ECLI:NL:RBLIM:2019:6561

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
03/866139-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens samenloop met andere zaak

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen [verdachte], die bijgestaan werd door mr. G.A.C. Beckers. De zaak betreft een ontnemingsvordering van de officier van justitie, die strekt tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] en het opleggen van een betalingsverplichting aan de staat. De officier van justitie had het wederrechtelijk verkregen voordeel aanvankelijk geschat op 22.691,34 euro, maar concludeerde tijdens de zitting op 26 juni 2019 tot een totaalbedrag van 27.689 euro, met een betalingsverplichting van 25.000 euro, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn.

De rechtbank heeft de ontnemingsvordering afgewezen, omdat deze samenloopt met een andere zaak waarin ook een ontnemingsvordering is ingediend. De rechtbank oordeelde dat het toewijzen van de vordering zou leiden tot een dubbele ontneming van dezelfde opbrengst, aangezien de opbrengst van de hennepkwekerij al was meegenomen in de ontnemingsprocedure met parketnummer 03/238992-17. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie niet kan worden toegewezen, omdat het wederrechtelijk verkregen voordeel al in een andere procedure is behandeld.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.P.A. Bisscheroux als voorzitter, en de rechters mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. A.K. Kleine. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. O.A.G. Corten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866139-18 (ontneming)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 10 juli 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bondrepubliek Duitsland) op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2019. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaken met parketnummers 03/866139-18 en 03/238992-17, alsmede met de behandeling van de ontnemingsvordering met parketnummer 03/238992-17. Op 10 juli 2019 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de (gevoegde) strafzaken. Vervolgens zijn de ontnemingsuitspraken gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie had dit bedrag in eerste instantie geschat op 22.691,34 euro.
Op de terechtzitting van 26 juni 2019 heeft de officier van justitie de vordering gezamenlijk met de vordering met parketnummer 03/238992-17 beoordeeld en geconcludeerd tot een totaal wederrechtelijk verkregen voordeel van 27.689 euro met – in verband met schending van de redelijke termijn – een betalingsverplichting van 25.000 euro.

3.Het oordeel van de rechtbank

3.1
Inleiding
Bij voormeld vonnis d.d. 10 juli 2019 is [verdachte] veroordeeld wegens:
- de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd op 16 februari 2017,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, gepleegd in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017;
-
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, gepleegd in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 22 februari 2017.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, [verdachte] voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de feiten waarvoor de veroordeling heeft plaatsgevonden en/of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door [verdachte] zijn begaan.
3.2
Beoordeling van de rechtbank
De officier van justitie heeft zowel in de zaak met parketnummer 03/866139-18 als in de zaak met parketnummer 03/238992-17 een ontnemingsvordering ingediend. Deze zijn op de terechtzitting van 26 juni 2019 gelijktijdig behandeld. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen en uit het dossier blijkt dat beide vorderingen betrekking hebben op – kort gezegd – de opbrengst van een geslaagde oogst van een hennepkwekerij in de woning van [verdachte] aan de [adres 2] te Landgraaf.
Die hennepkwekerij was onderdeel van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03/238992-17. In de daaraan gekoppelde ontnemingsprocedure doet de rechtbank eveneens heden uitspraak en legt zij aan [verdachte] een ontnemingsmaatregel op voor het voordeel dat hij uit de hennepkwekerij heeft genoten, na aftrek van de hennep die nog is aangetroffen op de [adres 3] te Kerkrade en de [adres 2] te Landgraaf.
De onderhavige vordering is gebaseerd op zes aangetroffen lege zakken op de [adres 3] te Kerkrade, waarvan de voormalige inhoud (6 kilogram hennep) als verkocht werd verondersteld. Uit hetgeen ter terechtzitting en uit het dossier naar voren is gekomen, is echter aannemelijk dat die hennep eveneens afkomstig was uit de geslaagde oogst van de kwekerij op de [adres 2] te Landgraaf. De opbrengst daarvan is dus reeds verwerkt in de ontnemingsprocedure met parketnummer 03/238992-17.
Toewijzing van (een deel van) onderhavige vordering zou dus leiden tot een dubbele ontneming voor dezelfde opbrengst. Daarom zal de rechtbank deze vordering afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux, voorzitter,
mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. A.K. Kleine, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. O.A.G. Corten, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2019.
Buiten staat
Mr. drs. J.M.A. van Atteveld is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866139-18 (ontneming)
Proces-verbaal van de openbare zitting van 10 juli 2019 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Bondrepubliek Duitsland) op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
Raadsman is mr. G.A.C. Beckers, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
[verdachte] is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt de beslissing uit en geeft [verdachte] kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.