ECLI:NL:RBLIM:2019:5834

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
03/047716-19 en 03/174924-18 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en schuldheling van een personenauto

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een handgranaat en schuldheling van een personenauto. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in PI Limburg Zuid, werd bijgestaan door advocaat mr. L. Schyns. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 juni 2019. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 03/047716-19, waarbij de verdachte een handgranaat voorhanden had en 03/174924-18, waarbij hij een personenauto had geheeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 25 februari 2019 een handgranaat op de balie van een politiebureau in Heerlen had gezet en daarbij dreigende woorden had geuit. De rechtbank achtte de bedreiging niet bewezen, omdat de verdachte niet doelbewust met de handgranaat naar het politiebureau was gegaan om te bedreigen, maar om hulp te vragen voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, maar achtte de schuldheling van de personenauto wel bewezen. De verdachte had de auto in een garagebox aangetroffen en had moeten vermoeden dat deze gestolen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn alcoholverslaving. De rechtbank benadrukte de ernst van het voorhanden hebben van een handgranaat en de overlast die dit had veroorzaakt voor de politie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/047716-19 en 03/174924-18 (ttz gev)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
gedetineerd in PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L. Schyns, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Parketnummer 03/047716-19
Feit 1:een handgranaat voorhanden heeft gehad;
Feit 2:personen heeft bedreigd door opzettelijk dreigend een granaat (in een potje) op de balie van een politiebureau te zetten en daarbij de woorden toe te voegen: "als ik geen hulp krijg blaas ik me zelf op maar ik denk dat het beter is om hier hulp te vragen" en/of "Daar zit een granaat in. Ik wilde mij zelf hiermee opblazen als ik geen hulp krijg";
Parketnummer 03/174924-18
een personenauto heeft geheeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 03/047716-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een handgranaat voorhanden heeft gehad. Ook de bedreiging acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft een handgranaat verworven, deze in een pot gestopt, meegenomen naar een politiebureau en daar op de balie gezet. Vervolgens heeft hij gezegd dat er in de pot een handgranaat zit en dat hij zichzelf zal opblazen als hij geen hulp krijgt. Uit deze handelingen volgt dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de bedreiging. De handgranaat was een deugdelijk middel, ook al volgt uit het explosievenonderzoek dat er twijfel is over de vraag of deze daadwerkelijk kon ontploffen. De uiterlijke verschijningsvorm, de pot en de granaat, waren, los van dit laatste, namelijk al voldoende om vrees aan te jagen.
Parketnummer 03/174924-18
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de personenauto. De auto is op 24 augustus 2017 tussen 01.00 en 08.00 uur gestolen en is diezelfde avond omstreeks 23.00 uur aangetroffen in de garagebox van zijn vriendin. De auto is dan gedemonteerd en onderdelen van de auto liggen onder een zeil in de tuin van de verdachte. De verdachte heeft verklaard de garagebox te hebben verhuurd voor € 500,00, maar wil verder geen details noemen. Deze verklaring is dan ook niet geloofwaardig. Opmerkelijk is volgens de officier van justitie ook dat de verdachte het al heeft over de personenauto terwijl de politie daar nog niets over heeft gezegd tegen hem.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 03/047716-19
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van voorhanden hebben van de handgranaat. Voor de bedreiging heeft zij vrijspraak bepleit. Zij is van mening dat er geen sprake was van een bedreiging omdat de verdachte het potje al op de balie had gezet, en dus niet meer in zijn handen had, een aantal stappen terug heeft gedaan en pas daarna de woorden heeft gesproken zoals deze in de tenlastelegging staan. De verdachte had niet de opzet om te bedreigen. Zijn bedoeling was dat hij zou worden aangehouden.
Parketnummer 03/174924-18
De raadsvrouw bepleit vrijspraak voor de schuldheling. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om de verklaring van de verdachte te ontkrachten. Hij had weliswaar de auto in de garagebox zien staan, maar kon daar niet aan af zien of deze was gestolen. Toen hij de auto zag, was deze nog niet gedemonteerd. Uit het feit dat er onderdelen van de auto in de tuin liggen, kan niet worden afgeleid dat er sprake is van heling. Vervolgens wordt de verdachte aangehouden en is hem medegedeeld waar hij van wordt verdacht. Het is niet vreemd dat de verdachte zegt dat hij de zaak van de BMW op zich wil nemen, omdat hij daarvoor is aangehouden en hem dus is verteld waarvan hij verdacht wordt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 03/047716-19 [1]
Feit 1
Ten aanzien van feit 1 zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde ter terechtzitting van 11 juni 2019 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk een handgranaat, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2019 [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat de verdachte een handgranaat voorhanden heeft op 25 februari 2019 [3] ;
- het proces-verbaal onderzoek voorwerp [4] ;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut: explosievenonderzoek [5] .
Feit 2
Op 25 februari 2019 loopt de verdachte het politiebureau te Heerlen in. Hij loopt door naar de balie en zet daar een ondoorzichtig potje met de opdruk ‘chloor’ neer. Hij zegt dan tegen de verbalisant achter de balie, verbalisant [verbalisant 1] , dat er in het potje een granaat zat en dat hij hulp nodig heeft. Hij was enige tijd geleden ontslagen bij Mondriaan en wilde dat de politie hem zou opnemen. De verdachte is volgens de verbalisant bij dit alles opvallend rustig en zegt nog: “Als ik geen hulp krijg blaas ik mezelf op, maar ik denk dat het beter is om hier hulp te vragen.” Verbalisant [verbalisant 1] roept daarop verbalisant [verbalisant 2] erbij. [verbalisant 2] heeft de verdachte vervolgens aangesproken en gevraagd waar zij hem mee konden helpen. De verdachte wijst dan op de pot op de balie en zegt: “Daar zit een granaat in. Ik wilde mij zelf hiermee opblazen als ik geen hulp krijg. Ik ben daarom hier naartoe gekomen om hulp te vragen. Dat is altijd beter dan mezelf opblazen.” [verbalisant 2] heeft vervolgens het potje aangenomen van de verdachte en de verdachte zegt dan nog eens dat er een handgranaat in zit.. [verbalisant 2] ruikt dan ook dat het potje naar chloor ruikt. Desgevraagd geeft de verdachte dan nog aan dat er niets zal ontploffen als [verbalisant 2] het potje open zou maken. [verbalisant 2] opent vervolgens het potje en ziet dat er in het potje een groene handgranaat zit, met de pin er nog in. Vervolgens hebben de verbalisanten het politiebureau laten ontruimen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een ernstige alcoholverslaving heeft en dat hij bij de verslavingskliniek van Mondriaan was weggestuurd. Omdat hij in die tijd heel veel dronk, van zijn verslaving af wilde komen, maar geen mogelijkheid meer had en zag om dat te doen via (vrijwillige) opname in een verslavingskliniek, had hij het plan opgevat om met iets waarvan het bezit strafbaar was naar de politie te gaan. Hij had bedacht dat hij dan aangehouden zou worden en voor langere tijd zou worden opgesloten, waardoor hem de mogelijkheid zou worden ontnomen om nog langer alcohol te drinken. Om dat plan te laten slagen heeft hij, in overleg met een ander, besloten met een handgranaat, in een ondoorzichtig potje, naar het politiebureau in Heerlen te gaan. Hij heeft toen het potje daar op de balie gezet en heeft toen twee stappen achteruit gezet, omdat hij niet dreigend wilde overkomen en niemand bang wilde maken. Daarna is hij pas met de verbalisant achter de balie gaan praten. Hij heeft gezegd dat hij zichzelf wat wilde aandoen en daarom hulp zocht.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte niet doelbewust met een handgranaat naar het politiebureau is gegaan om de aanwezigen daar te bedreigen. De verdachte heeft namelijk verklaard dat hij met de handgranaat naar het politiebureau is gegaan om die daar in te leveren en er op die manier voor te zorgen dat de politie hem zou aanhouden voor wapenbezit en hem in zou sluiten, waarna hij geen alcohol meer zou kunnen drinken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaring van de verdachte en ziet daarmee geen bewijs aanwezig voor de stelling dat de verdachte er van meet af aan op uit was om de aanwezigen op het politiebureau te bedreigen.
Toch zou nog een veroordeling voor bedreiging kunnen volgen als de verdachte door zijn gedraging en uitlatingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aanwezigen op het politiebureau zich met een misdrijf bedreigd zouden kunnen voelen.
Bij de beoordeling van dit punt oordeelt de rechtbank het van belang dat de verdachte een ondoorzichtig potje op de balie zet en vervolgens afstand neemt van het potje door twee stappen naar achteren te zetten. Op dat moment weet de verbalisant achter de balie en de andere aanwezigen op het politiebureau dus nog niet wat er in dat potje zit. Op enige afstand van de balie vertelt de verdachte vervolgens dat er in het potje een handgranaat zit en dat hij zichzelf wil gaan opblazen als hij niet geholpen zal worden. Hij zegt daarbij echter niet waar of wanneer hij dat zal doen.
Door de afstand die de verdachte neemt van het potje, geeft de verdachte min of meer de feitelijke beschikkingsmacht over het potje en de inhoud ervan prijs en kan hij er geen handelingen meer mee verrichten. De handgranaat is niet zichtbaar en verdachte doet, op rustige wijze, een vrij vage uitlating over het zichzelf iets willen aan doen.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de aanwezigen bedreigd werden met het plegen van een misdrijf en/of en dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat de aanwezigen zich bedreigd zouden voelen met een misdrijf aanvaardde.
De rechtbank begrijpt heel wel dat de aanwezigen in het politiebureau zeer geschrokken zullen zijn. Maar dat is onvoldoende om te spreken van een bedreiging met een misdrijf.
Het bovenstaande leidt ertoe dat feit 2 niet is bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 03/174924-18 [6]
Op 24 augustus 2017 omstreeks 22.45 uur troffen verbalisanten, door middel van het uitlezen van de GPS-tracker, een gestolen personenauto aan in een garagebox behorend bij een woning aan de [adres 1] te Brunssum. Het betrof een BMW, type 320D, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] . De portieren, voorstoelen, achterbank, motorkap, middenconsoles, diverse lijsten en rubbers van de deuren waren gedemonteerd. De onderdelen lagen in de achtertuin van de woning, links naast de garage, onder een blauw zeil. Op enig moment loopt uit de woning aan de [adres 1] een persoon. Dit bleek de verdachte te zijn. Hij is daarop aangehouden voor heling. De verdachte verklaarde vervolgens spontaan en ongevraagd dat hij de hele zaak van die BMW op zich neemt. De verbalisanten hadden tot die tijd aan de verdachte nog niets gezegd over de BMW. [7]
Van de diefstal van de BMW heeft de eigenaar [aangever] aangifte gedaan. De BMW zou op 24 augustus 2017 tussen 01.00 en 08.00 uur zijn gestolen van zijn oprit aan de [adres 2] te Wassenberg (Duitsland). [8]
[betrokkene] , de hoofdbewoner van de woning aan de [adres 1] te Brunssum [9] en tevens de (ex-)vriendin van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte ongeveer drie keer per week bij haar thuis is. Zij hoorde 24 augustus 2017 van de verdachte dat hij de garagebox zou hebben verhuurd. Alleen zij en haar schoonvader hebben een sleutel van de garagebox. De garagedeur is echter nooit afgesloten. [10]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [betrokkene] zijn (ex-)vriendin is en dat hij af en toe in haar woning verblijft. [11] Hij heeft de garagebox behorende bij haar woning verhuurd voor € 500,- per maand. Hij wil niet zeggen aan wie en kan ook geen huurcontract overleggen. Hij heeft de BMW op 24 augustus 2017 omstreeks 10.00 uur in de garagebox zien staan. Hij kon aan de auto niet zien dat deze gestolen was. De auto moet er volgens hem ’s nachts zijn neergezet door iemand anders. De tijd dat hij auto’s jatte is geweest. Over de onderdelen van de BMW die buiten in de tuin lagen heeft hij een zeil gelegd. Dat was omdat hij bang was dat de onderdelen nat/vuil werden. Hij wilde de huurder van de garage gewoon even helpen. Ook aan de onderdelen kon hij niet zien of die gestolen waren. Gelet op zijn omvang kan hij niet zelf gesleuteld hebben aan de auto. [12]
De betrokkenheid van de verdachte
Voor een bewezenverklaring van schuldheling is vereist dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de auto redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof, dus dat deze gestolen was.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte en [betrokkene] hebben verklaard dat de verdachte met enige regelmaat in de woning aan de [adres 1] te Brunssum verbleef en dat hij de garagebox verhuurde of wilde verhuren. Daaruit volgt voor de rechtbank dat de verdachte kennelijk de beschikking had en mocht hebben over de garagebox van [betrokkene] ; hem kwam zeggenschap toe over het gebruik van de garagebox.
In deze garagebox wordt een grotendeels gedemonteerde BMW aangetroffen. Een BMW die eerder die dag gestolen is in Duitsland.
Verdachte heeft desgevraagd niet willen verklaren aan wie hij de garagebox verhuurde en dat verbaast de rechtbank. Als de verdachte niets te verbergen heeft, kan dat toch gewoon? Dat zou anders zijn als de verdachte bij enig nadenken had kunnen vermoeden dat de BMW gestolen was. En de rechtbank gaat ervan uit dat dat hier het geval is.
De BMW met Duits kenteken verkeerde, zo volgt uit het procesdossier, niet in een dusdanige staat dat deze koste wat kost in een daartoe eigenlijk niet geschikte Nederlandse garagebox gedemonteerd moest worden. Dat er gedemonteerd werd moet voor de verdachte ook duidelijk zijn geweest, nu er onderdelen van de BMW in de tuin lagen en hij over deze onderdelen een zeil heeft gelegd.
De conclusie is dan, onder deze omstandigheden, gerechtvaardigd dat de verdachte de auto onder zodanige omstandigheden voorhanden heeft gehad dat hij daarbij op zijn minst genomen moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was, mede gelet op zijn eigen verklaring dat hij vroeger auto’s stal. De rechtbank acht de schuldheling van de BMW dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03/047716-19
Feit 1:
op 25 februari 2019 te Heerlen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 03/174924-18
op of omstreeks 24 augustus 2017 te Brunssum, een personenauto heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03/047716-19
Feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Parketnummer 03/174924-18
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De klinisch psycholoog [naam] heeft, ten aanzien van de feiten onder parketnummer 03/047716-19, over de geestvermogens van de verdachte op 12 mei 2019 een rapport uitgebracht.
Uit het rapport volgt dat bij de verdachte sprake is van het bestaan van een ernstige stoornis in het alcoholgebruik. Daarnaast heeft hij een borderline persoonlijkheidsstoornis met daarnaast afhankelijke en antisociale trekken. De verdachte werd en wordt in zijn functioneren gekenmerkt door deze dubbele diagnose. Met name zijn afhankelijkheid van alcohol kleurde het doen en laten van de verdachte nadrukkelijk gedurende de afgelopen drie jaar, welke periode was aangevangen met een relatiebreuk met zijn vriendin die de verdachte wegstuurde nadat de alcoholproblemen naar haar mening te langdurig en te fors waren opgetreden. De verdachte werd vervolgens alleenstaand en diende een zelfstandig leven te gaan leiden, maar kwam daarbij vooral ook terecht in kringen van mede-drinkers. Het alcoholmisbruik werd in het geval van de verdachte gaandeweg een vorm van alcoholafhankelijkheid waarbij hij enorme hoeveelheden "harde" alcohol tot zich nam. Zijn lichamelijke conditie liep ernstige schade op in de vorm van forse leverafwijkingen, overgewicht en ontstekingen aan gewrichten. De verdachte verkommerde in psychische en sociale zin en riep enkele malen hulp in, wat leidde tot deelname aan ontgiftings- c.q. detoxificatieprogramma's. In het vervolg daarvan verviel de verdachte telkens spoedig weer terug in alcoholgebruik en -misbruik en ten slotte opnieuw alcoholafhankelijkheid. De verdachte kon vanwege het aantal keren dat detoxificatie in zijn geval uiteindelijk mislukt was niet meer op spoedbasis aan een dergelijke behandeling deelnemen en kon slechts een plaats krijgen op wachtlijsten voor een nieuwe klinische detoxificatie van alcohol. De verdachte voelde dat zijn somatisch functioneren verslechterde en was bang dat hij spoedig zou komen te overlijden wanneer hij geen hulp van buiten zou krijgen. Omdat behandeling c.q. detoxificatie nog langere tijd op zich zou laten wachten besloot de verdachte na overleg met kennissen om zijn wens tot acute hulp kracht bij te zetten door met een in het milieu aangeschafte granaat een politiebureau binnen te lopen en te dreigen de granaat tot ontploffing te brengen als hij niet zou worden opgenomen. Ten tijde van de aanschaf van de handgranaat was betrokkene zich zeer bewust van wat hij deed en hij overzag ook de strafrechtelijke consequenties van een en ander. De psycholoog adviseert de rechtbank om de verdachte feit 1 volledig toe te rekenen en feit 2 ten dele toe te rekenen. Voorafgaande aan verdachtes gang naar het politiebureau had hij een forse dosis slaapmedicatie ingenomen en verkeerde hij meer dan ooit onder invloed van alcohol. Beide ten laste gelegde feiten werden op de achtergrond bovendien in aanzienlijke mate gestuurd door de persoonlijkheidspathologie van betrokkene.
De raadsvrouw heeft gesteld dat de gedeeltelijke toerekenbaarheid van feit 2 ook moet opgaan voor feit 1. De redenering ten aanzien van feit 2 gaat immers ook op voor feit 1.
De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte bij feit 1 sprake is geweest van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De psycholoog heeft een duidelijk verschil in omstandigheden vastgesteld, wat tot de conclusie leidt dat feit 1 anders dan feit 2 volledig aan de verdachte is toe te rekenen.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft zij gevorderd een taakstraf op te leggen van 180 uren.
Bij haar strafeis heeft zij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte, waar oudere veroordelingen opstaan, en de richtlijnen van het openbaar ministerie. Volgens de richtlijnen wordt voor het voorhanden hebben van een handgranaat doorgaans een gevangenisstraf van 16 maanden geëist bij een first offender. Bij het voorhanden hebben onder bedenkelijke omstandigheden is dat 18 maanden. Daarbij moet dan nog een straf komen voor de schuldheling en de bedreiging. De officier van justitie acht het, gelet op het psychologisch rapport, van belang dat de verdachte klinisch wordt opgenomen. Zonder justitieel kader zou er namelijk sprake zijn van een zeer hoog recidivegevaar. Er is met ingang van vandaag een plek voor de verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft voor feit 2 van parketnummer 03/047716-19 en het feit van parketnummer 03/174924-18 vrijspraak verzocht. Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 03/047716-19 heeft zij verzocht een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd voor de duur van drie jaren op te leggen. Zij acht gelet op de problematiek van verdachte een langdurige klinische behandeling van belang. De verdachte is intrinsiek gemotiveerd om zich te laten behandelen voor zijn verslaving. Het opleggen van een veel langere gevangenisstraf heeft in het verleden weinig invloed gehad op de verdachte. Ook het opleggen van een taakstraf is niet zinvol.
De raadsvrouw heeft verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in 2017 schuldig gemaakt aan schuldheling; hij had kunnen weten dat de BMW die in de garage werd gedemonteerd van diefstal afkomstig was. Door echter niet-kritisch te zijn, door weg te kijken, door niet door te willen vragen, geeft hij anderen de gelegenheid hun kwalijke praktijken uit te blijven voeren. Uiteindelijk helpt de verdachte daarmee ook een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand te houden. En dat rekent de rechtbank hem aan.
De verdachte heeft zich daarnaast in 2019 schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een handgranaat. Een handgranaat is een uiterst gevaarlijk explosief dat bij ontploffing vele (dodelijke) slachtoffers kan maken. Het ongeoorloofde bezit ervan is dan ook een ernstig strafbaar feit. Dit soort explosieven hoort thuis in militaire kringen. En alleen daar. Het is niet de bedoeling dat burgers hierover kunnen beschikken.
Toch wist de verdachte een dergelijk explosief te bemachtigen. En is met deze handgranaat even na 4 uur in de middag van 25 februari 2019 het politiebureau te Heerlen ingelopen. Hoewel de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte met deze handgranaat heeft gedreigd, rekent de rechtbank het de verdachte wel aan dat hij met zo’n voorwerp naar een politiebureau is gegaan en daar uiteindelijk veel overlast heeft veroorzaakt. Het gehele politiebureau, waaronder het arrestantencomplex, moest immers onmiddellijk ontruimd worden. Dit betekende dat al het politiewerk op die locatie geen doorgang kon vinden en dat heeft niet alleen de politie zelf, maar ook de burgers die de politie nodig hadden benadeeld. Nadat de Explosieven Opruimingsdienst de handgranaat had afgevoerd, kon het politiebureau om half negen ‘s avonds worden vrijgegeven en kon het politiewerk weer worden hervat.
Het voorgaande lijkt een wanhoopsdaad van de verdachte te zijn geweest; een schreeuw om hulp. Hij wilde geholpen worden voor zijn alcoholverslaving en wilde opgesloten worden zodat hij geen alcohol meer kon drinken.
Uit het psychologisch rapport van 12 mei 2019 en het reclasseringsadvies van 29 mei 2019 blijkt dat de verdachte een zeer ernstige alcoholverslaving en een persoonlijkheidsstoornis heeft. Hij is bekend bij de hulpverlening, maar de detoxificatieopnames hebben niet tot een verbetering geleid. De verdachte kan niet zonder hulp van zijn verslaving afkomen. De zucht naar alcohol is zo groot dat hij die niet kan onderdrukken. Nu de verdachte gedetineerd zit, drinkt hij geen alcohol en gaat het beter met hem. Als hij echter zonder enige vorm van behandeling (klinisch of ambulant) vrij zou komen, wordt verwacht dat hij snel een terugval zal krijgen. Psycholoog [naam] heeft daarom geadviseerd om de verdachte klinisch te laten behandelen in een kliniek voor een dubbele diagnose. De duur van een dergelijk programma dient op drie tot zes weken te worden geschat. De duur van het ambulante vervolgtraject wordt geschat op twee tot drie jaar. Volgens de reclassering is de verdachte door Radix Mondriaan geschikt bevonden voor een klinische behandeling binnen het Centrum Forensisch Psychiatrische Zorg. Een klinische opname zou direct kunnen aanvangen.
Bij de afweging wat een passende straf voor verdachte is, dient een aantal elementen te worden meegenomen. Enerzijds ziet en begrijpt de rechtbank dat de verdachte een zeer ernstige alcoholverslaving en afhankelijkheid heeft, waarvoor hij heeft geprobeerd hulp te zoeken. Anderzijds heeft de rechtbank ook rekening te houden met de ernst van de feiten en de overlast (en bijkomende kosten) die de verdachte heeft veroorzaakt voor de politie. Daarnaast heeft de rechtbank ook het strafblad van de verdachte gezien. Duidelijk is dat de verdachte al vaak met politie en justitie in aanraking geweest en onder andere is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van
10 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Dit betekent dat de verdachte binnenkort vrij zal komen. De duur van de proeftijd is drie jaren om te waarborgen dat de behandeling en de begeleiding voor verdachte ook blijvend resultaat kunnen opleveren. De rechtbank legt de bijzondere voorwaarden op zoals deze door de reclassering in het rapport van 29 mei 2019 zijn geadviseerd. Dit betekent dat de verdachte na zijn detentie meteen klinisch zal worden opgenomen bij Radix Mondriaan, binnen het Centrum Forensische Psychiatrische zorg, of een vergelijkbare instelling. De opname zal zo lang duren als de reclassering dat nodig vindt. Na deze opname zal de verdachte zich ambulant moeten laten behandelen door Radix Mondriaan of een vergelijkbare zorgverlener. De verdachte moet er naar streven om gedurende de gehele proeftijd geen alcohol te gebruiken; een enkele korte terugval zal niet direct een overtreding van de voorwaarde op behoeven te leveren, maar een tweede terugval, zal dat wel zijn. Daarnaast wordt aan de verdachte een meldplicht opgelegd. De rechtbank adviseert de verdachte te profiteren van de behandelmogelijkheden die de reclassering hem biedt. Wanneer de verdachte deze kans aangrijpt, kan hij een positieve ontwikkeling doormaken, hetgeen zowel voor de samenleving als voor de verdachte, zijn vriendin en zijn dochter een veelbelovende stap zou zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt de verdachte vrijvan het onder feit 2 van parketnummer 03/047716-19 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat de veroordeelde zich binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis moet melden bij de reclassering van SVG Reclassering Limburg, Mondriaan op het telefoon nummer 088 506 88 88. De veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De veroordeelde houdt zich aan afspraken en aanwijzingen;
dat de veroordeelde zich laat opnemen bij Radix Mondriaan binnen het Centrum Forensisch Psychiatrische Zorg, of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door het openbaar ministerie. De opname start (zo mogelijk) meteen na de onvoorwaardelijke straf. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
dat de veroordeelde zich, na de klinische behandeling, ambulant laat behandelen door Radix Mondriaan of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de veroordeelde het klinisch traject positief heeft afgerond. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
at de veroordeelde ernaar streeft geen alcohol te gebruiken en meewerkt aan controle hierop. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
  • geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juni 2019.
Buiten staat
Mr. Aretz is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Parketnummer: 03/047716-19
1.
Hij, op of omstreeks 25 februari 2019 te Heerlen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 25 februari 2019 te Heerlen, een of meer politiemedewerkers en/of bezoekers en/of arrestanten van politiebureau Heerlen en/of Politie Eenheid Limburg, in elk geval een of meer personen heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- zware mishandeling en/of
- brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een granaat (in een potje) op de balie van voornoemd politiebureau gezet en/of een of meer politiemedewerkers de woorden toegevoegd: "als ik geen hulp krijg blaas ik me zelf op maar ik denk dat het beter is om hier hulp te vragen" en/of "Daar zit een granaat in. Ik wilde mij zelf hiermee opblazen als ik geen hulp krijg", althans feitelijkheden en/of woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
Parketnummer 03/174924-18
hij, op of omstreeks 24 augustus 2017 te Brunssum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Heerlen, proces-verbaalnummer PL2300-2019030017, gesloten d.d. 17 april 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 44.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2019.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2019, pagina 9.
4.het proces-verbaal onderzoek voorwerp d.d. 26 februari 2019, pagina’s 14, 15 en 16.
5.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut: het explosievenonderzoek aan een vermeende handgranaat uit Heerlen d.d. 28 maart 2019, pagina’s 22 t/m 30.
6.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie @, proces-verbaalnummer @, gesloten d.d. @, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina @.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2017, pagina’s 15 en 16.
8.Het schriftelijk bescheid, zijnde de aangifte van [aangever] d.d. 24 augustus 2017, pagina’s 58 t/m 62.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2017, pagina 16.
10.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene] d.d. 25 augustus 2017, pagina’s 85, 86 in samenhang bezien met proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2017, pagina 17.
11.Proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 25 augustus 2017, pagina 81.
12.Proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 25 augustus 2017, pagina 81 in samenhang bezien met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2019.