ECLI:NL:RBLIM:2019:5742

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 april 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
C/03/262096/HARK 19-67
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen de rechtbank Limburg wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft verzoeker op 14 maart 2019 een brief gestuurd aan de president van de Rechtbank Limburg, waarin hij verzocht om wraking van de rechtbank in zijn geheel. De president heeft deze brief doorgeleid naar de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen. Dit betekent dat een verzoek tot wraking van een rechtscollege in zijn geheel niet mogelijk is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de president van de rechtbank niet de behandelend rechter is in de zaak van verzoeker. Hierdoor is het verzoek tot wraking niet ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft besloten het verzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen op grond van kennelijke niet-ontvankelijkheid, zoals bepaald in het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 april 2019, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/262096 / HA RK 19-67
Beslissing van de meervoudige kamer belast met behandeling van wrakingszaken
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] , verzoeker.

1.De procedure

Bij brief van 14 maart 2019, gericht aan de president van deze rechtbank, heeft verzoeker (onder meer) het volgende geschreven: “Hierbij wraak ik u en daarmee de rechtbank Limburg in haar geheel”.
De president heeft deze brief doorgeleid naar de wrakingskamer.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij dienen feiten en omstandigheden te worden gesteld die de rechter betreffen tegen wie het wrakingsverzoek zich richt. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen.
2.2.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de president van de rechtbank niet de behandelend rechter is van de zaak van verzoeker die bij deze rechtbank aanhangig is. Voorts biedt de wet niet mogelijkheid van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals verzoeker (ook) heeft gedaan. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek.
2.3.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid zal het verzoek overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, gelezen in samenhang met artikel 4.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg zonder behandeling ter zitting wegens kennelijke niet ontvankelijkheid worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet ontvankelijkheid af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.M.M. Kleijkers, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. F.L.G. Geisel, bijgestaan door mr. H.M.E. de Beukelaer als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.