ECLI:NL:RBLIM:2019:747

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
C/03/258637 / KG ZA 18-696
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot medewerking aan levering van een woning in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die beweert koper te zijn van een woning, en een gedaagde, de verhuurder van die woning. Eiseres vorderde dat gedaagde zou meewerken aan de levering van de woning, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres geen spoedeisend belang had bij haar vordering. Eiseres woont momenteel als huurster in de woning en heeft haar huurovereenkomst niet opgezegd, waardoor zij niet dakloos dreigt te worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat eiseres haar vordering in een bodemprocedure kan afwachten zonder dat er sprake is van een spoedeisend belang.

Eiseres stelde dat er op 21 augustus 2018 een koopovereenkomst tot stand was gekomen, maar gedaagde weigerde deze na te komen. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde binnen veertien dagen het eigendomsrecht van de woning zou leveren en dat gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van verbeurde boetes. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de enkele stelling van eiseres over een hypotheekaanbod niet voldoende was om spoedeisend belang aan te tonen. Bovendien was er geen bewijs dat eiseres in de toekomst geen hypothecaire lening zou kunnen krijgen.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op dat moment waren begroot op € 1.277,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma, de voorzieningenrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/258637 / KG ZA 18-696
Vonnis in kort geding van 29 januari 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.R.N. de Boer;
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. D.M.J.M.G. Cuijpers.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt van [gedaagde] een woning aan het adres [adres] te [woonplaats 1] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] stelt dat tussen partijen op 21 augustus 2018 een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarvan de inhoud is vastgelegd in het schriftelijke stuk dat zij als de productie 1 aan de dagvaarding heeft gehecht.
3.2.
Volgens [eiseres] weigert [gedaagde] ten onrechte die overeenkomst na te komen en mee te werken aan de levering van de woning. In verband met die weigering heeft [gedaagde] volgens [eiseres] de in de koopovereenkomst overeengekomen boetes wegens het niet meewerken aan de levering op de overeengekomen datum verbeurd tot een bedrag van € 17.000,--.
3.3.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiseres] dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt:
1. om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan [eiseres] het eigendomsrecht te leveren van de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats 1] , kadastraal bekend als [kadasternummer] , en bepaalt, indien levering binnen voornoemde termijn uitblijft, dat dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als een in wettige vorm opgemaakte akte van [gedaagde] , en/of bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de akte strekkend tot levering, of een deel daarvan;
en/of
2. om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis er voor te zorgen dat het ten laste van [gedaagde] gevestigde recht van hypotheek op de woning, gelegen aan de [adres] [woonplaats 1] , kadastraal bekend als [kadasternummer] , wordt doorgehaald en [gedaagde] veroordeelt tot voldoening aan [eiseres] van een dwangsom van € 1.000,-- per dag, voor iedere dag dat [gedaagde] met de nakoming van de veroordeling onder dit punt van het petitum in verzuim blijft, althans veroordeelt tot een dwangsom welke de voorzieningenrechter in goede justitie passen en juist acht;
en/of
3. tot betaling aan [eiseres] van de verbeurde dwangsommen van € 17.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van af 14 december 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
en/of
4. tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 950,-- per maand, vanaf 30 september 2018, tot aan de dag dat [gedaagde] aan het gevorderde in petitum 1 en 2 heeft voldaan, of tot aan de datum van de tussen partijen vigerende huurovereenkomst aangaande de woning gelegen aan de [adres] [woonplaats 1] , en na het einde huurovereenkomst voortgezette feitelijke gebruik door [eiseres] een einde is gekomen, deze bedragen telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste datum van een betreffende maand, tot aan de dag der algehele voldoening;
en/of
5. in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, slaagt.
4.2.
Ter onderbouwing van haar spoedeisende belang heeft [eiseres] aangevoerd dat het hypotheekaanbod dat zij van haar bank heeft ontvangen een beperkte geldigheidsduur heeft.
4.3.
Die enkele stelling die niet is onderbouwd met bijvoorbeeld de stelling dat dit aanbod een voor haar unieke kans is, levert geen spoedeisend belang op.
4.4.
Voor het overige is evenmin sprake van spoedeisend belang. [eiseres] woont in de woning waarvan zij aanvoert dat zij deze heeft gekocht van [gedaagde] op basis van een huurovereenkomst die nog steeds van kracht is en evenmin is opgezegd. [eiseres] loopt derhalve geen risico dakloos te raken indien niet op korte termijn op haar vordering zou worden beslist. Zij kan derhalve een beslissing in een bodemprocedure afwachten zonder de dreiging dakloos te raken. Een mogelijke dreiging dat een andere koper het huis zal kopen en geleverd kan krijgen, kan worden voorkomen door minder ingrijpende maatregelen dan toewijzing van het thans door haar gevorderde, zoals bijvoorbeeld leveringsbeslag.
4.5.
[eiseres] heeft evenmin gesteld dat haar financiële positie op korte termijn zodanig zal wijzigen dat zij binnen afzienbare tijd niet meer een hypothecaire lening (op gelijke voorwaarden als de huidige offerte) kan krijgen, of dat zij door ontwikkelingen op de financiële markten of wijzigingen op juridisch gebied niet meer in staat zal kunnen zijn (op gelijke voorwaarden als de huidige offerte) een hypothecaire lening te krijgen.
4.6.
De vordering ter zake de beweerde verbeurde boetes is uit haar aard niet spoedeisend.
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 297,00;
- salaris advocaat €
980,00;
Totaal € 1.277,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.277,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT