Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de kantonrechter op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.E.G.N. Schnabel, vorderde de schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 3 april 2019, waarin de huurovereenkomst betreffende een woning was ontbonden en de eiseres was veroordeeld tot ontruiming binnen dertig dagen na betekening van dat vonnis. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. H.J. Heynen, waren niet bereid om de ontruiming aan te houden totdat in hoger beroep was beslist.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de pleitnota's van beide partijen. De rechter oordeelde dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de uitvoering. De eiseres stelde dat het vonnis berustte op een feitelijke en juridische misslag, maar de kantonrechter oordeelde dat deze argumenten niet opgingen. De rechter concludeerde dat de gedaagden geen misbruik maakten van hun bevoegdheid om tot ontruiming over te gaan.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres direct aan deze kosten moet voldoen, tenzij zij binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan het vonnis voldoet.