Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag op zijn ex-echtgenote. De zaak vond zijn oorsprong op 9 april 2018, toen de verdachte, in een emotionele uitbarsting, zijn ex-partner met een aardappelmesje aanviel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet met opzet handelde om de vrouw te doden, wel degelijk voorwaardelijk opzet had op haar dood door de manier waarop hij haar meerdere malen in vitale delen van haar lichaam stak en sneed. De rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapporten die aantoonden dat de verwondingen levensbedreigend hadden kunnen zijn. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.G.J. Geerlings, en de zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juli 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychologische toestand, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, samen met een taakstraf van 180 uur. De rechtbank benadrukte het belang van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor de verdachte, die al een autisme spectrumstoornis had. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was M.S.E.M. Oude Hengel.