ECLI:NL:RBLIM:2019:7041

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
03/659108-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op ex-echtgenote met aardappelmes

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn ex-echtgenote. De zaak vond zijn oorsprong op 9 april 2018, toen de verdachte, in een emotionele uitbarsting, zijn ex-partner met een aardappelmesje aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet met opzet handelde om de vrouw te doden, wel degelijk voorwaardelijk opzet had op haar dood door de manier waarop hij haar meerdere malen in vitale delen van haar lichaam stak en sneed. De rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapporten die aantoonden dat de verwondingen levensbedreigend hadden kunnen zijn. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.G.J. Geerlings, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juli 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische toestand, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, samen met een taakstraf van 180 uur. De rechtbank benadrukte het belang van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor de verdachte, die al een autisme spectrumstoornis had. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was M.S.E.M. Oude Hengel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659108-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juli 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door haar met een mes in het hoofd, de hals en/of het lichaam te steken en te snijden, dan wel dat hij heeft geprobeerd deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen. Hiertoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] en de medische informatie. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij was gaan flippen zoals hij dat zelf heeft benoemd. Uit de medische informatie blijkt dat als er iets dieper was gesneden, dit tot de dood van de aangeefster had kunnen leiden. De bewuste opzet is daar niet op gericht geweest, echter als je iemand zo te lijf gaat dan heb je de aanmerkelijke kans aanvaard dat diegene zou komen te overlijden. Daarmee is er sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangeefster.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft geen boos opzet gehad en heeft niet willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij de aangeefster dodelijk zou verwonden door met een aardappelmesje te zwaaien. Uit de medische informatie blijkt dat als er dieper was gestoken, levensbedreigende verwondingen hadden kunnen optreden aan slagaders of aan longen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet duidelijk is of dit ook mogelijk was met het door verdachte gehanteerde aardappelmesje, nu dit een relatief klein lemmet heeft en er niets gezegd kan worden over de scherpte van het mes. Met betrekking tot de poging zware mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 10 april 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Op 9 april 2018 was [slachtoffer] in haar woning aan de [adres 1] te [W.] . Omstreeks 20.00 uur kwam [verdachte] (hierna te noemen [verdachte] ), haar ex-echtgenoot, naar haar toe. [verdachte] vroeg aan haar of zij het normaal vond zoals zij de financiële afhandeling wilde regelen van de boedelscheiding. [slachtoffer] gaf aan dat ze er niet over wilde praten en verzocht [verdachte] haar woning te verlaten. Toen hij niet weg wilde, heeft ze hem nogmaals gevraagd de woning te verlaten en is zelf naar buiten gelopen. Toen ze zag dat [verdachte] haar niet volgde, is ze teruggelopen naar de bijkeuken. [verdachte] kwam naar haar toe lopen vanuit de keuken en ze zag dat hij een voorwerp, wat achteraf een aardappelmesje bleek te zijn, in de richting van haar buik stak. Ze wilde weglopen, maar [verdachte] hield haar tegen. [verdachte] bleef haar in haar lichaam steken met een aardappelmesje en maakte snijdende bewegingen in haar keel en hals en riep dat hij haar kapot zou maken. Ze heeft met haar handen gevochten voor haar leven en dacht dat hij haar wilde doden. Haar hele T-shirt zat vol bloed. Ze is weggerend naar de buren op nummer 32. [2]
In verband met een melding van een mishandeling waarbij mogelijk een mes zou zijn gebruikt, zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 9 april 2018 omstreeks 20.32 uur naar het adres [adres 1] te [W.] gegaan. Op de grond naast de achterdeur van de woning troffen zij een man aan. [verbalisant 2] vroeg de man waar het mes was, waarop de man zei dat dit naast hem lag. De kleding en de handen van de man zaten onder het bloed. De ruimte achter de geopende achterdeur lag vol bloeddruppels. De man gaf aan dat hij [verdachte] was. [3]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kregen op 9 april 2018 omstreeks 20.35 uur de melding te gaan naar het adres [adres 2] te [W.] . Bij de bewoners zou een vrouw zijn binnengelopen die gewond en mishandeld was. De verbalisanten kwamen ter plaatse en zagen een vrouw die bloed had op haar kleding, haar armen en haar halsstreek. Ook kwam er bloed uit haar linkeroor. Deze vrouw was [slachtoffer] . [4]
Aanvankelijk heeft de verdachte verklaard dat hij niet meer wist wat er gebeurd was. [5] Later heeft hij verklaard dat hij bij [slachtoffer] als een gek tekeer is gegaan. Door de verbalisant werd opgemerkt dat de verdachte tijdens deze uitspraak met zijn armen in de lucht van boven naar beneden en van links naar rechts zwaaide. De verdachte heeft verklaard dat hij een mesje zag liggen en dat hij hier zwaaiende, stekende en snijdende bewegingen mee maakte. Hij verklaarde dat hij niet dacht, hij flipte. Hij dacht dat hij haar in de hals en borst raakte. [6]
Ook ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij het mesje heeft gepakt en ermee is gaan zwaaien. [7]
Een forensisch arts heeft ten aanzien van het aan [slachtoffer] toegebrachte letsel het volgende geconstateerd. Er is sprake van multipele snij- en steekwonden in gelaat, hals, borstkas, buik en onderarmen. In het gelaat zijn met name aan de linker zijde meerdere oppervlakkige snijwonden. Bij de snijwond aan de rechter onderlip is de diepte tot in het bindweefsel. In het linkeroor zijn meerdere oppervlakkige snijwondjes tot in het bindweefsel.
In de hals is een groot aantal snij-en steekwondjes vastgesteld waarvan het grootste gedeelte oppervlakkig is. Er zijn enkele wondjes met een diepte tot in het bindweefsel. Rondom de steek-en snijwondjes zijn bloeduitstortingen. Ten aanzien van de buik en borstkas zijn zeer oppervlakkige krassen vastgesteld en op de onderarmen oppervlakkige snijwondjes. Alle wonden zijn geplakt met lijm of steristrips. De forensisch arts heeft als theoretisch mogelijk letsel vastgesteld:
- vaatletsel in de hals bij dieper doorsteken/snijden: risico op levensbedreigende bloeding;
- aanprikken longtop bij dieper doorsteken: klaplong en ernstige ademnood als gevolg. [8]
3.3.2
De bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast:
Op 9 april 2018 is de verdachte naar de woning van zijn ex-partner, te weten aangeefster [slachtoffer] , gegaan om te praten over de (in zijn ogen onredelijke) boedelscheiding. Aangeefster heeft hem te kennen gegeven dat ze hier niet over wilde praten. De verdachte is gaan flippen en heeft een aardappelmesje in zijn hand genomen en heeft meerdere malen met zwaaiende bewegingen gestoken en gesneden in de hals, het gelaat, de onderarmen, de buik, het linker oor en de borstkas van aangeefster.
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een poging tot doodslag, dient te worden beoordeeld of de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Dat de verdachte met zuiver opzet heeft gehandeld, in die zin dat hij willens en wetens heeft geprobeerd om het slachtoffer te doden, kan niet worden bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij ‘gewoon’ het mesje heeft gepakt, is gaan flippen en niet heeft nagedacht. Dit opzet kan evenmin uit andere bewijsmiddelen worden afgeleid.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - de dood van [slachtoffer] - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De forensisch arts heeft vastgesteld dat een groot aantal snij-en steekwondjes zichtbaar was op diverse plaatsen. Gezien de hoeveelheid van de letsels, de verscheidenheid van de letsels, de vitale plekken die zijn geraakt, zoals met name hals, nek en borstkas en de verspreiding over het lichaam van de letsels, leidt de rechtbank af dat de verdachte duidelijk ongecontroleerd heeft gestoken en gesneden en dat [slachtoffer] levensbedreigend letsel had kunnen oplopen.
Gelet op de wijze waarop de messteken zijn toegebracht (namelijk ongecontroleerd), de hoeveelheid letsels en de plaatsen waar dit letsel is geconstateerd is de rechtbank van oordeel dat dit naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht was op het toebrengen van fataal letsel en dus op het doden van de aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat de plekken waar de aangeefster is gestoken, met name richting de hals, nek en de borstkas, aan te merken zijn als gebieden met vitale structuren. Met name het grote aantal toegebrachte verwondingen in de hals van aangeefster acht de rechtbank relevant voor het bewijs van het voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster. Het standpunt van de raadsman dat (voorwaardelijk) opzet op de dood niet kan worden bewezen, wordt op grond van het voorgaande dan ook verworpen door de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dan ook in voorwaardelijke zin opzet gehad op de dood van [slachtoffer] . Slechts door eigen handelen van de aangeefster en de gelukkige omstandigheid dat het slachtoffer niet met het aardappelmes is geraakt in de halsslagader, is het bij een poging gebleven.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 9 april 2018 in de gemeente Weert, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen [slachtoffer] met een mes in het hoofd, de hals en het lichaam heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat zij het eens is met de conclusie uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia dat het tenlastegelegde in verminderde mate kan worden toegerekend.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat hij het eens is met de conclusie uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia dat het tenlastegelegde in verminderde mate kan worden toegerekend.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De klinisch psycholoog R.K.F. Lemmens heeft over de geestvermogens van de verdachte op 28 juni 2018 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dit rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Hiertoe overweegt zij het volgende.
Uit de psychologische Pro Justitia-rapportage blijkt dat bij de verdachte sprake is een autisme verwante stoornis, te weten een sociale communicatiestoornis en van dissociatieve amnesie met betrekking tot het delict dat hij heeft gepleegd. Dissociatieve amnesie treedt op als verdedigingsmechanisme tegen gebeurtenissen die de psyche ernstig in verwarring brengen of schaden. In het geval van de verdachte valt het te verklaren vanuit het ervaren van een sterk schuldgevoel. Uit het testonderzoek komen sterke aanwijzingen naar voren voor de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis. De verdachte ervaart al zijn hele leven problemen op sociaal vlak. Hij is moeilijk in staat om anderen te begrijpen en hier op een juiste manier op te reageren. De communicatieproblemen worden versterkt door het feit dat de verdachte woordvindproblemen ondervindt, met name onder invloed van stress. Hij is amper in staat dat wat hij voelt en/of denkt verbaal te uiten. Het is goed mogelijk dat de verdachte op een relatief lichte vorm van frustratie reageert met disproportionele emotie en gedrag. Na de emotionele uitbarsting is pas het besef gekomen wat hij heeft gedaan, hetgeen dermate traumatiserend was en een dermate groot schuldgevoel opriep dat er dissociatief geheugenverlies is opgetreden. Onderzoeker adviseert verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank acht de redenering en conclusie van de psycholoog ten aanzien van de vraag in hoeverre het ten laste gelegde de verdachte kan worden toegerekend, inzichtelijk en concludent en zal de conclusie dan ook overnemen.
De verdachte is dan ook strafbaar, omdat evenmin andere feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de strafeis het volgende naar voren gebracht.
Het betreft een ernstig strafbaar feit waar normaal gesproken een aantal jaren gevangenisstraf voor wordt opgelegd. De rechter-commissaris heeft kort na de gebeurtenis de voorlopige hechtenis geschorst op 13 april 2018 en heeft goed gekeken naar de persoon van de verdachte. Niemand in de nabije omgeving van de verdachte heeft zijn gedrag zien aankomen. De psycholoog heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Een onvoorwaardelijk gevangenisstraf heeft in het geval van verdachte ook geen toegevoegde waarde. Alle betrokkenen, waaronder de aangeefster, hebben aangegeven dat de verdachte hulp nodig heeft.
Om desondanks de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen heeft de officier van justitie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren gevorderd, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn gesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij is zijn ex-partner met een schilmesje te lijf gegaan toen zij niet met hem wilde praten over de (in zijn ogen onredelijke) boedelverdeling. Hij heeft ongecontroleerd op haar ingestoken en haar met name in de hals een groot aantal snijwonden toegebracht. Dat daarbij geen fatale snijwond is toegebracht is niet aan verdachte te danken.
Doodslag is een van de ernstigste feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Bij doodslag wordt het leven van een ander afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat een poging tot doodslag een zeer ernstig feit is.
Bij het bepalen van de strafsoort en de strafmaat kijkt de rechtbank doorgaans naar rechterlijke uitspraken met betrekking tot vergelijkbare feiten. In de regel legt het hof
’s-Hertogenbosch voor een voltooide doodslag geen lagere straf op dan een gevangenisstraf van acht jaren. Nu het in onderhavige zaak om een poging tot doodslag gaat, zou een gevangenisstraf van minimaal vijf jaar in beginsel passend zijn als uitgangspunt. Gelet echter op de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, laat de rechtbank dit uitgangspunt los.
De rechtbank heeft bij deze conclusie acht geslagen op de psychologische Pro Justitia-rapportage. Zoals eerder vermeld blijkt dat bij de verdachte sprake is van een sociale communicatiestoornis. In het conflict met de aangeefster zijn de emoties hoog opgelopen en werden de nooit geuite emoties de verdachte op dat moment teveel.
De verdachte werd voor het eerst in zijn leven agressief en stak zijn ex-partner meerdere malen. Het advies is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt door de psycholoog ingeschat als laag. Het advies is om de verdachte ambulant te laten begeleiden en te behandelen om te leren zijn emoties op een constructieve manier te uiten en om te gaan met zijn autisme spectrum stoornis. Een dergelijke behandeling kan op een reguliere poli plaatsvinden en kan plaatsvinden in het kader van een (deels) voorwaardelijke veroordeling.
Uit het reclasseringsrapport van 9 juli 2019 blijkt dat gedragsverandering niet op heel korte termijn te realiseren zal zijn, aangezien de verdachte al jaren functioneert met de aan autisme verwante stoornis en daarbij behorende gedragingen. Voortzetting van de reclasseringsbegeleiding, met toevoeging van behandeling in het regulier kader, wordt wenselijk geacht. Een reclasseringstoezicht is wenselijk om de toeleiding naar de juiste behandeling te regelen en in een latere fase te coördineren en monitoren. De reclassering schat het risico op recidive als laag nu blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, hij begeleiding krijgt en zijn leven in praktische zin op orde heeft. Voorafgaand aan het strafbare feit had de verdachte zijn droombaan als conciërge op een basisschool. Tot groot verdriet van de verdachte, zoals ook op zitting door hem nog eens is benadrukt, heeft hij deze baan niet kunnen voortzetten. Hij heeft inmiddels ander werk gevonden. Het aanvoelen en aangeven van grenzen is nog steeds een leerpunt voor de verdachte. De verdachte wordt al begeleid door een autismeteam van Vincent van Gogh en de reclassering merkt al dat betrokkene baat heeft bij deze begeleiding. De verdachte houdt zich aan afspraken en heeft een open houding en maakt dingen bespreekbaar die hem bezig houden. Hij is erg gemotiveerd voor verandering. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding geadviseerd. De inschatting die de reclassering maakt is dat een eventuele gevangenisstraf een terugval veroorzaakt in de opgebouwde structuur en rust.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Ter zitting heeft verdachte nog aangegeven veel spijt te hebben van wat er is gebeurd en nog steeds niet te kunnen begrijpen waarom hij tot zijn gedrag is gekomen.
Alles afwegende zal de rechtbank, om de ernst van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking te brengen in navolging van het door de officier van justitie gevorderde, aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 24 maanden en de meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding als bijzondere voorwaarden.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstaf niet naar behoren wordt uitgevoerd, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

7.Het beslag

Het in beslag genomen aardappelmes is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde blijft zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31 te Roermond. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde laat zich begeleiden door het autismeteam van Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor het primair bewezenverklaarde tot een taakstraf voor de duur van 180 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Bevel voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
- mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.I. van Delft, voorzitter, mr. F.H. Machiels en
mr. C. Wapenaar, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2019.
Buiten staat
Mr. F.H. Machiels en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 april 2018 in de gemeente Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) genoemde
[slachtoffer] met een mes, in het hoofd en/of de hals en/of het lichaam heeft
gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 09 april 2018 in de gemeente Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
(meermalen) genoemde [slachtoffer] met een mes, in het hoofd en/of de hals en/of het
lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg-Noord, district Venlo, recherche Venlo, proces-verbaalnummer 2018051719, gesloten d.d. 4 juni 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 236.
2.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 10 april 2018 op pagina’s 78-82.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018 op pagina 48, 55-57.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018 op pagina 72.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 april 2019, pagina 29.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 april 2019, pagina’s 35-36.
7.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 16 juli 2019.
8.Medische informatie en beoordeling door forensisch arts met betrekking tot [slachtoffer] , opgemaakt op 29 mei 2018 door J. van Gastel (forensisch arts), als ongenummerde bijlage.