ECLI:NL:RBLIM:2019:689

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 578
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging opsporingsbevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar wegens misbruik van bevoegdheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) bij de gemeente Maastricht. De Minister voor Rechtsbescherming had op 31 augustus 2017 de opsporingsbevoegdheid van eiser beëindigd, omdat hij een parkeerboete van € 360,00 onterecht had geseponeerd in de administratie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) op verzoek van een voormalige collega. De rechtbank oordeelde dat eiser misbruik had gemaakt van zijn bevoegdheden, wat in strijd is met de integriteitseisen die aan een BOA worden gesteld. Eiser had aangevoerd dat hij handelde binnen de gebruikelijke gang van zaken en dat hij toestemming had gekregen van de verbalisant voor het seponeren van de boete. De rechtbank volgde echter het standpunt van de Minister dat eiser, gezien zijn functie, had moeten weten dat het seponeren van boetes in de familiesfeer niet is toegestaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beëindiging van zijn opsporingsbevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 18/578

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M.L. van den Herik).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de opsporingsbevoegdheid van eiser beëindigd.
Bij besluit van 8 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is werkzaam bij de gemeente Maastricht, laatstelijk in de functie van evenementencoördinator bij de [afdeling]. Op 5 juni 2013 is aan eiser opsporingsbevoegdheid verleend als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) voor het domein 1, Openbare Ruimte.
2. Verweerder heeft op 20 juli 2017 een gezamenlijk ambtsbericht ontvangen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissement Limburg, aangesteld als toezichthouder, en de politiechef van de eenheid Limburg, aangesteld als direct toezichthouder, waarin hem wordt medegedeeld dat door de gemeente Maastricht melding is gedaan van een vermoeden dat eiser niet integer heeft gehandeld. Eiser heeft namelijk volgens de mededeling van de gemeente Maastricht onterecht en zonder toestemming van de verbalisant een parkeerboete van € 360,00 geseponeerd in de administratie van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) op verzoek van een voormalige collega. Het betrof een parkeerboete die was opgelegd aan de zus van deze collega. De integriteitscoördinator van de gemeente Maastricht heeft een onderzoek ingesteld naar de handelwijze van eiser. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 6 juli 2017. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het onterecht seponeren van een parkeerboete bewezen wordt geacht. De toezichthouders zijn van mening dat het gedrag van eiser gezien moet worden als een schending van de afgelegde ambtseed en dat eiser zich niet heeft gedragen, zoals het een goed buitengewoon opsporingsambtenaar betaamt. Bovendien heeft eisers gedraging het aanzien van het ambt geschaad. Volgens de toezichthouders is eiser niet langer van onbesproken gedrag en bestaan er twijfels over de vraag of de ernst van dit incident het intrekken van de akte rechtvaardigt. De toezichthouders verzoeken verweerder daarom om te beoordelen of
eiser nog betrouwbaar is voor de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden.
3. Bij brief van 26 juli 2017 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij het voornemen heeft zijn opsporingsbevoegdheid te beëindigen. Eiser heeft in reactie op dit voornemen zijn zienswijze aan verweerder kenbaar gemaakt.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten conform zijn voornemen. Verweerder heeft aangegeven dat hij eisers standpunt dat hij niet zonder contact met de verbalisant tot het sepot is overgegaan, ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft gesteld hiervoor steun in het onderzoeksrapport van 6 juli 2017 te vinden. Verder is verweerder de mening toegedaan dat de betreffende parkeerboete terecht is opgelegd, omdat het voertuig onterecht en zonder geldige reden stond geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats. Volgens verweerder is het seponeren van een parkeerboete in de administratie van het CJIB vanwege een vriendschappelijke relatie, zoals eiser heeft gedaan, volstrekt geen geldige reden. Verweerder heeft deze handelwijze afgekeurd. Naar de mening van verweerder heeft eiser hiermee de goede naam van de beroepstak geschaad. Dat deze handelwijze van eiser de gebruikelijke gang van zaken is, heeft verweerder ongerust gemaakt. Dat destijds de regels over seponeren niet op schrift stonden, maakt volgens verweerder niet uit, aangezien eiser had moeten weten dat hij een bekeuring niet mocht seponeren vanwege een vriendschappelijke relatie. Eiser heeft zich volgens verweerder niet integer gedragen. Verweerder heeft voorts aangegeven dat zelfs in het geval er sprake zou zijn van een werkwijze binnen de [afdeling] dat het seponeren van bekeuringen voor familie, vrienden, collega’s en politie gebruikelijk was als daarom werd verzocht, hij tot dezelfde maatregelen zou zijn overgegaan. Naar de mening van verweerder dient een BOA burgers aan te spreken op het naleven van wet- en regelgeving, waardoor ook van een BOA wordt verwacht dat hij zich hieraan houdt en van onbesproken gedrag is. Nu eiser volgens verweerder misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden, heeft verweerder op grond van artikel 35, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (Bbo) besloten om eisers opsporingsbevoegdheid te beëindigen.
5. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de beëindiging van de opsporingsbevoegdheid gehandhaafd.
6. Eiser heeft zich ook met dit besluit niet kunnen verenigen en heeft hiertegen beroep ingesteld. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder volledig voorbij is gegaan aan de gronden van bezwaar. Deze bezwaargronden dienen volgens eiser dan ook als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Verweerder heeft naar de mening van eiser ten onrechte onvoldoende belang gehecht aan het feit dat de integriteitscoördinator in het onderzoeksrapport van 6 juli 2017 heeft gesteld dat het seponeren van bekeuringen in verband met een familie-, vriendschappelijke- of werkrelatie de gebruikelijke gang van zaken was en dat de integriteitscoördinator heeft geadviseerd om deze bedrijfscultuur onder de loep te nemen. Volgens eiser heeft hij gehandeld binnen het toen geldende beleid. Eerst op 15 augustus 2017 (dus ná het verweten handelen) heeft de gemeente Maastricht naar aanleiding van het onderzoek een ander beleid uitgedragen, aldus eiser. Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij voorafgaand aan de seponering overleg heeft gehad met de verbalisant en deze verbalisant toestemming heeft gegeven voor het sepot. Volgens eiser gaat verweerder ten onrechte voorbij aan de tegenstrijdige verklaring van hemzelf en die van de verbalisant. Eiser heeft de verklaring van de verbalisant, waarin deze zegt geen toestemming te hebben gegeven voor het sepot, betwist. Nu er sprake is van twee haaks op elkaar staande verklaringen, zonder dat voor beide standpunten ondersteunend bewijs is, dient volgens eiser verweerder er van uit te gaan dat eiser, zoals gebruikelijk, de verbalisant heeft benaderd en van deze ambtenaar toestemming heeft verkregen. Eiser is – gelet op het voorgaande – van mening dat hij geen misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden en er dus ook geen sprake is van een situatie dat hij niet langer van onbesproken gedrag is.
7. De rechtbank overweegt het navolgende.
8. Op grond van artikel 35, tweede lid, van het Bbo kan de Minister de opsporingsbevoegdheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar beëindigen
a. (…);
b. indien de buitengewoon opsporingsambtenaar misbruik maakt van zijn bevoegdheden;
c. (…);
d. indien de buitengewoon opsporingsambtenaar heeft gehandeld in strijd met enige andere bepalingen bij of krachtens dit besluit of voor zover op hem van toepassing, de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
9. In onderdeel 3.3 van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Beleidsregels) van de Minister van Justitie en Veiligheid staat aangegeven dat het altijd mogelijk is om de betrouwbaarheid van de BOA tussentijds te toetsen. De tussentijdse toets of de buitengewoon opsporingsambtenaar nog betrouwbaar is, wordt uitgevoerd aan de hand van de justitiële documentatie of politiële informatie afkomstig van de toezichthouder en/of de direct toezichthouder, waaraan eveneens advies kan worden gevraagd. Ook feiten die (nog) niet tot strafrechtelijke vervolging hebben geleid, worden meegenomen bij het bepalen of de Boa nog betrouwbaar kan worden geacht.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat eiser op 21 maart 2017 een parkeerboete in de administratie van het CJIB heeft geseponeerd vanwege een vriendschappelijke relatie.
11. De rechtbank stelt voorop dat verweerder beleidsruimte toekomt bij de beantwoording van de vraag of diegene misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden.
12. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden. Verweerder heeft terecht kunnen stellen dat ook indien er binnen de [afdeling] van de gemeente Maastricht een cultuur gold, waarin het gebruikelijk was om te seponeren voor familie, vrienden, collega’s en politie en ook indien de verbalisant toestemming zou hebben gegeven voor het seponeren, zoals eiser stelt en door verweerder wordt bestreden, dit eiser niet disculpeert. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser uit hoofde van zijn functie zelf had moeten weten dat het seponeren van parkeerboetes in de familiesfeer of onder vrienden niet is toegestaan. Verweerder heeft zwaar mogen laten meewegen dat de functie van BOA (gezien zijn bevoegdheden, werkzaamheden en verantwoordelijkheden) met zich meebrengt dat eiser van onbesproken gedrag is. Verweerder heeft terecht kunnen stellen dat dit bij eiser niet meer het geval is.
13. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden. Verweerder heeft dan ook gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 35, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bbo om eisers opsporingsbevoegdheid te beëindigen.
14. Het beroep van eiser dient ongegrond te worden verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G. Klein (voorzitter), en mr. M.A.H. Span-Henkens en mr. E.P.J. Rutten, leden, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.
griffier rechter/voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 januari 2019

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.