ECLI:NL:RBLIM:2019:6841

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
C/03/266089 / KG ZA 19-296
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op transitievergoeding en verbod op gebruik medische gegevens

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de besloten vennootschap EUREGIO RECYCLING B.V. De eiseres, die van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2019 als managementassistente bij EUREGIO werkzaam was, had een vordering ingesteld tot opheffing van een door de werkgever gelegd beslag op haar transitievergoeding. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de werkgever naar alle waarschijnlijkheid geen stand zou houden in de bodemprocedure, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er een rechtsgrond was voor het beslag. Tevens werd EUREGIO verboden om medische gegevens van de eiseres te gebruiken buiten de procedure waarvoor deze waren overgelegd. De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van de eiseres bij het ontvangen van de transitievergoeding zwaarder woog dan het belang van EUREGIO om het beslag te handhaven. De eiseres had eerder een transitievergoeding van € 22.109,12 toegewezen gekregen, maar EUREGIO had deze niet betaald. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot opheffing van het beslag toegewezen en EUREGIO in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/266089 / KG ZA 19-296
Vonnis in kort geding bij vervroeging van 23 juli 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.M. van Tol te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUREGIO RECYCLING B.V.,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.J.P. Penners te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Euregio genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De verwijzing bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Roermond van 20 juni 2019;
  • de vrijwillige verschijning van partijen;
  • de door [eiseres] overgelegde 49 producties;
  • de door Euregio overgelegde 51 producties, haar bij de kantonrechter overgelegde verweerschrift en haar verweerschrift voor de mondelinge behandeling van 16 juli 2019;
  • de mondelinge behandeling op 16 juli 2019, waarbij Euregio spreekaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is bij Euregio werkzaam geweest gedurende de periode van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2019. [eiseres] bekleedde de functie van managementassistente.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 31 januari 2019 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 1 maart 2019. Daarbij is aan [eiseres] een transitievergoeding toegekend ter hoogte van € 22.109,12.
2.3.
In de hiervoor genoemde beschikking van 31 januari 2019 heeft de kantonrechter bepaald dat indien Euregio in gebreke blijft met de betaling van de transitievergoeding, Euregio vanaf 1 april 2019 wettelijke rente daarover verschuldigd is.
2.4.
Euregio heeft de transitievergoeding niet betaald. Na door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht verleende toestemming, heeft Euregio bij exploot van 4 maart 2019 beslag onder zichzelf gelegd en wel op de transitievergoeding.

3.Het geschil

3.1.
Gelet op het vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond hoeft alleen nog te worden geoordeeld over de vordering van [eiseres] voor zover inhoudende:
opheffing met onmiddellijke ingang van het door Euregio bij exploot van deurwaarder Hafkamp van 4 maart 2019 gelegde conservatoire beslag,
Euregio te verbieden om vanaf de datum van betekening van het vonnis, gebruik te maken van medische gegevens van [eiseres] , afkomstig van de behandelend sector, zoals haar huisarts en psychologen, alsook van de verzekeringsdeskundige gegevens van het UWV en de bedrijfsarts, in de breedste zin van het woord en op welke wijze dan ook, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Euregio in strijd met dit verbod handelt, met een maximum van € 30.000,00.
3.2.
Euregio voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter zal allereerst de vordering tot opheffing van het door Euregio gelegde beslag beoordelen.
4.2.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
Euregio heeft aan het door haar gelegde beslag ten grondslag gelegd dat zij een vordering op [eiseres] heeft ter zake onverschuldigd betaald loon vanaf oktober 2006, welke vordering zij (thans, in het verzoekschrift is € 28.800,- vermeld) begroot op € 29.200,- bruto. Daartoe stelt Euregio dat zij naar aanleiding van één van de door [eiseres] in het kader van de ontbindingsprocedure ingenomen standpunten de oude loonstroken en kloktijden van [eiseres] heeft gecontroleerd en daarbij heeft vastgesteld dat [eiseres] vanaf november 2006 maandelijks een bedrag van € 200,- bruto teveel aan salaris heeft ontvangen. Op grond van de arbeidsovereenkomst van oktober 2006 had zij recht op € 2.800,- bruto. In oktober 2006 is dat bedrag betaald, maar vanaf november 2006 heeft [eiseres] opeens € 3.000,- ontvangen en tevens is het salaris over oktober 2006 gecorrigeerd naar € 3.000,- bruto. Op grond van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen loon kan deze loonsverhoging niet worden verklaard en de CAO geeft hier evenmin reden toe, zo stelt Euregio. Voor de verhoging met € 200,- bestaat daarom geen enkele rechtsgrond. Euregio stelt verder dat [eiseres] in haar functie de controle op de salarisbetalingen uitvoerde en in de positie verkeerde om haar salaris aan te passen.
4.4.
[eiseres] ontkent dat zij meer dan het overeengekomen salaris heeft ontvangen. Zij stelt dat zij een maand na indiensttreding heeft besloten geen gebruik te maken van de terugkeergarantie bij Defensie, haar vorige werkgever. Naar aanleiding daarvan en gezien het salaris dat zij bij Defensie ontving, heeft zij met de destijdse directeur van Euregio , [naam directeur] , de arbeidsovereenkomst en het salaris besproken. Haar salaris is toen aangepast naar € 3.000,-. Dit salaris is daarna nimmer meer ter discussie gesteld. Er is verzuimd de schriftelijke overeenkomst voor bepaalde tijd dienovereenkomstig aan te passen en ook na het verstrijken van de termijn van een jaar is nimmer de moeite genomen om de afspraken waaronder het dienstverband werd verlengd op schrift te stellen. Gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst heeft geen enkel gesprek over de arbeidsvoorwaarden meer plaatsgevonden. [eiseres] stelt dat zij er aldus terecht en op juiste gronden op mocht vertrouwen dat zij met ingang van oktober 2006 een maandsalaris van € 3.000,- bruto verdiende. Zij betwist tevens dat zij het salaris zelf heeft aangepast. Bovendien was het voor haar in 2006 helemaal niet mogelijk om haar loon zelf te veranderen. De loonadministratie behoorde destijds niet tot haar werkzaamheden.
4.5.
De voorzieningenrechter acht op grond van hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd en gezien hetgeen Euregio ter onderbouwing van haar vordering heeft gesteld, aannemelijk gemaakt dat de vordering van Euregio naar alle waarschijnlijkheid geen stand zal kunnen houden in de bodemprocedure. Tot dit oordeel komt de voorzieningenrechter met name gelet op de lange duur – ruim12 jaren – dat de betalingen van het verhoogde salaris hebben plaatsgevonden en het feit dat het zonder nadere maar ontbrekende gegevens niet duidelijk is dat een nieuwe werknemer als [eiseres] al enige weken na aanvang van de dienstbetrekking zelfstandig de uitbetaling van haar salaris weet te manipuleren. Verder is onduidelijk gebleven waarom Euregio een en ander pas na 12 jaar heeft ontdekt. Meegewogen wordt verder dat de stelling van [eiseres] dat de afwijkende afspraak is gemaakt met de toenmalige directeur de heer [naam directeur] niet met een verklaring van hem is ontkracht. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de huidige directie in 2006 nog niet aanwezig was. Euregio heeft immers zelf in het verzoekschrift tot beslaglegging geschreven dat (de aandelen) Euregio pas in 2007 (zijn) is gekocht door Gebr. [familienaam] Beheer B.V. Blijkens het verzoekschrift bestond de directie daarna uit [naam directeur] , die tot en met 30 april 2012 als directeur is aangebleven en (tot 2017) drie gebroeders [familienaam] .
4.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het belang van [eiseres] bij het uitbetalen van de, bij beschikking van 31 januari 2019 in eerste aanleg toegewezen, transitievergoeding, een vergoeding voortvloeiend uit een bestaand hebbende arbeidsovereenkomst en gelet op doel van een dergelijke vergoeding, zwaarder te wegen dan het belang van Euregio om de door haar gestelde vordering op die vergoeding te kunnen verhalen. De vordering tot opheffing van het beslag zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Ter onderbouwing van de vordering tot het opleggen van een verbod op het gebruik van medische gegevens van [eiseres] , heeft zij aangevoerd dat zij in het kader van de ontbindingsprocedure in eerste aanleg brieven van de huisarts en psychologen heeft overgelegd met als doel aan te tonen dat er sprake is van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Zij heeft moeten constateren dat Euregio deze stukken ook in alle andere procedures die zij tegen [eiseres] heeft aangespannen gebruikt. Verder heeft Euregio het UWV aangeschreven en aan de hand van deze stukken het recht van [eiseres] op een ziektewetuitkering ter discussie gesteld. Onlangs is haar tevens gebleken dat Euregio aan de hand van die stukken de rijbevoegdheid van [eiseres] ter discussie heeft gesteld bij het CBR. Daarnaast heeft [eiseres] van de bedrijfsarts vernomen dat Euregio medische informatie van [eiseres] bij hem opvraagt, verkrijgt en deelt. [eiseres] heeft geen toestemming verleend tot het gebruik van de bewuste medische stukken buiten de ontbindingsprocedure en ondervindt van dit alles hinder.
4.8.
Euregio betwist dat zij medische informatie over [eiseres] vergaart, bespreekt en misbruikt en stelt dat [eiseres] geen spoedeisend belang bij deze vordering heeft.
4.9.
Gezien de aard van de door [eiseres] bedoelde medische stukken is het Euregio niet toegestaan die stukken te gebruiken buiten de procedure waarvoor deze door [eiseres] zijn overgelegd en voor een ander doel dan waarvoor die stukken in die procedure zijn overgelegd. Een goed werkgever hoort zich tegenover een werknemer aan deze plicht te houden, zodat de belangen van de werknemer worden beschermd en geen misbruik kan worden gemaakt van gegevens waar de werkgever uit hoofde van zijn positie, in het kader van de arbeidsverhouding, over kan beschikken. Euregio gedraagt zich wat dat betreft niet zoals een behoorlijk werkgever zich moet gedragen. Zij heeft immers, gelet op de door [eiseres] overgelegde productie 39, een brief d.d. 19 juni 2019 van het CBR en haar erkenning in haar spreekaantekeningen, een melding gedaan bij het CBR en in dat kader medische bescheiden over [eiseres] ter beschikking gesteld aan het CBR. Alleen al dit onrechtmatige feit is voldoende grondslag voor toewijzing van deze vordering.
4.10.
Euregio Recycling B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met inachtneming van de kostenveroordeling in het verwijzingsvonnis. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht € 216,00 (€ 297,00 min het reeds betaalde € 81,00)
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 849,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het op het door Euregio bij exploot van deurwaarder Hafkamp van 4 maart 2019 ten laste van [eiseres] onder zichzelf gelegde beslag,
5.2.
verbiedt Euregio om vanaf de datum van betekening van dit vonnis gebruik te maken van medische gegevens van [eiseres] , afkomstig van de behandelend sector, zoals haar huisarts en psychologen, alsook van de verzekeringsdeskundige gegevens van het UWV en de bedrijfsarts, in de breedste zin van het woord en op welke wijze dan ook, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Euregio in strijd met dit verbod handelt, met een maximum van € 30.000,00.
5.3.
veroordeelt Euregio in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 849,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Euregio in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Euregio niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS