Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
- de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] ;
- de uitkomsten van het radiologisch onderzoek van Maastricht UMC+;
- de letselbeschrijving door [naam 1] .
- de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] onvoldoende steun vinden in de rest van het dossier, zodat niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering;
- het alternatieve scenario dat door de verdachte is geschetst, te weten dat niet híj, maar [slachtoffer 2] , het letsel bij [slachtoffer 1] heeft toegebracht, niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier, maar hier precies in past. Hierdoor is er ruimte voor redelijke twijfel over het daderschap van de verdachte.
- een gezwollen onderlip met links van het midden een duidelijke ontvelling en bloeduitstorting en rechts van het midden een kleine bloeduitstorting;
- in de hals, links ter hoogte van de mediaanlijn en het strottenhoofd, een verticaal verlopende oppervlakkige schaaf-/krasverwonding van circa anderhalve centimeter lengte;
- aan de binnenzijde van de linkerwang een min of meer ronde en roodgekleurde oppervlakkige beschadiging van het wangslijmvlies, zo groot als een twee euromunt;
- een oppervlakkig rood huidkrasje van circa één centimeter lengte rechts in de hals, ter hoogte van de overgang naar de kaaklijn;
- een ronde blauwe plek, doorsnede één centimeter, op haar rechter bovenarm, aan de binnenzijde;
- op het behaarde achterhoofd een rode huidverkleuring met een doorsnede van twee tot drie centimeter met daarin duidelijk zichtbare rode punten/haarpapillen.
Aan de linkerzijde van de schedel is er een breuk verlopend vanaf de kroonnaad (sutura coronaria), vervolgens door het wandbeen (os pariëtale) tot in de lambdanaad (sutura lambdoidea). Deze fractuur spleet is verbreed. Er is een kleine epidurale (of subdurale) bloeding tussen het bot en het botvlies, dan wel hersenvlies onder de fractuur.
Aan de rechterzijde van de schedel is er een breuk, verlopend vanaf de pijlnaad (sutura sagittalis) door het wandbeen (os pariëtale) met meerdere vertakkingen tot in de lambdanaad (sutura lambdoidea). Deze fractuur spleet is verbreed. Er is een kleine epidurale (of subdurale) bloeding tussen het bot en het botvlies, dan wel hersenvlies onder de fractuur.
Gezien het gelijktijdig aantreffen van een schedelfractuur aan beide zijden en een epidurale bloeding ter plaatse van de fracturen kan het ontstaan van de subgaleale zwelling/bloeding bij [slachtoffer 1] op twee manieren worden verklaard, namelijk op basis van een contacttrauma, waarbij ook de schedelfracturen zijn ontstaan, of op basis van migratie van bloed uit de schedelholte naar de subgaleale ruimte. Het is niet uitgesloten dat beide mechanismen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de subgaleale zwelling/bloeding die op 3 januari 2017 bij [slachtoffer 1] werd vastgesteld. [14] Voor het ontstaan van de subgaleale bloeding is een trauma na de geboorte de enige verklaring die resteert. [15] Het aantreffen van de subgaleale zwelling bij [slachtoffer 1] kan niet gebruikt worden om een precieze indicatie te geven over het moment van het trauma. De ordegrootte is uren tot ongeveer 14 dagen voor de vaststelling van de zwelling. [16]
Schedelfracturen aan beide zijden van het hoofd kunnen ontstaan door een enkelvoudig contacttrauma centraal boven op de kruin, een enkelvoudig enkelzijdig contacttrauma, twee verschillende contacttraumata en door samendrukken van de schedel tussen twee oppervlakken. Complexe ‘vertakkende’ dubbelzijdige schedelfracturen wijzen meestal op een ernstig trauma. [17] Voor het ontstaan van de schedelfracturen is een trauma na de geboorte de enige verklaring die resteert. Het aantreffen van dubbelzijdige complexe schedelfracturen wijst op een ernstig trauma als oorzaak. Bij kinderen onder de leeftijd van één jaar blijkt bij dubbelzijdige complexe schedelfracturen vrijwel altijd sprake van een letsel met een niet-accidentele toedracht (toegebracht letsel). [18] Indien de fracturen en de subgaleale zwelling op hetzelfde moment ontstaan zijn door dezelfde gebeurtenis, kan deze gebeurtenis, indien alleen rekening wordt gehouden met hetgeen vanuit de medische literatuur bekend is, hebben plaatsgevonden in de uren tot vermoedelijk veertien dagen voor de vaststelling van de aanwezigheid van beide bevindingen op 3 januari 2017.
Naar mijn mening is echter, gezien het ontbreken van klachten en afwijkingen in de dagen voorafgaand aan 3 januari 2017 sprake van een periode van enkele uren tot maximaal enkele dagen. [19]
Compressiefracturen van de wervels ontstaan door een hoogenergetisch trauma, met belasting in de lengterichting van de wervelkolom, vaak in combinatie met fors buigen van de wervelkolom. [20] Voor het ontstaan van de compressiefracturen resteert als verklaring een trauma na de geboorte. Bij het aantreffen van beschadiging van wervels in het gebied van de borstkas en de lendenen moet men altijd, ongeacht de leeftijd, een niet-accidentele toedracht overwegen, zeker als een plausibele andere verklaring, bijvoorbeeld een ernstig accidenteel trauma, aangeboren afwijkingen of ziekte, ontbreekt. [21] Het is niet mogelijk om compressiefracturen van de wervellichamen te dateren. [22]
Fracturen van de onderarm ter plaatse van de schacht en aan de uiteinden van de schacht ontstaan door
- een indirecte krachtsinwerking op de onderarm waarbij belasting in de lengterichting van het bot en belasting door buiging optreedt;
- een directe krachtsinwerking op de onderarm, waarbij belasting door flexie optreedt. Hierbij kan sprake zijn van een snelle dynamische belasting, zoals bij een klap of schop. [23] Met een niet-accidenteel trauma moet rekening worden gehouden als sprake is van een jong kind, additionele letsels worden aangetroffen en geen of een inconsistente verklaring wordt gegeven voor het ontstaan. Kinderen met onderarmfracturen door een niet-accidenteel trauma waren significant vaker jonger dan 18 maanden dan de kinderen met letsels die in een accidenteel trauma waren ontstaan. [24]
De inleiding
Vaststelling van de feiten met betrekking tot feit 1
- een subgaleale zwelling;
- complexe breuken van het schedelbot aan beide zijden;
- compressiebreuken van de borstwervels;
- breuken van de rechter ellepijp en spaakbeen, nabij de pols.
Verweren over de vaststelling van de feiten met betrekking tot feit 1
De bewezenverklaring van de poging tot doodslag
- Het letsel aan de rechter onderarm zal nooit tot de dood kunnen leiden.
- De compressiefracturen van de borstwervels kunnen niet bijdragen aan een bewezenverklaring, omdat zij niet te dateren zijn. Bovendien leiden deze niet tot een aanmerkelijke kans op de dood.
- Het schoppen tegen iemands hoofd kan niet zonder meer worden aangemerkt als een poging tot doodslag. In dit geval speelt bovendien nog mee dat de verdachte geen schoenen droeg en er kennelijk geen ruimte was om uit te halen.
- Wanneer een jong kind met het hoofd op de grond terecht komt, leidt dit maar in een klein percentage van de gevallen tot letsel.
- een subgaleale zwelling;
- complexe breuken van het schedelbot aan beide zijden;
- compressiebreuken van de borstwervels;
- breuken van de rechter ellepijp en spaakbeen, nabij de pols.
Vaststelling van de feiten met betrekking tot feit 2
- bij haar haren heeft gepakt en deze op haar hoofd heeft rondgedraaid;
- heeft geslagen;
- bij de keel heeft gegrepen;
- bij de neus heeft gegrepen en daaraan heeft gedraaid;
- aan haar lippen heeft getrokken;
- heeft getrapt.
De bewezenverklaring van de mishandeling
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
- een (langere) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het tijdsverloop, geen recht doet aan deze zaak en niet opportuun is, omdat de verdachte dan alles kwijt raakt wat hij sinds zijn invrijheidstelling heeft opgebouwd;
- de resocialisatie van de verdachte het enige strafdoel is dat in aanmerking genomen zou moeten worden, hetgeen erop neerkomt dat hij niet opnieuw in detentie zou moeten belanden;
- het strafdoel ‘vergelding’ sowieso niet nodig is, nu het letsel van het slachtoffer inmiddels is genezen;
- de redelijke termijn is overschreden hetgeen zou moeten leiden tot een strafvermindering van vijf procent.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte keer op keer door [slachtoffer 2] werd afgewezen, terwijl hij juist voor haar wilde zorgen. Het innerlijk conflict tussen zijn trots en zijn verantwoordelijkheidsgevoel enerzijds en het toegeven aan de wens van [slachtoffer 2] anderzijds, lijkt hem zeer te hebben gefrustreerd. Het lijkt erop dat de situatie de verdachte (verder) boven het hoofd is gegroeid door de geboorte van hun zoontje.
Ten slotte kan, aldus de psycholoog, melding worden gemaakt van een acculturatieprobleem.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De redelijke termijn is aangevangen op 4 januari 2017, de dag van de inverzekeringstelling van de verdachte. Van bijzondere omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat de behandeling ter terechtzitting niet dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, is geen sprake. Dit betekent dat de redelijke termijn met bijna zes maanden, is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. De rechtbank zal de straf dan ook matigen.
7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
- eigen risico zorgverzekering: € 350,00
- reiskosten: € 208,78
- gedwongen verhuizing en verhuiskosten: € 250,00
- advocaatkosten in verband met OTS en UHP
- eigen risico zorgverzekering, nu deze post niet is onderbouwd;
- gedwongen verhuizing en verhuiskosten, omdat deze kosten niet eenvoudig vast te stellen zijn en hij zich afvraagt of deze procedure daarvoor dient;
- advocaatkosten in verband met OTS en UHP, omdat alleen de proceskosten voor de onderhavige procedure in aanmerking komen (maar dan onder de post ‘proceskosten’);
- gemiste uitkering, omdat het moeilijk is de verdachte hiervoor verantwoordelijk te stellen.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 primair en 2 tot een gevangenisstraf van 36 maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , te betalen € 3.168,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 januari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 3.168,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 januari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de feiten 1 primair en 2
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de posten ‘advocaatkosten in verband met OTS en UHP’ en ‘gemiste uitkering’;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , ten aanzien van de post ‘immateriële schade’ niet ontvankelijk is tot het bedrag van € 2.750,00 en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 708,78, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 3 januari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] , van € 708,78, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 3 januari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.