4.2.3Het is aan het Robertshuis om per fysieke bejegening voldoende duidelijke en concrete feiten te stellen die, indien juist, de fysieke bejegening rechtvaardigen. De dagrapporten waarin melding is gemaakt van de fysieke bejegeningen vermelden het volgende, waarbij telkens letterlijk is geciteerd.
1. oktober 2016: Vervolgens vraagt [minderjarige] of hij dan in het diepe mag zwemmen wanneer hem verteld wordt dat de regel is dat er alleen in het bad gezwommen wordt waar iedereen nu in zit, draait hij zich om en rent hij het zwembad uit. Hij gaat in een omkleedhokje zitten en maakt een boze indruk. Als de begeleider met hem wil praten, rent hij weer terug het zwembad in. [minderjarige] vraagt waarom hij niet in het andere zwembad mag. Als de begeleiding dit uitlegt, geeft hij aan dat hij het lastig vindt dat dit niet mag omdat hij dit normaal met anderen wel mag. Hij gaat meerdere keren met zijn hoofd onder water en geeft aan niet te willen praten. De begeleiding geeft aan dat ze hem fysiek moeten ondersteunen als hij niet boven blijft omdat dit gevaarlijk is omdat de begeleiding niet weet wat er op dat moment in hem omgaat omdat hij niet wil praten. Omdat hij door blijft gaan is er fysieke ondersteuning nodig om hem boven water te houden en ervoor te zorgen dat hij niet wegloopt. [minderjarige] begint te schelden tegen de begeleiding, knijpt een begeleider meerdere keren in haar arm en geeft hij aan weg te willen uit het zwembad. Als één begeleider weg loopt om de seniorbegeleider te bellen om te vragen hoe nu verder, begint [minderjarige] naast de eerder genoemde handelingen ook te trappen naar de begeleider. Na overleg wordt [minderjarige] de keuze gesteld tussen luisteren en mee mogen zwemmen of met een begeleider aan de kant zitten totdat de andere kinderen klaar zijn met zwemmen. [minderjarige] geeft aan dat het hem gaat lukken om te luisteren en beloofd de begeleiding een antwoord te geven als er hem een vraag gesteld wordt.
2. 6 oktober 2016: Het praten over het zwemmen is dus klaar en we gaan door met de planning. Begeleiding vraagt van hem om samen de clics op te ruimen, maar dat lukt hem niet uit zichzelf. Wanneer begeleiding benoemt hem te moeten gaan helpen en wat dit betekent, is dit niet voldoende stimulance om het toch zelf te doen. Begeleiding raakt in eerste instantie voorzichtig zijn hand aan en vraagt nogmaals of het hem zelf niet lukt. Wanneer dit niet lukt biedt begeleiding fysieke ondersteuning (hand over hand) bij het opruimen van 3 stukjes clics. Tijdens de fysieke ondersteuning wordt [minderjarige] al wat bozer en probeert hij gerichte fysieke agressie te laten zien. Hierdoor kiest begeleiding uit veiligheid ervoor om na de het opruimen van de clics nog even zijn polsen vast te houden. Uiteindelijk lukt het [minderjarige] niet om rustig te worden en wordt hij onrustiger en laat hij nog meer gerichte fysieke en verbale agressie zien. Ook maakt hij veel harde geluiden. In de tijd dat [minderjarige] overprikkeld is geeft begeleiding meerdere keren de kans om zijn benen rustig te houden zodat we die langzaam los kunnen laten. Wanneer we die loslaten laat hij een aantal keer weer fysieke agressie zien en moeten we die weer vasthouden. Wanneer het hem na 30 minuten wel lukt zijn voeten rustig te laten staan en zijn handen ook rustig te houden, laten we hem los. Dit bekrachtigen we direct positief. Hierna laten we [minderjarige] gedurende 20 minuten met rust en bieden we hem alleen een zakdoekje aan voor zijn tranen en snotneus. Hierna kan hij op gesloten vragen zijn antwoord knikken. En op deze manier komen we erachter wat hij op zijn broodjes wil en kan hij deze ontspannen opeten.
3. 25 oktober 2016: De begeleiding heeft hierbij benoemd dat hij mocht blijven zitten op de bank, zodat hij rustig kon worden. Dit was lastig voor [minderjarige] , hij zocht spullen om geluid mee te maken en deed dit dan ook. Toen de begeleiding benoemde dat als hij weer rustig was, hij weer verder zou mogen met zijn planning (lunchen) gooide hij zijn sloffen, een kussen en stormde hij naar de deur toe en wilde weglopen. De begeleiding stond voor de deur waarop (…) hij begon met schoppen. De begeleiding heeft hem daarop de instructie ‘stop’ gegeven, [minderjarige] ging echter door met het proberen te slaan, duwen en trekken van richting begeleiding. Hierop heeft de begeleiding hem tegen gehouden en hem daarbij vast moeten houden. Gedurende de rest van de dag gaat het goed met [minderjarige] .
4. 27 oktober 2016: Hij reageert vervolgens dan ook niet meer op instructies wanneer we van hem vragen om niet te gooien met kussens en knuffels. Dit maakt dat we de knuffels en kussen in een andere ruimte leggen. [minderjarige] blijft hierna herhaaldelijk nee zeggen. Begeleiding benoemt dat hij het lastig mag hebben en best even nee mag zeggen, maar dat we dat in een rustige ruimte voor hem alleen gaan zitten. Het lukt [minderjarige] om keurig mee te lopen met begeleiding. In deze ruimte kiest hij ervoor om rustig met zijn gezicht tegen de muur in een hoekje te gaan staan. Knap dat hij hiervoor kiest. Na een aantal minuten schopt [minderjarige] tegen de muur en hierna slaat hij ook met zijn armen tegen de muur. Wanneer hij na 5 minuten ook met zijn hoofd tegen de muur bonkt benoemen we dat we hem bij de muur vandaan moeten halen wanneer het niet lukt om te stoppen. Dit lukt hem niet, waarop begeleiding fysieke ondersteuning biedt. Tijdens de fysieke ondersteuning wordt [minderjarige] in eerste instantie onrustiger. Zo probeert hij herhaaldelijk bij een muur of hard voorwerp te komen om zijn hoofd te bonken en probeert hij begeleiding pijn te doen. Dit blijft hij 30 minuten doen. Hierna ontspant hij rustig zijn benen en kunnen deze losgelaten worden. (…) Snel hierna ontspant hij ook zijn armen en kunnen we hem volledig loslaten.
5 + 6. 2 november 2016: Toen de begeleidster even weg liep stopte [minderjarige] nog snel een stuk brood in zijn mond. Toen begeleiding hem hier mee confronteerde werd [minderjarige] boos en verdrietig. Hij schreeuwde dat dit niet waar was en rende weg naar een andere kamer. Hij is hier een tijdje met rust gelaten maar bleef rond en wegrennen uit de kamer. Er is toen tegen [minderjarige] gezegd dat hij op de bank kon gaan zitten. [minderjarige] bleef rondrennen en schopte tegen de bank. Hij is op dat moment fysiek ondersteund door begeleiding. Dit ging moeizaam en [minderjarige] werd hier erg druk van. Hij probeerde begeleiding te schoppen, te knijpen en te bijten. In overleg met ouders is er een korte tijd holding toegepast. [minderjarige] werd hier heel snel rustig van en hierdoor kon begeleiding hem loslaten. (…) Er is duidelijk aan [minderjarige] uitgelegd dat zijn arm op zijn rug is gedaan om hem te beschermen en te helpen.
De rechtbank neemt aan dat tijdens de periode dat er overleg is geweest met de ouders, even geen fysieke bejegening heeft plaatsgevonden en daarna, met toestemming van de ouders, weer wel.
7. 11 november 2016: [minderjarige] is in de veronderstelling dat het andere jongetje iets opzettelijk stuk maakte van hem, terwijl dit niet zijn intentie was. [minderjarige] wordt direct verbaal agressief richting het andere kind en begeleiding neemt hem dan ook even mee naar een andere ruimte om rustig te kunnen worden. Dit lukt [minderjarige] in eerste instantie niet. Hij slaat nog tegen de muren, schreeuwt en verstopt zich achter het gordijn. Na 10 minuten loopt [minderjarige] boos te ruimte uit en stapt in een hoge alertheid af op het andere kindje. Begeleiding helpt hem fysiek om op te bank te kunnen zitten en laten hem wanneer hij zit direct weer los. Hierna is hij 5 minuten nog erg boos, (…).”
8. 17 november 2016: Na een 10 minuten geeft hij aan dat hij graag wil zwemmen, maar begeleiding geeft aan dat hij eerst iets moet eten en drinken voordat hij mee kan zwemmen. [minderjarige] geeft aan dat hij niets gaat eten en het hem niet uit maakt dat hij hierdoor niet kan zwemmen. Het lukt hem niet om te luisteren naar instructies en hij laat hierbij fysiek gedrag zien, zoals: duwen met zijn voeten tegen de bank zodat deze van zijn plek af en hij trekt hard aan de vensterbank. Er is fysieke begeleiding van 20 minuten nodig om [minderjarige] rustig op de bank te laten zitten/liggen.
9. 18 november 2016: Wanneer we terug komen van het zwemmen is het voor [minderjarige] tijd om te lunchen. Wanneer hij zijn boterhammen en beschuitje op heeft, wilt [minderjarige] niet drinken. Hij geeft aan wel dorst te hebben, maat geen zin te hebben in limonade, melk of water. Begeleiding legt uit dat dit een regel is voor hem, omdat dit afgesproken is met ouders. Hij loopt boos de kamer uit en verstopt zich achter het gordijn. Hij geeft aan niet te willen praten. Hij loopt de kamer uit en rent naar de kelder. Hij wordt vanuit de kelder fysiek begeleidt naar de kamer boven. Gedurende 60 minuten lukt het [minderjarige] niet om rustig te worden. Hij wordt in deze situatie fysiek begeleid en is zelf fysiek en verbaal. Na 60 minuten lukt het [minderjarige] om niet meer fysiek en verbaal te zijn.
10. 25 november 2016: Op het moment dat [minderjarige] doorheeft dat hij een klein plasplekje in zijn broek heeft houd hij zijn tas voor zijn kruis en gaat hij naar de wc. Hij begon met huilen en werd erg boos, dit uitte hij in verbale agressie richting de begeleiding. [minderjarige] was zo boos en verdrietig dat hij niet te bereiken was. De begeleiding liet [minderjarige] rustig worden op het toilet. Op momenten dat de begeleiding de deur zachtjes open deed, na dit aangegeven te hebben, begon [minderjarige] opnieuw met schelden. De begeleiding wilde [minderjarige] rustig laten worden op het toilet, echter was [minderjarige] aan het proberen het raam te openen. Daarop heeft de begeleiding besloten hem daar niet alleen te kunnen laten en dat [minderjarige] rustig kon worden in een andere kamer. Zij hebben [minderjarige] fysiek moeten ondersteunen om hem in een andere kamer te krijgen. Eenmaal in de andere ruimte probeerde [minderjarige] weg te rennen, hierop heeft de begeleiding hem fysiek moeten ondersteunen om hem in de ruimte te houden en hem daar rustig te laten worden. Ondertussen heeft [minderjarige]
meerdere malen met zijn hoofd gebonkt, tegen de tafel en tegen de grond, begeleiding stopt door een kussen tussen [minderjarige] en de grond/tafel te houden zodat hij zichzelf geen zeer doet. Daarnaast was [minderjarige] verbaal agressief richting de begeleiding. Het is [minderjarige] uiteindelijk onder hulp van de begeleiding gelukt om rustig te worden, (…).
4.2.4.1 [eisers] hebben niet aangevoerd dat in de dagrapportages voor zover geciteerd, de feiten onjuiste zijn vermeld. Dit betekent dat moet worden beoordeeld of de feiten die bij elk incident zijn vermeld, een fysieke ondersteuning rechtvaardigen.
4.2.4.2 De hiervoor weergegeven situatie op 5 oktober 2016 rechtvaardigt fysieke ondersteuning. Het Robertshuis moest gelet op het feit dat [minderjarige] meerdere keren met zijn hoofd onder water gaat en niet wil praten, rekening houden met de mogelijkheid dat [minderjarige] in voor hem gevaar opleverende ademnood zou komen en mocht bij [minderjarige] fysieke ondersteuning toepassen om dit te voorkomen.
4.2.4.3 De hiervoor weergeven situatie op 6 oktober 2016 rechtvaardigt geen fysieke ondersteuning. Er was onvoldoende reden om de hand van [minderjarige] aan te raken alleen maar omdat hij niet wilde opruimen. Toen dit niet hielp terwijl de begeleiding nog steeds vond dat [minderjarige] moest opruimen, heeft de begeleiding zonder verdere concreet omschreven aanleiding, “fysieke ondersteuning (hand over hand)” geboden. Dat deze situatie vervolgens ernstig is geëscaleerd, is volledig toe te rekenen aan het Robertshuis en levert geen overmacht op.
4.2.4.4 De hiervoor weergegeven situatie op 25 oktober 2016 rechtvaardigt geen fysieke ondersteuning. Uit het verslag blijkt niet dat lijf of goed van wie dan ook zodanig door [minderjarige] werd bedreigt dat hij fysiek moest worden tegen gehouden en dat [minderjarige] daarbij moest worden vast gehouden.
4.2.4.5 De hiervoor weergegeven situatie op 27 oktober 2016 rechtvaardigt fysieke ondersteuning. Het Robertshuis moest gelet op het feit dat [minderjarige] niet alleen tegen de muur schopt en slaat, maar ook met zijn hoofd tegen de muur bonkt, fysiek ingrijpen en dit ingrijpen ook continueren omdat [minderjarige] herhaaldelijk probeert bij een muur of hard voorwerp te komen om zijn hoofd tegen te bonken en omdat hij probeert begeleiding pijn te doen.
4.2.4.6 De hiervoor weergegeven situaties op 2 november 2016 zijn kennelijk besproken met [voogdes] die toen geen bezwaar hebben gemaakt tegen fysieke ondersteuning. Ook bij deze twee situaties staat daarmee vast dat sprake is geweest van overmacht.
4.2.4.7 De hiervoor weergegeven situatie op 11 november 2016 rechtvaardigt fysiek ingrijpen. Uit de combinatie dat [minderjarige] boos wegloopt uit de kamer en in een hoge alertheid afstapt op het andere kindje, mag worden geconcludeerd dat [minderjarige] met dat kind wilde vechten. Om dit te voorkomen, mocht fysiek worden ingegrepen.
4.2.4.8 De hiervoor weergegeven situatie op 17 november 2016 rechtvaardigt onvoldoende dat fysiek is ingegrepen. Het met de voeten duwen tegen de bank zodat deze van zijn plek afgaat, terwijl niet blijkt dat de bank daardoor beschadigt en het hard trekken aan de vensterbank, terwijl evenmin blijkt dat er enige reële kans op beschadiging was, rechtvaardigt geen fysiek ingrijpen. In deze situatie kan dus geen overmacht worden aangenomen.
4.2.4.9 De hiervoor weergegeven situatie op 18 november 2016 rechtvaardigt onvoldoende dat fysiek is ingegrepen. Er is geen reden gegeven waarom [minderjarige] met fysiek ingrijpen uit de kelder moest worden gehaald. Zonder nadere, maar niet gegeven toelichting is niet duidelijk waarom [minderjarige] niet net zolang in de kelder kon blijven totdat hij was afgekoeld. In deze situatie kan dus geen overmacht worden aangenomen.
4.2.4.10 De hiervoor weergegeven situatie op 25 november 2016 rechtvaardigt onvoldoende dat fysiek is ingegrepen. Het is zonder meer ongewenst dat [minderjarige] door een raam wil klimmen, maar zonder nadere maar niet gegeven toelichting zoals dat hij ook door het raam paste en waar hij zou zijn uitgekomen als hij door dit raam was geklommen, levert deze fysieke bejegening geen overmacht op. Dat geldt ook toen [minderjarige] uit een andere kamer wilde wegrennen. Ook enkel wegrennen zonder dat blijkt dat [minderjarige] met dit wegrennen gevaar veroorzaakt voor lijf en/of goed, rechtvaardigt geen fysiek ingrijpen. Dat de situatie vervolgens kennelijk zo escaleert dat [minderjarige] meerdere malen met zijn hoofd tegen de tafel en de grond bonkt, moet worden toegerekend aan de eerdere niet gerechtvaardigde fysieke bejegening.
4.2.4.11 Uit het vorenstaande blijkt dat van de tien maal dat fysiek is ingegrepen, er vijf maal terecht fysiek is ingegrepen en vijf maal onterecht.