ECLI:NL:RBLIM:2019:5801

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
7797603 CV EXPL 19-3816
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de kantonrechter op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.E.G.N. Schnabel, vorderde de schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 3 april 2019, waarin de huurovereenkomst betreffende een woning was ontbonden en de eiseres was veroordeeld tot ontruiming binnen dertig dagen na betekening van dat vonnis. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. H.J. Heynen, waren niet bereid om de ontruiming aan te houden totdat in hoger beroep was beslist.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de pleitnota's van beide partijen. De rechter oordeelde dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de uitvoering. De eiseres stelde dat het vonnis berustte op een feitelijke en juridische misslag, maar de kantonrechter oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechter concludeerde dat de gedaagden geen misbruik maakten van hun bevoegdheid om tot ontruiming over te gaan.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres direct aan deze kosten moet voldoen, tenzij zij binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan het vonnis voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7797603 CV EXPL 19-3816
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 juni 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.E.G.N. Schnabel,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. H.J. Heynen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 12, aangevuld t/m 14
- de akte inbrenging producties 1 t/m 3 zijdens [gedaagden]
- de mondelinge behandeling op 17 juni 2019
- de pleitnota’s van partijen
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van 3 april 2019 (geregistreerd onder zaaknummer 7255881 CV EXPL 18-6226) heeft de kantonrechter van deze rechtbank en zittingsplaats - onder meer - de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres] te [woonplaats] ontbonden en [eiseres] veroordeeld om het gehuurde binnen dertig dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
[eiseres] heeft op 22 mei 2019 hoger beroep ingesteld.
2.3.
[gedaagden] heeft te kennen gegeven niet bereid te zijn om de ontruiming aan te houden totdat in hoger beroep is beslist.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 3 april 2019 totdat in hoger beroep zal zijn beslist. [eiseres] legt daaraan ten grondslag dat het vonnis op een feitelijke en juridische misslag berust en door de ontruiming een noodtoestand zal ontstaan.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van een executiegeschil als de onderhavige is naar bestendige jurisprudentie uitgangspunt, dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is, indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn, indien het vonnis klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke misslag, of indien de executie op grond van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
Deze uitzonderingen doen zich hier niet voor.
4.1.1.
In de eerste plaats faalt het betoog dat het vonnis op een feitelijke misslag berust. Volgens [eiseres] is de kantonrechter op basis van de foto’s behorend bij de processen-verbaal van de deurwaarder er ten onrechte vanuit gegaan dat de tuin niet is onderhouden. Daartoe is aangevoerd dat die foto’s vaag zouden zijn en een vertekend beeld zouden geven van de situatie. Strikt genomen kan - zo oordeelt de kantonrechter - in het midden blijven of de tuin al dan niet is onderhouden. Met juistheid heeft [gedaagden] immers betoogd dat de stelling van [eiseres] geen feitelijke misslag kan opleveren. De kantonrechter heeft in het gewraakte vonnis het bewijs gewogen en voldoende bevonden om de vordering te kunnen dragen. Dat oordeel berust op een bewijswaardering en is niet onbegrijpelijk.
4.1.2.
Ten tweede treft ook het betoog dat de kantonrechter een juridische misslag heeft begaan, geen doel. [eiseres] meent dat van een tekortkoming geen sprake is en, zo dit wel het geval zou zijn, deze van geringe betekenis is en mede gelet op de duur van de overeenkomst de ontbinding niet kan rechtvaardigen. De kantonrechter heeft het juiste juridische toetsingskader - artikel 7:231 BW juncto artikel 6:265 BW - in acht genomen. De kantonrechter is vervolgens gemotiveerd tot het oordeel gekomen dat er sprake is van een tekortkoming en dat deze, gelet op alle omstandigheden en in het licht van hetgeen partijen hebben aangevoerd, van voldoende gewicht is om de ontbinding te rechtvaardigen. Of dat oordeel stand kan houden, ligt niet voor. Dat is aan de hoger beroepsrechter.
4.1.3.
Tot slot zijn in het gestelde geen nieuwe feiten te ontwaren als bedoeld in r.o. 4.1. Dat [eiseres] als resultaat van een toewijzend (ontruiming)vonnis haar woonruimte zou verliezen, was op voorhand voorzienbaar. Daar was het [gedaagden] immers juist om te doen en in zoverre kan hier van een noodtoestand die voortkomt uit nieuwe feiten, geen sprake zijn.
4.2.
Al met al maakt [gedaagden] geen misbruik van de bevoegdheid door in de huidige omstandigheden tot ontruiming over te gaan. De gevraagde voorziening wordt dan ook geweigerd.
4.3.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de (na)kosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter rechtdoende in kort geding
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeeld [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 720,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagden] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart de kostenveroordeling onder 5.2. en onder 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
NIv