gezet en dat ze ruzie hadden, betekent niet dat er geen sprake meer is van een levensgezel als bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat feit 1 primair kan worden bewezen, met uitzondering van het bestanddeel medeplegen.
Bewijsoverweging feit 2, de wederrechtelijke vrijheidsberoving
De verdachte heeft gedurende een half jaar een relatie gehad met [slachtoffer] . Tijdens de laatste maanden van hun relatie stelt de verdachte zich volgens aangeefster regelmatig agressief op naar [slachtoffer] , met name als hij heeft gedronken of drugs heeft gebruikt. Hij heeft haar al (minstens) een keer eerder mishandeld. Ook is de verdachte erg jaloers en controleert hij haar doen en laten.
Die avond heeft hij haar hardhandig het huis uitgezet en haar telefoon vernield, waardoor zij niemand kon bereiken toen ze eenmaal op haar slippers buiten stond. De verdachte was daarna heel erg boos op [slachtoffer] dat zij de politie had laten bellen. Dit was de reden dat hij met haar wilde praten. Tijdens de mishandeling in het bos was hij nog steeds boos hierover. Dit blijkt uit hetgeen de verdachte zegt voorafgaande aan en tijdens de mishandeling in het bos: “wat bel jij de politie”. Ze werd ook een
snitch(de rechtbank verstaat: een verrader) genoemd. Het motief voor de mishandeling is daarmee gegeven. Het zat de verdachte nog steeds heel hoog.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook de reden dat hij haar, onder valse voorwendselen, heeft meegenomen naar het bos. De verdachte verklaart dat hij wilde dat zij meeging omdat hij geen rijbewijs had en bang was dat zijn auto in beslag zou worden genomen. Uiteindelijk is het toch de verdachte die naar het bos rijdt; [slachtoffer] heeft nooit een rijbewijs gehad. Hij stelt [slachtoffer] thuis voor om naar het Van der Valk-hotel in Heerlen te gaan, maar rijdt vervolgens de andere kant op, naar het Strijthagenbos. Om zijn optreden kracht bij te zetten is er zelfs een tweede auto, met vrienden van de verdachte, bij de moeder van [slachtoffer] blijven wachten terwijl de verdachte binnen met [slachtoffer] in gesprek was. Vervolgens is die auto hen gevolgd naar het bos. Bij aankomst in het bos heeft de bestuurder van die auto ook de lichten uitgedaan.
Uit op de aangehaalde bewijsmiddelen en bovenstaande overweging concludeert de rechtbank dat de verdachte al vanaf het moment dat zij bij haar moeder thuis waren het opzet had om [slachtoffer] hoe dan ook mee te nemen met de bedoeling om haar naar een stille plek te brengen en haar daar te mishandelen.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat de verdachte zich in hun relatie erg dominant en soms zelfs agressief opstelde. Ze was bang om (weer) mishandeld te worden als zij niet deed wat hij zei. Deze situatie, in combinatie met de uitlatingen van de verdachte dat er tien man buiten stonden als zij niet meeging, maakte dat er voor [slachtoffer] een dreigende situatie ontstond waaraan zij zich niet kon onttrekken.
[slachtoffer] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich in de woning gedwongen voelde om met de verdachte mee te gaan, door zijn houding en zijn uitlatingen. Vervolgens, tijdens de rit naar het bos, als hij even lief doet tegen haar, ebt dit gevoel tijdelijk weg. Als ze in het bos aankomen en beide auto’s de lichten doven, komt dit beklemmende gevoel weer bij haar terug en ontstaat er opnieuw een dreigende situatie waaraan zij zich niet kan onttrekken. Als zij de verdachte haar daarna mishandelt door haar onder andere aan haar haren te trekken, is zij ook daadwerkelijk fysiek in haar vrijheid beperkt, mede doordat zij geheel geïsoleerd is in een donker bos op aanmerkelijke afstand van de bewoonde wereld en omgeven door vrienden van verdachte. Zoals ze het ter zitting zelf formuleert: “
ik had geen schijn van kans”.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd en wel op verschillende momenten, namelijk in de woning van haar moeder, door onder meer dreigend te zeggen dat als ze niet mee gaat hij tien man naar binnen zou sturen waarna hij haar tegen haar wil en onder valse voorwendselen heeft meegenomen, en later in het Strijthagenbos waar hij haar heeft mishandeld.
Feiten 3 en 4 dealen in drugs
Voor wat betreft feit 3 zal de rechtbank vrijspreken van de periode 1 juli tot 1 oktober 2017. Voor die periode is onvoldoende steunbewijs aanwezig voor handel in harddrugs. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan over de periode vanaf 1 oktober 2017 tot en met 30 januari 2018, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 1 augustus 2019;
- het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte
- de kennisgeving van inbeslagneming;
- het rapport van het NFI;
- het rapport van het NFI;
- het proces-verbaal van bevindingen;
- kennisgeving van inbeslagneming;
- het rapport van het NFI.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 1 augustus 2019;
- het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte
Feit 1 (vrijspraak) diefstal van auto’s
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt hiertoe het volgende.
Het oogmerk van de verdachte was er volgens zijn eigen verklaring op gericht om, samen met twee andere personen, de kluisjes in het zwembad open te breken en de goederen die daarin werden aangetroffen weg te nemen. Op het moment dat deze goederen waren weggenomen uit de kluisjes was dit misdrijf voltooid: het medeplegen van een diefstal door middel van verbreking.
Vervolgens hebben – alweer volgens de verklaring van de verdachte - de twee andere personen, met wie de verdachte de kluisjes had opengebroken, met twee weggenomen autosleutels de daarbij behorende voertuigen weggenomen. Hieraan is een nieuw wilsbesluit voorafgegaan. De verdachte heeft weliswaar de autosleutels samen met de twee andere personen weggenomen, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte het oogmerk heeft gehad of actief betrokken is geweest bij het wegnemen van deze voertuigen.
Voor het medeplegen van de diefstal van de voertuigen dient sprake te zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De rol van de verdachte bij het wegnemen van deze voertuigen, anders dan dat hij samen met de andere twee onder andere autosleutels heeft weggenomen, is daarvoor niet voldoende duidelijk geworden.
Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 2 diefstal van goederen uit kluisjes in het zwembad
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [naam aangever 1]
- de aangifte van [naam aangever 2];
- de aangifte van [naam aangever 3];
- de aangifte van [naam aangever 4].