ECLI:NL:RBLIM:2019:5766

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
C/03/263940 / KG ZA 19-217
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschotbedrag in kort geding tussen aannemingsbedrijf en opdrachtgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aannemingsbedrijf Windhorst B.V. en Transcarbo Kunststof Ramen B.V. Aannemingsbedrijf Windhorst vorderde een voorschotbedrag van € 95.000,00 op basis van onbetaalde facturen van in totaal € 112.592,20. Transcarbo had de facturen betwist en voerde aan dat er sprake was van niet geaccordeerd meerwerk en schade die zij had geleden door de werkzaamheden van Windhorst. De rechtbank oordeelde dat Windhorst voldoende aannemelijk had gemaakt dat een groot deel van het gevorderde bedrag noodzakelijk was voor de voortzetting van haar onderneming en dat er een spoedeisend belang bestond bij de gevorderde voorziening. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Windhorst tot een bedrag van € 70.014,18 voldoende vaststond en dat het beroep van Transcarbo op verrekening en restitutierisico niet opging. De vordering werd toegewezen, met veroordeling van Transcarbo in de proceskosten. De totale kosten aan de zijde van Windhorst werden begroot op € 3.058,40.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/263940 / KG ZA 19-217
Vonnis in kort geding van 18 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF WINDHORST B.V.,
gevestigd te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,
eiseres,
advocaat mr. J. van de Graaf,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSCARBO KUNSTSTOF RAMEN B.V.,
gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. G. Compagner.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijgevoegde producties 1 tot en met 19,
  • de akte overlegging producties, tevens eiswijziging met bijgevoegde producties 20 tot en met 26 van Windhorst,
  • de akte overlegging producties met bijgevoegde producties 13 tot en met 17 van Transcarbo,
  • de mondelinge behandeling, waarbij Windhorst een pleitnota heeft voorgedragen en overgelegd en Transcarbo pleitnotities heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Windhorst heeft in opdracht van Transcarbo op acht projecten gewerkt:
1) Verborgen Tuin Leusden;
2) B@start Z1/Z2 Utrecht;
3) Esdoornlaan Bergen op Zoom;
4) Rotsoord Utrecht;
5) Zomerland wassenaar;
6) De Havenmeesters Alblasserdam;
7) Defensie Eiland Woerden;
8) Duingeest Monster.
2.2.
Transcarbo heeft in totaal een bedrag van € 112.592,20 onbetaald gelaten (productie 3 bij dagvaarding in kort geding). Transcarbo heeft, ondanks verschillende aanmaningen, de openstaande facturen niet voldaan.
2.3.
Op 10 april 2019 heeft de rechtbank Amsterdam Windhorst verlof verleend beslag te leggen tot een bedrag van € 96.900,00. Op 11 en 12 april 2019 heeft Windhorst conservatoir beslag laten leggen onder ING en vijf opdrachtgevers van Transcarbo (productie 11 bij dagvaarding in kort geding).
2.4.
Bij dagvaarding van 24 april 2019 heeft Windhorst de eis in de hoofdzaak tegen Transcarbo bij deze rechtbank en locatie ingesteld. Daarbij heeft zij op de voet van art. 223 Rv ook betaling van een voorschot gevorderd. Op die incidentele vordering in de hoofdzaak is nog niet beslist.

3.Het geschil

3.1.
Windhorst vordert, na wijziging eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Transcarbo te veroordelen tot betaling van een voorschotbedrag van € 95.000,00, althans een beslissing die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht, en de kosten van dit geding, daaronder begrepen de door Windhorst gemaakte nakosten.
3.2.
Windhorst heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij in totaal acht aannemingsovereenkomsten met Transcarbo heeft gesloten. Transcarbo heeft de facturen van Windhorst in totaal voor een bedrag van € 112.592,20 niet betaald. Windhorst kan de bodemprocedure niet afwachten en is genoodzaakt betaling van een voorschotbedrag van
€ 95.000,00 te vorderen.
3.3.
Transcarbo voert verweer. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat zij de door Windhorst gevorderde facturen voor een bedrag van in totaal € 42.578,02 betwist omdat het om niet geaccordeerd meerwerk gaat. Voorts heeft Transcarbo schade geleden door Windhorst voor een bedrag van € 83.137,28 bij het project Esdoornlaan (Bergen op zoom), een bedrag van € 456,47 bij het project B@start en een bedrag van € 16.596,80 bij het project Rotsoord. Verder is schade geleden bij project Duingeest. Transcarbo stelt zich dan ook op het standpunt dat de vordering van Windhorst moet worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van een geldvordering als de onderhavige is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.2.
Het is voldoende aannemelijk dat (een groot deel van) het gevorderde bedrag noodzakelijk is ter betaling van crediteuren van Windhorst zodat Windhorst haar onderneming kan voortzetten. Indien de vordering dan ook voldoende vaststaat heeft Windhorst bij de gevorderde voorziening een spoedeisend belang. Het bedrijfsbelang van Windhorst is daarmee zodanig dat niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure moet afwachten om een (onbetwiste) vordering tot betaling voor door haar geleverde producten en diensten te kunnen incasseren. Aan het criterium dat een spoedeisend belang aanwezig moet zijn, is dus voldaan.
4.3.
Beoordeeld dient vervolgens te worden of voldoende aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure de vordering van Windhorst toewijst en, als het antwoord daarop bevestigend is, of, zoals Transcarbo heeft aangevoerd, een restitutierisico toewijzing desondanks in de weg staat.
4.4.
De vordering is op zich zelf niet betwist voor een totaal bedrag van € 70.014,18. Het restant (€ 112.592,20 min € 70.014,18) van € 45.578,02 van de totaalsom van de facturen bestaat uit meerwerk. Transcarbo stelt dat zij daarvoor geen opdracht heeft gegeven. Windhorst heeft slechts een enkel stuk (zie productie 23 Windhorst) overgelegd aan de hand waarvan met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat meerwerkopdrachten zijn gegeven. Uit die enkele productie waaruit kan worden geconcludeerd dat meerwerkopdrachten zijn verstrekt, blijkt niet met voldoende zekerheid welke kosten daarmee gemoeid zijn. In dit geding kan daarom niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er door Transcarbo meerwerkopdrachten zijn verstrekt voor de op de facturen vermelde bedragen. Dit betekent dat als uitgangspunt heeft te gelden dat door de erkenning van Transcarbo vaststaat dat Windhorst een opeisbare vordering op Transcarbo heeft van € 70.014,18.
4.5.
Transcarbo voert aan dat zij niets hoeft te betalen omdat de schade die Windorst heeft veroorzaakt bij en/of door haar werkzaamheden minstens zo groot is als het door Transcarbo verschuldigde bedrag. De vordering van Windhorst, aldus Transcarbo, heeft zij verrekend met het bedrag aan schadevergoeding dat haar, Transcarbo, toekomt. Zij stelt dat zij thans in ieder geval een vordering op Windhorst heeft van in totaal € 100.190,55 aan geleden schade. Hiertegen valt de vordering van Windhorst weg. Windhorst is van mening dat Transcarbo zich niet kan beroepen op verrekening omdat de tegenvordering niet juist is en onvoldoende onderbouwd is.
4.6.
Windhorst heeft de schadevordering van Transcarbo inhoudelijk gemotiveerd betwist. Het grootste gedeelte van de vordering van Transcarbo bestaat uit de volgens Transcarbo door haar geleden schade ten gevolge van het niet goed uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden, waaronder de kosten voor het oplossen van de veroorzaakte schade. Windhorst heeft het bestaan van elke schadepost afzonderlijk gemotiveerd betwist. Transcarbo heeft tegenover die gemotiveerde betwisting onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij noemenswaardige door Windhorst veroorzaakt schade heeft geleden.
4.7.
Al met al betekent het voorgaande dat enerzijds Windhorst terecht heeft betoogd dat de gegrondheid van het beroep op verrekening van Transcarbo niet op eenvoudige wijze is vast te stellen - dit geldt ook voor de schadeposten die Windhorst stuk voor stuk gemotiveerd heeft betwist - terwijl anderzijds de vordering van Windhorst tot een bedrag ter hoogte van € 70.014,18 wel voldoende vaststaat. De vordering van Windhorst ligt daarom in beginsel voor dat bedrag voor toewijzing gereed.
4.8.
Transcarbo heeft zich tot slot nog beroepen op het restitutierisico. Windhorst heeft daar tegenover gesteld dat het hier gaat om toewijzing van een op zichzelf niet betwiste vordering, zodat het risico alleen ziet op de kans dat Windhorst alsnog schade aan Transcarbo zal moeten vergoeden, waarvan de hoogte allerminst vast staat. Daarnaast heeft Windhorst er onder meer op gewezen dat zij vanwege verwachte inkomsten uit lopende en nieuwe projecten over voldoende eigen vermogen zal gaan beschikken om verhaal te bieden voor de vordering die Transcarbo in dit verband mogelijk zal kunnen incasseren. Voorshands bestaat onvoldoende grond om aan de juistheid van deze stelling van Windhorst te twijfelen, zodat het restitutierisico toewijzing van de vordering niet in de weg staat.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Windhorst zal worden toegewezen, met veroordeling van Transcarbo, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.
4.10.
De kosten aan de zijde van Windhorst worden begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht 1.992,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 3.058,40

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Transcarbo om aan Windhorst te betalen een voorschotbedrag van € 70.014,18,
5.2.
veroordeelt Transcarbo in de proceskosten, aan de zijde van Windhorst tot op heden begroot op € 3.058,40,
5.3.
veroordeelt Transcarbo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Transcarbo niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.type: AP