ECLI:NL:RBLIM:2019:7188

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
03/700415-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen mishandelen en wederrechtelijke vrijheidsberoving van (ex)vriendin

Op 5 augustus 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn (ex)vriendin meermalen heeft mishandeld en wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in PI Limburg Zuid, werd bijgestaan door advocaat mr. A.A.Th.X. Vonken. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 juli 2019, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte onder andere het mishandelen van de levensgezel en het wederrechtelijk ontnemen van haar vrijheid. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was, maar dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling en de vrijheidsberoving. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zijn vriendin in mei 2018 en in oktober 2018 heeft mishandeld en haar op 29 oktober 2018 wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd tijdens een autorit. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling van geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700415-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adres verdachte] ,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 juli 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd en als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er na wijziging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
2.[slachtoffer] heeft mishandeld;
3[slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd, dan wel heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De raadsman heeft bepleit de dagvaarding, ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3, geheel dan wel partieel nietig te verklaren. De gedragingen die volgens de tenlastelegging deze wederrechtelijke vrijheidsberoving vormen, zijn niet te koppelen aan dat delict, omdat de tenlastegelegde gedragingen niet kunnen leiden tot de conclusie dat het delict van wederrechtelijke vrijheidsberoving zou zijn begaan.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer het volgende.
Onder 3. primair is aan de verdachte tenlastegelegd het strafbare feit van wederrechtelijke vrijheidsberoving. In deze tenlastelegging zijn een aantal uitvoeringshandelingen opgenomen, die naar het oordeel van de rechtbank, ook na wijziging van de tenlastelegging - indien bewezen en op zichzelf of in onderling verband beschouwd - niet kunnen leiden tot de conclusie dat voormeld strafbaar feit is begaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de dagvaarding met betrekking tot het onder 3. primair tenlastegelegde partieel nietig is. Deze nietigheid betreft de passages: “
tegen genoemde [slachtoffer] dreigend gezegd: “zeg het maar, je hebt nog 5 minuten de tijd anders schiet ik je door knie. Gisteren heb ik je al mishandeld”, “
genoemde [slachtoffer] haar keel dichtgeknepen en/of genoemde [slachtoffer] geslagen en/of genoemde [slachtoffer] de telefoon afgenomen en/of er bij genoemde [slachtoffer] op aangedrongen hem te kussen onder het voorwendsel dat hij, verdachte, om zou draaien”.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1. tenlastegelegde wordt bewezen door de aangifte, de verklaring van de moeder van aangeefster en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij [slachtoffer] mishandeld heeft en dat zij ten gevolge daarvan in het ziekenhuis is beland. De officier van justitie acht eveneens bewezen dat [slachtoffer] op dat moment de levensgezel van de verdachte was.
Ook het onder 2. en onder 3. primair aan de verdachte tenlastegelegde acht de officier van justitie bewezen. De officier van justitie weegt daarbij mee de aangifte en de verklaring van de verdachte dat hij geweld heeft gebruikt in de auto op weg naar Zaltbommel.
De officier van justitie is van oordeel dat alleen gedurende de autorit van Voerendaal naar Zaltbommel [slachtoffer] door verdachte van haar vrijheid werd beroofd en beroofd gehouden, gezien het feit dat verdachte door de terugweg te aanvaarden naar Geleen, kennelijk aan de wens daartoe van [slachtoffer] voldeed.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat, gelet op de prille relatie tussen de verdachte en aangeefster, er niet kan worden gesproken van het zijn van ‘
levensgezel’, zoals bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte door [slachtoffer] kan de onder 1. tenlastegelegde mishandeling worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het standpunt van de rechtbank.
De tenlastelegging onder 3. is door de officier van justitie aangepast. Verdachte heeft [slachtoffer] aan de haren getrokken en tegen haar wil in meegenomen. De conclusie kan derhalve zijn dat verdachte [slachtoffer] van haar vrijheid heeft beroofd. De overige onderdelen van de tenlastelegging kunnen niet leiden tot een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
het onder 1. tenlastegelegde
[slachtoffer] is in mei 2018 in de woning van de moeder van de verdachte in Geleen geslagen door de verdachte op haar rug en in haar zij. Zij weet niet meer of de verdachte haar met zijn vuisten heeft geslagen of met zijn voeten heeft geschopt. Daarna had zij hevige pijn in haar rug. Vervolgens heeft de verdachte geprobeerd om haar keel dicht te knijpen. Ten gevolge van deze mishandeling heeft zij zich onder behandeling gesteld in het Zuyderland ziekenhuis te Sittard, nadat bleek dat er bloed in haar urine zat. [2]
Bij de aangifte is door de verbalisant een foto gevoegd, weergegeven op pagina 11 van het dossier, die door aangeefster aan de verbalisant is toegezonden. [3] Op deze foto is een rode plek in de hals van aangeefster te zien. [4] Deze verwonding is volgens aangeefster het gevolg van de mishandeling in mei 2018. [5]
Op 3 november 2018 ontvangt de politie nog een foto van aangeefster van een verwonding in de nek, die volgens aangeefster het gevolg is van de mishandeling door de verdachte in mei 2018. [6] [slachtoffer] heeft dit als getuige op de zitting van de rechtbank verklaard. [7] Op deze foto zijn rode strepen in de nek/hals van aangeefster te zien. [8]
De verdachte heeft erkend dat hij aangeefster in mei 2018 een klap of trap heeft gegeven en daarbij kennelijk haar nieren heeft geraakt en dat zij ten gevolge van die klap in het ziekenhuis is beland. [9]
De raadsman heeft naar voren gebracht, dat de verdachte weliswaar een relatie had met [slachtoffer] , maar dat deze relatie op dat moment niet kan worden gekwalificeerd als het zijn van ‘
levensgezel’, zoals bedoeld in artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer het volgende.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 maart 2019 aspecten aangegeven die van belang zijn bij de beoordeling of iemand kan worden aangemerkt als ‘
levensgezel’. Deze aspecten betreffen onder meer het voeren van een gemeenschappelijke huishouding, de duur van deze huishouding, een relatie van affectieve aard en een nauwe lotsverbondenheid.
De verdachte en de aangeefster hebben verklaard dat zij sinds begin 2018 een relatie hadden. Deze relatie strandde in september van dat jaar. Aangeefster heeft tijdelijk bij de verdachte gewoond, maar woonde in die tijd ook deels bij haar moeder. De verdachte heeft verklaard dat hij haar wel eens zag, maar dat hij aarzelt om dit een relatie te noemen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat aangeefster niet de levensgezel was van de verdachte ten tijde van de mishandeling in mei 2018. De rechtbank zal de verdachte daarom van deze in de tenlastelegging opgenomen strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
Gelet op de aangifte, de foto’s en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig dat de verdachte [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode heeft mishandeld door haar te schoppen of te slaan en haar de keel dicht te knijpen.
het onder 2. en onder 3. tenlastegelegde
In het weekend van 28 en 29 oktober 2018 is [slachtoffer] door de verdachte mishandeld in de woning aan de [adres verdachte] in Nieuwstadt. Hij heeft haar keel dichtgeknepen. [10] Hij heeft haar een paar keer met zijn vuist met kracht in haar buik en in haar gezicht geslagen, waardoor zij pijn aan haar kaak had en een dikke lip kreeg. [11] Het letsel dat zij hierbij heeft opgelopen is te zien op de foto’s op de pagina’s 10 en 15 van het dossier. [12] Op de foto’s op pagina 10 is een blauw-paarse plek te zien onder de onderlip van aangeefster en op pagina 15 is te zien dat de onderlip van aangeefster gezwollen is. [13] [slachtoffer] heeft hierover als getuige op de zitting van de rechtbank een verklaring afgelegd. [14]
Op 29 oktober 2018 om 17:00 uur heeft de verdachte met zijn auto [slachtoffer] in Beek opgehaald. Nadat de verdachte een vriend in Geleen had afgezet, vroeg aangeefster de verdachte om naar haar ouderlijk huis in Geleen te rijden omdat zij daar nog iets wilde pakken. Dit heeft de verdachte niet gedaan. In de plaats daarvan is hij via Puth naar Voerendaal gereden. Hij wilde eerst dat zij vertelde wat er aan de hand was. Hij bedreigde haar met de woorden: “Je hebt nog 5 minuten de tijd anders schiet ik je door je knie. Gisteren heb ik je ook al mishandeld”. Ter hoogte van het Gulf tankstation in Voerendaal heeft aangeefster geprobeerd haar gordel af te doen en uit de auto te stappen. Zij had haar benen al buiten het voertuig. Daarop trok de verdachte haar hard aan haar haren, waardoor er plukken haar los raakten. Toen de verdachte haar aan de haren vasthad, heeft hij ook haar keel dicht geknepen. De aangeefster werd daardoor belet de auto verlaten. Vervolgens is de verdachte doorgereden naar Zaltbommel. Bij een selfservice tankstation, gelegen aan de autosnelweg A2 ter hoogte van Zaltbommel, moest de aangeefster van de verdachte de tank van de auto vullen met brandstof en vervolgens gaan betalen. Toen zij in het tankstation was heeft aangeefster aan haar vriendin een bericht gestuurd dat zij het noodnummer 112 moest bellen. Aangeefster heeft daarbij de locatie aangegeven waar zij zich bevond. Nadat aangeefster weer in de auto was gestapt, zag de verdachte dit bericht. Hij schrok hiervan, is met de auto omgekeerd en is teruggereden naar Geleen, alwaar hij aangeefster heeft afgezet. [15] Tijdens de autorit van Voerendaal naar Zaltbommel voelde aangeefster zich in haar vrijheid beperkt. [16]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, als hij boos is,
gewooneen tik uitdeelt en dat hij aangeefster in dit geval een klap heeft gegeven en bij de nek heeft gepakt. [17] Hij is met aangeefster in de auto naar Zaltbommel gereden en heeft haar op enig moment aan de haren getrokken. Hij heeft haar met de buitenzijde van zijn rechter hand een harde klap gegeven. [18]
Alhoewel de verdachte niet alle tenlastegelegde gedragingen erkent, acht de rechtbank, gelet op de aangifte, de foto’s van het letsel en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode [slachtoffer] heeft mishandeld en van haar vrijheid heeft beroofd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te schoppen of te slaan en de keel dicht te knijpen;
2.
in de periode van 28 oktober 2018 tot en met 29 oktober 2018 te Nieuwstadt, in de gemeente Echt-Susteren, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar de keel dicht te knijpen en te slaan;
3. primair
op 29 oktober 2018 in de gemeente Voerendaal en de gemeente Zaltbommel en elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, terwijl genoemde [slachtoffer] in de door hem bestuurde auto zat, genoemde [slachtoffer] aan de haren getrokken, zulks terwijl [slachtoffer] de auto trachtte te verlaten, waardoor genoemde [slachtoffer] werd belet de auto, waarin verdachte en [slachtoffer] gezeten waren, te verlaten en is hij met [slachtoffer] , tegen haar wil, in die auto naar Zaltbommel gereden en heeft hij niet zijn route gewijzigd, terwijl (meermalen) door [slachtoffer] werd verzocht zulks te doen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank dient, overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging, de passage ten laste gelegd onder 3. primair ‘(dit alles) teneinde te beletten dat genoemde [slachtoffer] ’, te worden gelezen als ‘waardoor genoemde [slachtoffer] werd belet’.
De rechtbank heeft de tenlastelegging onder 3. primair verbeterd gelezen, waardoor deze is komen te luiden zoals hiervoor is weergegeven. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
mishandeling;
feit 3 primair:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog M. Hulshof en de psychiater drs. M.P. van der Zanden hebben over de geestvermogens van de verdachte op 29 mei 2019 beiden een rapport uitgebracht.
Hieruit is de rechtbank het volgende gebleken.
Bij de verdachte is sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Er bestaat een causaal verband tussen de stoornis en het gedeelte van de tenlastelegging dat de verdachte heeft bekend, het slaan van [slachtoffer] . De verdachte kan bij negatieve emoties als boosheid heftig reageren, zelfs agressief. Hij lijkt ernstig gekrenkt als hij zijn zin niet krijgt. De frustraties kunnen hoog oplopen. Hij heeft moeite om met deze frustraties om te gaan.
De deskundigen adviseren om het door de verdachte bekende strafbare feit, het slaan van [slachtoffer] , aan de verdachte verminderd toe te rekenen. Mocht het geheel van de tenlastegelegde feiten worden bewezen, dan zal ook het gedrag van de verdachte beïnvloed zijn geweest door de psychopathologie, aangezien deze te allen tijde aanwezig is. In dat geval adviseren de deskundigen ook deze feiten aan de verdachte verminderd toe te rekenen.
Gezien de daarvoor gegeven argumenten, die aan de rechtbank juist voorkomen, neemt zij de conclusie van de deskundigen over, dat het bewezenverklaarde aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten.

7.De straf en de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden en voorts aan de verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna ook wel: TBS) onder het stellen van voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen TBS met voorwaarden hoeft te worden opgelegd om de verdachte te overtuigen van de noodzaak van een behandeling van zijn persoonlijkheidsstoornis. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal laten behandelen, zal de verdachte in voldoende mate motiveren om een behandeling te ondergaan.
De raadsman heeft het verzoek gedaan het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de strafbare feiten
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn vriendin, gedurende hun relatie en daarbuiten. Hij heeft geen enkel respect getoond voor haar lichamelijke integriteit. Tevens heeft hij bij haar, door zijn dominante gedrag, gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
Justitiële documentatie
De verdachte heeft zich reeds eerder schuldig gemaakt aan mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hiervoor is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, welke straf werd tenuitvoergelegd. Kennelijk heeft deze straf onvoldoende impact op het gedrag van de verdachte gehad, althans heeft deze straf hem er niet van weerhouden om zich opnieuw aan een mishandeling en een wederrechtelijke vrijheidsberoving schuldig te maken.
Persoon van de verdachte
Over de persoon van de verdachte zijn rapportages opgemaakt door de reclassering, de psychiater en de psycholoog. Uit deze rapportages komt naar voren dat de strafbare feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal hier bij de bepaling van de sancties rekening mee houden.
Recidiverisico
Het risico op recidive wordt door de deskundigen als matig ingeschat, maar kan zeer hoog zijn als de verdachte te maken krijgt met conflicten in de relationele sfeer. Door beperkt empathisch vermogen, impulsiviteit en explosief gedrag kan de verdachte gemakkelijk over de grenzen van anderen (vrouwen) heen gaan, desnoods met geweld. De verdachte is al eerder veroordeeld voor geweld en vrijheidsbeneming in een partnerrelatie. Hij heeft de neiging om behandelafspraken met de hulpverlening niet na te komen en zijn eigen gang te gaan. De wens om te veranderen is gering. Hij heeft nauwelijks besef van zijn ziekte. Inzicht in zijn situatie is bij hem vrijwel afwezig. Hij heeft geen intrinsieke motivatie tot verandering.
Behandeling
De psycholoog, psychiater en de reclassering hebben aangegeven dat een gedegen en langdurig begeleidingstraject nodig is om de verdachte bij te sturen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. Dit traject kan plaatsvinden in een ambulante setting. Het is daarbij noodzakelijk om gedurende langere tijd ‘
een stok achter de deur’ te hebben. De deskundigen adviseren om de behandeling vorm te geven als bijzondere voorwaarde bij een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel, met een langdurige proefperiode. Mocht bewezen worden dat de verdachte het slachtoffer meermalen ernstig heeft mishandeld en wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd, dan zou overwogen kunnen worden om een TBS met voorwaarden in te zetten om de verdachte langer in beeld te hebben en een mogelijkheid te hebben om inzichten en verandering van gedrag bij de verdachte te bewerkstelligen. In dat geval zou hem als voorwaarde bijvoorbeeld kunnen worden opgelegd het deelnemen aan een langer durend behandel/verandertraject, met eventueel gebruik van medicatie en met aandacht voor middelengebruik.
Straf
De rechtbank zal de verdachte, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Hierbij heeft de rechtbank gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en op het - in verhouding - beperkte geweld dat de verdachte heeft uitgeoefend en de
- relatief - beperkte duur van de vrijheidsbeneming.
Maatregel
Aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het onder 3. primair bewezenverklaarde betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld). Tijdens het begaan van dit strafbare feit was er bij de verdachte sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen het opleggen van de TBS maatregel.
Tijdens het onderzoek op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij, bij oplegging door de rechtbank van de TBS maatregel, bereid is om zich aan de door de rechtbank aan de TBS maatregel te verbinden voorwaarden te houden.
In het verleden heeft de verdachte twee keer een verplicht reclasseringstoezicht gehad. Deze trajecten zijn niet positief verlopen. In het rapport van de reclassering van 17 juli 2019 is te lezen dat de verdachte in het reclasseringstraject in 2016 weinig zelfinzicht heeft getoond. Hij is zich er niet van bewust dat hij met boosheid op vrouwen kan reageren. Hij wilde toen niet vrijwillig een behandeling aangaan om dit patroon te doorbreken. In 2018 wilde de verdachte niet meewerken aan het door de reclassering uitgezette ambulante forensische hulpverleningstraject. Hij zocht de grenzen in het reclasseringstoezicht op. Hij heeft een beperkt inzicht in zijn middelen- en psychische problematiek. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Volgens de reclassering lijkt het erop dat de verdachte niet wil leren van zijn fouten en van de hem eerder opgelegde straffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij nu wel gemotiveerd is om te werken aan zijn problemen. De rechtbank is hier niet gerust op. Zij acht daarom een flinke spreekwoordelijke ‘
stok achter de deur’ noodzakelijk.
In hun rapportages benadrukken de psycholoog, de psychiater en de reclassering de noodzaak van een langdurige behandeling. Naar het oordeel van de rechtbank biedt een ambulante behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, onvoldoende waarborg dat de verdachte de vereiste behandeling zal ondergaan en voltooien. Mocht de verdachte in dat kader zich niet aan een of meer van de gestelde voorwaarden houden, dan zou enkel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke sanctie kunnen worden bevolen, en zou de verdachte vervolgens in de samenleving kunnen terugkeren zonder behandeld te zijn. Een dergelijke ‘
herhaling van zetten’ moet naar het oordeel van de rechtbank worden voorkomen. In geval van oplegging van een TBS met voorwaarden zal de verdachte - hoe dan ook - worden behandeld. Immers bestaat de mogelijkheid om bij niet naleving van de voorwaarden, de TBS met voorwaarden desnoods om te zetten in een TBS met dwangverpleging. De rechtbank acht louter de sanctie van TBS met het stellen van voorwaarden passend.
De rechtbank zal aan de verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen. De rechtbank zal deze voorwaarden ter bescherming van de veiligheid van anderen opleggen. De rechtbank zal de voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering volgen, met uitzondering van de voorwaarde betreffende de zogenoemde ‘
time-out’ omdat in het advies van de reclassering hiervoor geen concrete kliniek wordt aangeduid.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank acht termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 38d, 57, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het aan de verdachte onder 3. primair tenlastegelegde partieel nietig, zoals dat hierboven onder 3 is omschreven;
Bewezenverklaring
  • verklaart het aan de verdachte onder 1., het onder 2. en het onder 3. primair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders aan hem is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 5 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende, het gedrag van de ter beschikking gestelde betreffende, voorwaarden:
algemene voorwaarden
  • de verdachte pleegt geen strafbare feiten;
  • de verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken en biedt zijn identiteitsbewijs ter inzage aan als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht;
  • de verdachte verleent zijn medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

bijzondere voorwaarden

de verdachte werkt mee aan het, door de SVG Reclassering Limburg te Heerlen op het naleven van de voorwaarden uit te oefenen, toezicht, zoals door de reclassering in haar rapport van 17 juli 2019 beschreven;
de verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie BORG/ART of een andere gedragsinterventie, die gericht is op agressiebeheersing; de reclassering bepaalt welke training de verdachte volgt en de verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen die hem in het kader van die training worden gegeven;
de verdachte laat zich behandelen door (een) medewerker(s) van de forensisch psychiatrische kliniek genaamd De Horst te Maastricht of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering; de behandeling duurt zolang de reclassering dit nodig acht; de verdachte houdt zich aan de aanwijzingen en richtlijnen die hem in het kader van deze behandeling worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2019.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 te Geleen , gemeente Sittard- Geleen , zijn levensgezel, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te schoppen en/of te slaan en/of de keel dicht te knijpen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2018 tot en met 29 oktober 2018 te Nieuwstadt, in de gemeente Echt-Susteren, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] de keel dicht te knijpen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2018 in de gemeente Beek en/of de gemeente Beekdaelen en/of de gemeente Voerendaal en/of de gemeente Zaltbommel en/of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, terwijl genoemde [slachtoffer] in de door hem, verdachte, bestuurde auto zat
- tegen genoemde [slachtoffer] dreigend gezegd: "Zeg het maar, je hebt nog 5 minuten de tijd anders schiet ik je door knie. Gisteren heb ik je al mishandeld." en/of
- genoemde [slachtoffer] aan de haren getrokken, zulks terwijl die [slachtoffer] de auto trachtte/wilde verlaten en/of
- genoemde [slachtoffer] haar keel dichtgeknepen en/of
- genoemde [slachtoffer] geslagen en/of
- genoemde [slachtoffer] de telefoon afgenomen en/of
- er bij genoemde [slachtoffer] op aangedrongen hem te kussen onder het voorwendsel dat hij, verdachte, om zou draaien,
(dit alles) teneinde te beletten dat genoemde [slachtoffer] de auto waarin verdachte en die [slachtoffer] , gezeten waren zou/kon verlaten en met die [slachtoffer] , tegen haar wil, in die auto naar althans in de richting van Zaltbommel en vervolgens naar Geleen is gereden en/of dat hij verdachte niet zijn route heeft gewijzigd zulks terwijl (meermalen) door [slachtoffer] werd verzocht zulks te doen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2018 in de gemeente Voerendaal, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] aan de haren te trekken en/of de keel dicht te knijpen en/of te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018165752, gesloten d.d. 8 december 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 263, alsmede de niet genummerde bescheiden.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 3 november 2018, pagina 24.
3.De bijlage bij de aangifte van [slachtoffer] van 30 oktober 2018, pagina 11.
4.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 22 juli 2019.
5.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2018, pagina 57 en 62.
7.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
8.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 22 juli 2019.
9.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2019, pagina 7.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 3 november 2018, pagina 20.
12.De fotografische opnames als bijlage gevoegd bij de aangifte, pagina 10 en 15.
13.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
14.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
15.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2018, pagina 6 en 7.
16.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 november 2018, pagina 10.
18.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 juli 2019.