ECLI:NL:RBLIM:2019:5764

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
7797671 CV EXPL 19-3817
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mr. G.J.E. Schoofs, en [gedaagde], die in persoon procedeerde. De vordering van [eiseres] betreft de ontruiming van de woning van [gedaagde] en de betaling van huurachterstand. De procedure is gestart na een mondelinge huurovereenkomst die op 20 september 2018 is aangegaan, waarbij [gedaagde] een huurprijs van € 455,00 per maand is overeengekomen. Na de eerste maandhuur en waarborgsom van € 900,00 is er echter geen huur meer betaald door [gedaagde].

[gedaagde] heeft in voorlopige hechtenis gezeten van 20 november tot 6 december 2018, waarna hij geen toegang meer had tot zijn woning omdat [eiseres] de sloten had vervangen. In een eerder vonnis van 1 februari 2019 is [eiseres] veroordeeld om [gedaagde] toegang tot de woning te verlenen. Ondanks meerdere sommaties heeft [gedaagde] de huurachterstand niet voldaan, die op het moment van de procedure € 2.502,50 bedroeg.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, gezien de oplopende huurachterstand en haar afhankelijkheid van de huurinkomsten. De vordering tot ontruiming is toegewezen, maar de termijn voor ontruiming is vastgesteld op twee weken in plaats van de gevraagde drie dagen. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7797671 CV EXPL 19-3817
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 18 juni 2019
in de zaak van:
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G.J.E. Schoofs,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 4
  • het e-mailbericht van 12 juni 2019 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling op 17 juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt op grond van een mondelinge huurovereenkomst met ingang van
20 september 2018 van [eiseres] de woning aan het adres [adres] te [woonplaats 2] . De overeengekomen huur bedraagt € 455,00 per maand. Op 20 september 2018 is namens [gedaagde] € 900,00 betaald voor de eerste maandhuur en de waarborgsom. Door of namens [gedaagde] is daarna geen huur meer betaald aan [eiseres] .
2.2.
[gedaagde] heeft in voorlopige hechtenis verbleven van 20 november tot 6 december 2018. Daarna had [gedaagde] geen toegang meer tot zijn woning omdat [eiseres] de sloten van de toegangsdeuren had laten vervangen.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 1 februari 2019 is [eiseres] op vordering van [gedaagde] veroordeeld om hem (kort gezegd) binnen 24 uur na betekening van dat vonnis toe te laten tot de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. [eiseres] heeft dezelfde dag aan de (toenmalige) gemachtigde van [gedaagde] de sleutels van de woning overhandigd.
2.4.
Bij brieven van 6 en 26 februari 2019 en van 28 maart 2019 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de huurachterstand.
2.5.
Bij brief van 7 mei 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de huurachterstand van (op dat moment) € 2.047,50.
2.6.
Ook daarna is door of namens [gedaagde] geen huur aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
tot betaling van € 2.502,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening,
tot betaling van € 454,05,
de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten,
tot betaling van € 455,00 per maand voor iedere maand na 7 juni 2019 tot de dag van ontruiming,
tot betaling van de proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen staat vast. Zij is voor haar levensonderhoud namelijk (onbetwist) ook afhankelijk van de door [gedaagde] te betalen huur. Hieruit volgt ook dat zij belang heeft bij (spoedige) ontruiming van de woning aangezien de huurachterstand tot op heden stijgt en zij er dus belang bij heeft dat de woning na ontruiming kan worden verhuurd aan een wel betalende huurder.
4.2.
[eiseres] heeft bij de berekening van de huurachterstand de periode waarin zij de woning niet aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld buiten beschouwing gelaten.
De huurachterstand die [eiseres] op die wijze heeft berekend, is door [gedaagde] niet betwist en komt de kantonrechter als juist voor. [gedaagde] heeft (onder meer) aangevoerd dat hij gedurende een lange periode geen bijstandsuitkering heeft ontvangen en dat hij daardoor niet in staat is geweest huur te betalen aan [eiseres] . Volgens hem is de uitkering destijds geëindigd omdat [eiseres] hem geen toegang tot de woning gaf. Dit betoog dat er dus op neerkomt dat [gedaagde] door toedoen van [eiseres] enige tijd van inkomen verstoken is geweest, komt de kantonrechter, nog afgezien van de betwisting hiervan door [eiseres] , onaannemelijk voor. Het is verder ook niet relevant voor de beoordeling van de door [eiseres] gevorderde betaling van de huurachterstand over de periode dat [gedaagde] wel toegang tot zijn woning had. Dat het niet betalen van de huur over die periode op enige manier aan [eiseres] te wijten is, stelt [gedaagde] immers niet. [gedaagde] is op grond van de huurovereenkomst verplicht de huur(achterstand) te betalen. Dat hij niet in staat zou zijn (geweest) de huur te betalen, komt voor zijn rekening en risico. [gedaagde] heeft ter zitting tevergeefs om een betalingsregeling verzocht want [eiseres] is op dat verzoek niet ingegaan en zij is daar ook niet toe verplicht. Op grond van deze overwegingen zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 2.502,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019 tot de dag van voldoening.
4.3.
Het niet betalen van de huur over een periode van meer dan vijf maanden is een aanzienlijke tekortkoming in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van de huur. Een dergelijke tekortkoming zal in een eventueel nog te voeren bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Vooruitlopend daarop is [eiseres] vordering om [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen en te verlaten toewijsbaar. [eiseres] vordert [gedaagde] te veroordelen om dat binnen drie dagen te doen. Die termijn is naar het oordeel van de kantonrechter te kort. [gedaagde] zal worden veroordeeld de woning te ontruimen en te verlaten binnen twee weken na betekening van dit vonnis.
4.4.
De vordering om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de huur vanaf 7 juni 2019 tot het tijdstip van de ontruiming zal worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 371,62 (incl. btw). In de brief van 7 mei 2019 staat dit bedrag namelijk vermeld en er is geen grond voor toewijzing van het hogere bedrag € 454,05 . Dat hogere bedrag had immers op grond van art. 6:96 lid 6 BW aan [gedaagde] schriftelijk aangekondigd moeten worden en dat is niet (kenbaar) gebeurd.
4.6.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht € 231,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 932,05
4.7.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in de beslissing is bepaald.
4.8.
Ten overvloede en ter informatie van [gedaagde] overweegt de kantonrechter nog het volgende. [gedaagde] heeft in zijn e-mailbericht aan de griffier medegedeeld dat hij een executiegeschil aanvraagt. Ter zitting heeft [gedaagde] in dat verband verwezen naar het vonnis van 1 februari 2019. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat [gedaagde] hiermee beoogt want [gedaagde] heeft niet betwist dat direct na het vonnis van 1 februari 2019 de sleutels aan zijn gemachtigde zijn overhandigd en dat de proceskosten door [eiseres] zijn voldaan. Onduidelijk is dus waar het door [gedaagde] nog aan te vangen executiegeschil betrekking op heeft.
Ter zitting is aan [gedaagde] medegedeeld dat deze zaak niet over de executie van het vonnis van
1 februari 2019 gaat. Als [gedaagde] desondanks toch nog een executiegeschil wenst te starten, dan zal hij dat moeten doen op de voorgeschreven wijze, waarbij hij in ieder geval een conceptdagvaarding en het daarvoor bestemde aanvraagformulier naar de griffie dient op te sturen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 2.502,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2019 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 371,62,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te [woonplaats 2] te ontruimen en te verlaten met alle zaken en alle personen die zijdens hem in de woning aanwezig zijn/verblijven en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 455,00 per maand voor iedere maand vanaf 7 juni 2019, een ingegane maand daarbij te rekenen voor een hele maand, tot het tijdstip van de ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 932,05, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres] volledig aan de onderdelen 5.1. tot en met 5.5. van dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 120,00 salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van voldoening,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW