ECLI:NL:RBLIM:2019:6686

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
03/064522-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen met minderjarige dochter wegens gebrek aan wettig bewijs

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 juli 2019, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zouden worden, waarbij zij steunbewijs aanvoerde van getuigen. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak een belastende verklaring van het slachtoffer staat tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. In dit geval was de verklaring van de dochter van de verdachte belastend, maar er was onvoldoende steunbewijs uit andere bronnen om deze verklaring te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het opsporingsonderzoek te beperkt was en dat er te veel vragen onbeantwoord bleven, waardoor de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast had de benadeelde partij, de dochter van de verdachte, een schadevergoeding van € 21.838,32 gevorderd. Gezien de vrijspraak kon de rechtbank echter niet toekomen aan de beoordeling van deze vordering, waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/064522-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Engwegen, advocaat kantoorhoudend te Echt.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juli 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door de verklaring van haar vriendin [aangever 1] , de verklaring van haar mentor mevrouw [aangever 2] en de verklaring van [aangever 3] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
Het verweer van de verdediging is opgenomen in een schriftelijk pleidooi dat tijdens de terechtzitting is overgelegd. De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat de verklaring van het slachtoffer onbetrouwbaar is en van het bewijs moet worden uitgesloten. Bovendien is er onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat bepaalde ontuchtige handelingen niet in de ten laste gelegde periode kunnen worden geplaatst en om die reden dient de verdachte hiervoor te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 2 dient de periode te worden verkort tot de zomer van 2015.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er thans geen wettig bewijs is om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] heeft gepleegd.
In zedenzaken is het vaak zo dat er een belastende verklaring van het slachtoffer is, waartegenover een ontkennende verklaring van de verdachte staat. In dit geval is dat niet anders. Er is een erg belastende verklaring van verdachtes dochter [slachtoffer] . Op grond van de wet is echter de enkele verklaring van een getuige - in dit geval dus die van verdachtes dochter [slachtoffer] - onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. In het dossier moet dus bewijsmateriaal uit andere bron zitten dat haar verklaring op specifieke punten ondersteunt. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen ‘van horen zeggen’ verklaren over wat zij destijds van de dochter hebben gehoord. De bron van hun verklaringen blijft dan immers steeds alleen de dochter.
De rechtbank stelt vast dat om die reden de aangifte door de moeder van het slachtoffer, de verklaring van vriendin [aangever 1] en van de mentor van de school mevrouw [aangever 2] niet kunnen worden gebruikt als steunbewijs. De bron van hun wetenschap is namelijk steeds dezelfde, te weten het slachtoffer. Zij verklaren allen over hetgeen [slachtoffer] hun heeft verteld.
De verklaring van [aangever 3] kan evenmin worden gebruikt als steunbewijs, omdat die naar het oordeel van de rechtbank in een te verwijderd verband staat tot de verklaring van het slachtoffer. [aangever 3] spreekt immers over een gebeurtenis die rond 2002 zou hebben plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt verder dat van de verdachte bekend is dat hij een seksuele voorkeur heeft voor minderjarigen en ook dat hij eerder is veroordeeld voor zedendelicten. Tegen de achtergrond daarvan laat het door de officier van justitie aan de rechtbank gepresenteerde dossier een groot aantal vragen onbeantwoord, bijvoorbeeld over de omgang van de verdachte met zijn dochter(s) maar ook over de (on)volledigheid van het opsporingsonderzoek. Met de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank dan ook vast dat het opsporingsonderzoek in deze zaak (te) beperkt is gebleven en, gegeven de ernst van het aan de verdachte gemaakte verwijt, ontoereikend is voor een bewezenverklaring.
Bij gebrek aan wettig bewijs kan derhalve geen andere conclusie volgen dan dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 en feit 2.

4.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich gevoegd als benadeelde partij en vordert een schadevergoeding van € 21.838,32.
De rechtbank komt, gelet op de vrijspraak, niet toe aan een beoordeling van deze vordering. De benadeelde partij zal daarom in haar vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreektde verdachte
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L.G. Geisel, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2019.
Buiten staat
Mr. M.J.H. van den Hombergh is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 oktober 2013 te Wellerlooi, in de gemeente Bergen (L), met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de hand van die [slachtoffer] op zijn penis gelegd en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] ertoe gebracht op en neer gaande bewegingen te maken en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of aan de borsten van die [slachtoffer] gelikt;
(art 244 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2013 tot en met 1 september 2015 te Wellerlooi, in de gemeente Bergen (L), met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- aan de vagina van die [slachtoffer] gelikt en/of
- de hand van die [slachtoffer] op zijn penis gelegd en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] ertoe gebracht op en neer gaande bewegingen te maken en/of
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of aan de borsten van die [slachtoffer] gelikt;
(art 245 Wetboek van Strafrecht)