In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de besloten vennootschap EUREGIO RECYCLING B.V. De eiseres, die van 1 oktober 2006 tot 1 maart 2019 als managementassistente bij EUREGIO werkzaam was, had een vordering ingesteld tot opheffing van een door de werkgever gelegd beslag op haar transitievergoeding. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de werkgever naar alle waarschijnlijkheid geen stand zou houden in de bodemprocedure, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er een rechtsgrond was voor het beslag. Tevens werd EUREGIO verboden om medische gegevens van de eiseres te gebruiken buiten de procedure waarvoor deze waren overgelegd. De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van de eiseres bij het ontvangen van de transitievergoeding zwaarder woog dan het belang van EUREGIO om het beslag te handhaven. De eiseres had eerder een transitievergoeding van € 22.109,12 toegewezen gekregen, maar EUREGIO had deze niet betaald. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot opheffing van het beslag toegewezen en EUREGIO in de proceskosten veroordeeld.