3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
Op 9 oktober 2017, omstreeks 00:15 uur, kregen verbalisanten de melding te gaan naar de [adres] . Ter plaatse troffen zij twee personen aan voor de flat; aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige] . Een derde persoon, de verdachte, stond op het balkon van een woning op de tweede verdieping van de flat. [slachtoffer] verklaarde te zijn geslagen door de verdachte en door de verdachte van het balkon te zijn gegooid. Verbalisanten relateren in het proces-verbaal van bevindingen dat de verdachte zei dat hij [slachtoffer] had geslagen en hem van het balkon naar beneden had gegooid.
De getuige [getuige] heeft het voorval niet zien gebeuren. Ook buurtbewoners hebben niets gezien. Dit betekent dat alleen [slachtoffer] en de verdachte kunnen verklaren over wat er precies is voorgevallen. Beiden hebben een andere lezing van het incident.
De verdachte heeft bij zijn verhoor ontkend dat hij [slachtoffer] van het balkon heeft geduwd of gegooid. [slachtoffer] zou zelf van het balkon zijn gesprongen.
[slachtoffer] heeft bij de politie twee keer een verklaring afgelegd over wat er is gebeurd. Ter zitting is [slachtoffer] als getuige gehoord.
[slachtoffer] heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij door de verdachte de woning werd ingetrokken en vervolgens in de richting van het balkon werd gedwongen. Op het balkon werd hij door de verdachte vastgepakt en over de railing gegooid. [slachtoffer] hield zich nog net een beetje vast aan de railing om op die manier zijn val te breken.
Bij het tweede verhoor heeft [slachtoffer] verklaard dat er tussen hem en de verdachte een worsteling ontstond, waarbij de verdachte hem de woning in duwde. [slachtoffer] liep in de woning van de verdachte naar achteren en liep tegen de balkondeur aan. [slachtoffer] opende de balkondeur. Terwijl hij in de deuropening stond, werd hij door de verdachte het balkon op geduwd. Hij werd hierbij direct over de railing van het balkon geduwd. Zijn poging om de railing van het balkon vast te houden, mislukte, omdat hij door de snelheid te weinig grip had.
Ter zitting heeft hij verklaard dat hij zelf de woning van de verdachte inliep. In de woning werd er geduwd en getrokken. [slachtoffer] werd vervolgens door de verdachte in een hoek gedreven. De balkondeur stond open. Op de drempel van de woonkamer naar het balkon kreeg [slachtoffer] een duw van de verdachte, waardoor [slachtoffer] zijn evenwicht verloor en achterover van het balkon is gevallen. Hij wist niet meer zeker of hij de railing nog had vastgegrepen. Het balkon was ongeveer een meter diep.
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat [slachtoffer] steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zo verklaart hij wisselend over de wijze waarop hij in de woning is gekomen, hoe hij op het balkon is geraakt (deur open of dicht) en over de wijze waarop hij over de railing is gekomen (vallen of gooien). Hierdoor kan niet worden vastgesteld wat er precies is gebeurd. Daar komt nog bij dat, bij gebrek aan getuigen die het incident hebben gezien, het ene scenario, waarbij [slachtoffer] door de verdachte van het balkon is geduwd of gegooid, niet aannemelijker is dan het andere scenario, waarbij [slachtoffer] zelf van het balkon is gesprongen op zijn vlucht voor verdachte, die, zoals hij ook heeft verklaard, veel sterker was dan hij.
Wel is er door de politie een proces-verbaal opgemaakt, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding gezegd zou hebben dat hij [slachtoffer] van het balkon heeft gegooid. De verdachte heeft ontkend dit te hebben gezegd. Gelet op de gemoedstoestand van de verdachte ten tijde van het incident - de politie beschrijft dat hij kwaad was - en de persoonlijkheid van de verdachte, zoals hierna onder 5 wordt omschreven, is het lastig om het waarheidsgehalte van deze uitlating - voor zover deze al is gedaan - te toetsen. Laat staan dat hieruit een bekennende verklaring kan worden afgeleid.
Alles overwegende heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair.
Feit 2:
De rechtbank acht feit 2 bewezen op grond van:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 oktober 2017;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 9 oktober 2017.