Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
2.
3.De beoordeling van het bewijs
de rechtbank begrijpt: de verdachte)is met iemand van de Hells Angels om de tafel gaan zitten om af te spreken hoeveel geld [slachtoffer] terug zou moeten betalen. (…) [slachtoffer] heeft in totaal 50.000 euro aan [verdachte] betaald, gedeelte cash en gedeelte overgemaakt. (…) [verdachte] zei tegen mij dat hij alles van [slachtoffer] af zou pakken en hem helemaal emotioneel kapot zou maken. [verdachte] zei tegen mij dat [naam 1] zich, nadat [slachtoffer] 50.000 euro had betaald, had afgesloten van alles. Echter bleef [verdachte] doorgaan omdat hij in de gaten had hoe makkelijk hij [slachtoffer] kon manipuleren. (…) [verdachte] kwam toen ook heel dreigend op mij over, hij zei bijvoorbeeld tegen mij dat hij schijt aan de kinderen van [slachtoffer] had. [verdachte] is zelf nooit aan onze deur geweest, hij stuurde meestal iemand anders. Vaak was dit [medeverdachte] , ik weet zijn achternaam niet. Hij noemt zich " [medeverdachte] "
(de rechtbank begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte] )op facebook.”
het
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. en onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze maatregel in mindering zal worden gebracht;
- wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot de voorlopige hechtenis;
- wijst af het verzoek tot schorsing van het bevel tot de voorlopige hechtenis;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 september 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door twintig dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, in zoverre de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] , de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.