ECLI:NL:RBLIM:2019:7370

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
C/03/266913 HA RK 19/159
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2019 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die zich wilde verzetten tegen de rechter mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, die eerder op 9 juli 2019 een uitspraak had gedaan in een familierechtelijke procedure. Het verzoek tot wraking werd op 21 juli 2019 ingediend en op 22 juli 2019 ter griffie ontvangen. De wrakingskamer constateerde dat het verzoek was ingediend na de einduitspraak in de hoofdzaak, wat volgens de wet niet mogelijk is. De wrakingskamer baseerde haar beslissing op artikel 9.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, waarin staat dat een verzoek tot wraking dat na de einduitspraak is ingediend, zonder behandeling ter zitting kan worden afgewezen.

De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen de rechter die de zaak behandelt. Aangezien de rechter in kwestie geen procedure meer behandelde waarin de verzoekster partij was, was het verzoek niet ontvankelijk. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking om deze redenen afgewezen, zowel voor de echtscheidingsprocedure als voor eventuele toekomstige civiele of strafrechtelijke procedures. De beslissing werd genomen door de voorzitter mr. J.H. Klifman en de leden mr. A.M. Schutte en mr. W.Th.M. Raab, met de griffier mr. C.K. Spronk aanwezig. Mr. Raab was buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/266913 / HA RK 19/159

Beslissing van de meervoudige kamer belast met behandeling van wrakingszaken

in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
indiener van een verzoek strekkende tot wraking van mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

De beoordeling van het verzoek

Het onderhavige verzoek is ingediend op 21 juli 2019 en ter griffie ontvangen op 22 juli 2019. Het verzoek heeft betrekking op een familierechtelijke procedure (voorlopige voorziening), waarin de rechter op 9 juli 2019 uitspraak heeft gedaan.
De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek is ingediend op een tijdstip gelegen nadat in de hoofdzaak een einduitspraak is gewezen. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker.
In artikel 9.1, aanhef en onder c, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg, vastgesteld door het bestuur van de Rechtbank Limburg bij besluit van 15 november 2017, is bepaald dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-
ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek is ingediend na het tijdstip waarop in de hoofdzaak einduitspraak is of wordt gedaan.
De strekking hiervan is dat alleen ten aanzien van de behandelend rechter een verzoek tot
wraking kan worden ingediend.
De wrakingskamer zal het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen.
Voor zover verzoekster heeft verzocht de rechter te wraken in de echtscheidingsprocedure en elke eventueel toekomstige civiele- of strafrechtelijke procedure, zal de wrakingskamer eveneens het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid afwijzen. Een wrakingsverzoek moet, gelet op het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gericht zijn tegen de rechter die de betreffende zaak behandelt. Aan de rechter is thans geen procedure meer toebedeeld waarbij verzoekster partij is. De rechter is derhalve geen behandelend rechter meer.
Ingevolge artikel 9.1, aanhef en onder d, van voornoemd wrakingsprotocol kan een dergelijk verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid eveneens zonder behandeling ter zitting aanstonds worden afgewezen.

De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. A.M. Schutte en
mr. W.Th.M. Raab, leden en in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.K. Spronk, in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019.
Buiten staat:
Mr. Raab is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.