7.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partij [slachtoffer] in beginsel kan worden ontvangen in haar vordering, nu uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat er sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit en de verdachte voor dit feit een straf krijgt opgelegd. Daarmee is aan de formele wettelijke voorwaarden voor ontvankelijkheid van de vordering voldaan.
De rechtbank zal nu overgaan tot de beoordeling van de afzonderlijke schadeposten.
De kosten personal coach en reiskosten
Deze posten zijn door de benadeelde partij met stukken onderbouwd en zijn door de verdachte niet betwist. Conform de civiele regels van stelplicht en bewijslastverdeling, stelt de rechtbank daarmee vast dat [slachtoffer] de onder deze posten aangevoerde kosten heeft geleden en wijst vergoeding van deze posten toe.
De posten reiniging, inboedel en herstel van de woning
De door de raadsvrouw aangehaalde uitspraak van de rechtbank Limburg ziet specifiek op professionele partijen (lees: bedrijven) die zich als benadeelde partij stellen. De rechtbank heeft zich in dat vonnis uitgelaten of professionele partijen ontvankelijk zijn als benadeelde partij in het strafgeding. Mevrouw [slachtoffer] voegt zich als particulier en reeds om die reden leent de door de raadsvrouw aangehaalde uitspraak zich niet voor vergelijking met deze zaak. Met de hoogte van de vordering had het ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij niets te maken.
Het is wel juist dat over het algemeen genomen de hoogte van de vordering niet bepalend is voor de vraag of behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt en in het verlengde daarvan of een benadeelde partij ontvankelijk is in het strafgeding. Dat is ook niet door de officier van justitie of de verdediging bepleit. Wel bepalend is of de schade eenvoudig in rechte is vast te stellen. Wanneer dat niet het geval is,
kanhet zo zijn dat nader onderzoek naar het vaststellen van die schade wordt beoordeeld als een onevenredige belasting van het strafgeding.
In deze zaak bestaan er nog onduidelijkheden over de hoogte van de schade aan de woning en de afwikkeling van die schade. De daaraan gestelde schade is dan ook door de verdachte betwist. Alvorens te kunnen beslissen over het toewijzen van de posten reiniging, inboedel en herstel woning, moet onder andere onderzocht worden welk bedrag de verzekering zal uitkeren. Ook is relevant in hoeverre de herstelwerkzaamheden door derden uitgevoerd worden of door de verdachte zelf, hetgeen van invloed is op de hoogte van de kosten voor die herstelwerkzaamheden. Die kunnen in ieder geval nu niet vastgesteld worden op basis van de overgelegde offertes. Ook blijkt niet de gehele inboedel (mede) aan [slachtoffer] toe te behoren en aan haar komt geen vergoeding toe voor inboedel die niet van haar is. Een benadeelde partij dient immers door een schadevergoeding in dezelfde toestand te worden gebracht als ware het ten laste gelegde feit niet gebeurd. Het kan niet zo zijn dat de benadeelde partij uiteindelijk voordeel ondervindt van het tenlastegelegde feit door een hogere vergoeding te krijgen dan de schade die door haar daadwerkelijk geleden is.
De genoemde onduidelijkheden brengen met zich mee dat een aanvullend onderzoek nodig is om de hoogte van de geleden schade te kunnen vaststellen. De rechtbank oordeelt het echter niet passend om de afdoening van de strafzaak uit te stellen om eerst nader onderzoek te doen naar hoe de schade afgewikkeld zal worden: het belang bij afdoening van de strafzaak dient te prevaleren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de posten reiniging, inboedel en herstel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze schade ter beoordeling aan de civiele rechter kan voorleggen.
De immateriële schade
De geleden immateriële schade betreft ieder ander nadeel dan vermogensschade. Het is een in geld uit te drukken vergoeding voor de psychische impact die een strafbaar feit op een benadeelde partij heeft gehad. De wet geeft in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming van de gevallen waarin dit mogelijk is.
Het recht op vergoeding bestaat slechts:
a. wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
b. bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
c. bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die [slachtoffer] stelt te hebben geleden, valt onder de aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering die gebaseerd is op de aantasting van de persoon op andere wijze, is blijkens vaste jurisprudentie vereist dat de benadeelde aannemelijk moeten maken dat er psychische schade is ontstaan door het strafbare feit en dat die schade naar objectieve maatstaven (doorgaans door een deskundige) is vastgesteld. In de onderhavige zaak heeft de verdachte echter erkend dat [slachtoffer] emotionele schade heeft geleden en hiervoor professionele hulp heeft moeten inschakelen. Nu de civielrechtelijke regels van stelplicht en bewijslastverdeling gelden, stelt de rechtbank aldus vast dat er sprake is van de gestelde emotionele schade en wijst de hiervoor gevorderde schadevergoeding ter hoogte van € 3.000,00 toe.
Samenvatting
De rechtbank wijst aldus een bedrag van € 3.836,03 aan [slachtoffer] toe. Dit bedrag wordt gevormd door de posten personal coach, reiskosten en immateriële schade. Het bedrag dient nog vermeerderd te worden met de gevorderde wettelijke rente. Wettelijke rente is verschuldigd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan tot aan de dag waarop de schade volledig is vergoed. Voor de immateriële schade houdt de rechtbank de dag van de brandstichting aan. De materiële schade is echter op verschillende data daarna gemaakt en dat is de reden waarom de rechtbank voor die schade de datum aanhoudt waarop de vordering is ingediend. De rechtbank bepaalt aldus dat het toegewezen bedrag voor immateriële schade (€ 3.000,00) moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 januari tot aan de dag van volledige voldoening en het toegewezen bedrag voor materiële schade (€ 836,03) moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2019 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat deze schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ten aanzien van de posten reiniging, inboedel en herstel van de woning wordt [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard onder bepaling dat zij deze posten ter beoordeling aan de civiele rechter kan voorleggen, indien en voor zover zij dit wenst.