Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Naar aanleiding van een aanvraag van 28 oktober 2018, laatstelijk aangevuld op 25 juni 2019, heeft de burgemeester aan Stichting Events4You - voor zover hier van belang - een evenementenvergunning verleend voor het houden van het evenement Beachparty Outdoor/Hollands Glorie XXL 2019. De vergunning is geldig op 19 juli 2019 van 20.00 uur tot 24.00 uur, op 20 juli 2019 van 00.00 uur tot 02.30 uur en op 21 juli 2019 van 00.00 uur tot 02.30 uur. Ter voorkoming van overlast is in de vergunning bepaald dat de muziek in de nacht van 19 op 20 juli 2019 en in de nacht van 20 op 21 juli 2019 om uiterlijk 01.30 uur moet stoppen en dat het muziekgeluid veroorzaakt door het evenement niet meer mag bedragen dan 80 dB(A) en 95 dB(C) na 19.00 uur. Deze geluidniveaus zijn langtijdgemiddelden die gelden op de gevel van de dichtstbijzijnde woning of (indien geen woning) op 50 meter afstand van het evenemententerrein. De evenementenvergunning is verleend op basis van de (toen geldende) Notitie Evenementenbeleid 2016 (de Notitie 2016).
3. Op 1 juli 2019 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van Beesel (hierna: het college) de Beleidsnota Evenementen 2019 (de Beleidsnota 2019) vastgesteld. De Beleidsnota 2019 is op 10 juli 2019 bekendgemaakt en daags daarna in werking getreden. Ingevolge de Beleidsnota 2019 bedraagt het maximaal toelaatbare langtijdgemiddelde geluidniveau van een evenement in ‘geluidscategorie 1’ 95 dB(A) en 110 dB(C) en geldt daarvoor een aanvangstijd van 20.00 uur en een eindtijd (versterkt geluid) van 01.00 uur ter voorkoming van versterkt geluid met een hoog niveau dat zich uitstrekt over een tijdsperiode van langer dan 5 uur. In de Beleidsnota 2019 is een overgangsregeling opgenomen ten aanzien van onder meer voor de inwerkingtreding van het beleid aangevraagde evenementenvergunningen.
4. Tevens heeft B&W op 1 juli 2019 een omgevingsvergunning verleend om in afwijking van het bestemmingsplan het evenement op 19 en 20 juli 2019 op het Raadhuisplein te houden. Daarin is als voorschrift opgenomen dat wordt voldaan aan de voorschriften en bepalingen die worden gesteld in de evenementenvergunning zoals verleend op 27 juni 2019.
5. Bij brief van 4 juli 2019 heeft de burgemeester Stichting Events4You uitleg gegeven over de gevolgen van de vaststelling van de Beleidsnota 2019 voor de bij besluit van 27 juni 2019 verleende evenementenvergunning. In de kern houdt die uitleg in dat het aanvangstijdstip 20.00 uur blijft en het tijdstip einde versterkt geluid (ongewijzigd) 01.30 uur blijft. In de nacht van vrijdag 19 op zaterdag 20 juli 2019 en van zaterdag 20 op zondag 21 juli 2019 wordt de gestelde geluidnorm op basis van het nieuwe beleid van 20.00 uur tot 01.00 uur verruimd tot 95 dB(A) en 110 dB(C). Vanaf 01.00 uur tot 01.30 uur blijft op zaterdag 20 juli 2019 en op zondag 21 juli 2019 de norm op basis van het oude beleid gelden, te weten maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C). De burgemeester heeft in de brief van 4 juli 2019 voorts aangegeven dat dit louter een informatieve mededeling is die niet als besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is te beschouwen.
6. Verzoekers hebben bezwaarschriften ingediend tegen voormelde besluiten van 27 juni 2019 en 1 juli 2019 en ook tegen de door hen als besluit aangemerkte brief van 4 juli 2019 betreffende uitleg over (de gevolgen van) het nieuwe beleid. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de op 1 juli 2019 verleende omgevingsvergunning uitsluitend is gekoppeld aan de evenementenvergunning van 27 juni 2019, zodat de daarin opgenomen geluidsvoorschriften bindend zijn en daarop zal worden gecontroleerd en zo nodig gehandhaafd. Dit betekent dat de geluidsvoorschriften van het nieuwe beleid niet op het evenement van toepassing zijn. Gelet daarop kan in het midden blijven of de brief van 4 juli 2019 al dan niet een besluit behelst. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling of de in het nieuwe beleid opgenomen normen voor geluidscategorie 1 op voldoende zorgvuldig onderzoek en een deugdelijke belangenafweging zijn gebaseerd.
7. Over de evenementenvergunning van 27 juni 2019 voeren verzoekers onder meer aan dat de nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg’ uit 1996 (de nota Limburg) in verband met spraakverstaanbaarheid uitgaat van 50 dB(A) binnenwaarde in een woning als grens van het duldbare in de dag- en avondperiode. Voor de nacht geldt in verband met slaapverstoring een grenswaarde van 25 dB(A). In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) wordt de nota Limburg als aanbeveling gezien en is overwogen dat het oordeel of geluidhinder onaanvaardbaar is, afhankelijk is van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Verzoekers betogen dat de geluidnormstelling in de Notitie 2016 en de evenementenvergunning van 27 juni 2019 niet voldoet aan de motiveringseisen die in de jurisprudentie worden gesteld omdat een motivering waarom de normstelling van 78 dB(A) en de verhoging met 2 dB(A) voor het onderhavige evenement noodzakelijk is, ontbreekt. Tevens is niet ingegaan op de gevolgen van het geluid voor de binnenwaarden van de omliggende woningen, waaronder die van verzoekers en is een inventarisatie van de geluidsisolerende werking van gevels van woningen ten behoeve van de Notitie 2016 niet verricht. Ook is volgens verzoekers daarbij ten onrechte geen motivering gegeven voor de afwijking van de nota Limburg nu een gevelbelasting van 55-60 dB(A) bij een gevelisolatiewaarde van 20-25 dB(A) leidt tot een hogere binnenwaarde dan de nota Limburg adviseert.
8. Zoals de Afdeling in meerdere uitspraken, waaronder de uitspraak van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2346, heeft overwogen valt op objectieve gronden niet vast te stellen wanneer een omwonende ten gevolge van een evenement onduldbare geluidshinder ondervindt. Het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. In de uitspraak van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1245, heeft de Afdeling daarnaast overwogen dat ook wanneer moet worden geoordeeld dat een omwonende aanzienlijke geluidshinder zal ondervinden indien de maximaal vergunde grenswaarde van (in dat geval 85 dB(A) (van 12.00 uur tot 24.00 uur) volledig zou worden benut, dat niet noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot het oordeel dat deze hinder onaanvaardbaar is. Dat oordeel is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het college aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dit geluid veroorzaakt redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. 9. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het in dit stadium schorsen van de aangevochten vergunningen voor de organisator van het evenement en voor allen die al een ticket hebben gekocht een groot nadeel zou meebrengen. Daarnaast is hij vooralsnog van oordeel dat de burgemeester bij het verlenen van de evenementenvergunning de beslissingsruimte als omschreven onder 8 niet heeft gebruikt op een wijze die de rechterlijke toetsing niet kan doorstaan. Weliswaar wordt het produceren van een grotere geluidsbelasting vergund dan op grond van de nota Limburg in het algemeen als duldbaar wordt aangemerkt, maar daar staat tegenover dat de burgemeester, evenals kennelijk de gemeenteraad, het evenement als zeer belangrijk voor (een deel van) de bevolking van de gemeente beschouwt en daarom bewust de overlast die dit met zich meebrengt als aanvaardbaar beschouwt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de afwijking van de nota Limburg, en van het advies van Bureau Geluid, niet zodanig groot zijn dat sprake zou zijn van een onevenredige belangenafweging. Dit oordeel geldt zowel de verleende evenementenvergunning als de omgevingsvergunning. De verzoeken dienen derhalve te worden afgewezen.
10. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat hij ervan uitgaat dat verweerders tijdens het evenement zullen controleren of de geluidsvoorschriften worden nageleefd en hij gaat ervan uit dat daarbij het stappenplan zal worden toegepast als opgenomen in de Beleidsnota Evenementen 2019 die in werking is getreden voordat het evenement in kwestie plaatsvindt.
11. Nu pas ter zitting duidelijk is geworden dat de geluidsnormen van het nieuwe beleid niet op het vergunde evenement van toepassing zijn geworden, veroordeelt de voorzieningenrechter, hoewel de verzoeken worden afgewezen, verweerders in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,-. Daarbij is uitgegaan van 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1, en in aanmerking genomen dat het gaat om minder dan vier samenhangende zaken.
De uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op: 19 juli 2019