2.1Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende aangevoerde feiten die vaststaan omdat zij zijn erkend of onvoldoende betwist.
a. [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van [bedrijf X] . [bedrijf X] is in 2002 opgericht. [bedrijf X] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van het door [gedaagde sub 2] en [betrokkene] op 28 maart 2013 (nr. 5 dagvaarding en nr. 13 conclusie van antwoord) opgerichte [gedaagde sub 1] .
b. [bedrijf Y] is op 11 mei 2010 opgericht en houdt zich bezig met productie van besturingssystemen en bedieningspanelen voor bakkerijovens.
c. Het als productie 4 conclusie van antwoord overgelegde rekeningafschrift van de stichting beheer derdengelden van mr. Kuffen vermeldt dat op deze rekening op 19 maart 2013 is bijgeschreven € 10.000,-, afkomstig van [eiseres] met als omschrijving “
[betrokkene] 1e betaling”.
d. Het als productie 4 conclusie van antwoord overgelegde rekeningafschrift van de stichting beheer derdengelden van mr. Kuffen vermeldt dat op deze rekening op 26 maart 2013 is bijgeschreven € 20.000,-, afkomstig van [eiseres] met als omschrijving “
[betrokkene] bedrijf”.
e. Het als productie 5 conclusie van antwoord overgelegde rekeningafschrift van de stichting beheer derdengelden van mr. Kuffen vermeldt dat van deze rekening op 27 maart 2013 € 30.000,- is overgeboekt naar de Derdenrekening Leussink met als omschrijving “
Doorstorting depotbetaling [gedaagde sub 1] inz aandelen [bedrijf Y]”.
f. De als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde notariële akte levering van aandelen van 28 maart 2013, opgemaakt door mr. Leussink, notaris te Heerlen, houdt in, samengevat, dat alle aandeelhouders in [bedrijf Y] hun aandelen bij overeenkomst van 15 maart 2013 hebben verkocht aan [gedaagde sub 1] voor in totaal € 60.000,-. In art. B.1.2. van die leveringsakte is vermeld dat de koper de koopsom heeft voldaan middels storting van dit bedrag op de derdengeldrekening van het kantoor Leussink & Hendriks notarissen te Heerlen. Bij die akte zijn al deze aandelen [bedrijf Y] aan [gedaagde sub 1] geleverd op 28 maart 2013.
g. Productie 4 dagvaarding, hierna de geldleningsovereenkomst, houdt in, voor zover relevant:
“
akte van geldlening
De ondergetekenden:
(…) [gedaagde sub 1] (…), ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door (…) [gedaagde sub 2] , hierna te noemen “(de) schuldenaar”:
(…) [eiseres] , hierna te noemen “(de) schuldeiseres”:
(…)
“-datde schuldenaar voornemens is de aandelen van de besloten vennootschap [bedrijf Y] , (..) in eigendom te verwerven, en uit dien hoofde nadere behoefte heeft aan financiële middelen, in welk kader een financiering is verzocht aan de schuldeiseres;
-
datschuldeiseres bereid is gebleken deze financiering van de schuldenaar ter beschikking te stellen en wel in de vorm van een geldlening, welke uitsluitend zal worden aangewend voor uitgaven die samenhangen met het koop en levering van de aandelen zoals hiervoor bedoeld;
(...)
Artikel 1
De schuldenaar is wegens op heden in verbruikleen ontvangen gelden hoofdelijk schuldig aan schuldeiseres de somma van € 30.000,00 (…)
Artikel 3
Op 31 maart, 30 juni, 31 september en op 31 december van enig jaar, voor het eerst op 31 september 2013, moet telkenmale (…) € 2.500 aan aflossing (…) worden voldaan. (…)
Artikel 6
(…)
b. (…) In dit kader geeft schuldeiseres aan dat terugbetaling dient te geschieden (…) o.v.v. ‘lening inz. [bedrijf Y] ’: (…)
Aldus overeengekomen (…) te Heerlen, de 28e april 2013”.
Het stuk is getekend door [eiseres] en voor [gedaagde sub 1] door [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] heeft geen terugbetaling gedaan.
h. Bij uitspraak van 16 mei 2017 (productie 6 dagvaarding, het eerste faillissementsverslag. [gedaagden c.s.] geven in nr. 23 van hun antwoord als datum 17 mei 2017) is [bedrijf Y] in staat van faillissement verklaard.