5.3Op 25 april 2013 heeft Meeuwsen in een tweede schaderapport de inkomensschade op € 1.665.000,- getaxeerd.
6. Aan het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de Commissie ten grondslag gelegd en de conclusies overgenomen. Verweerder ziet geen reden voor twijfel aan de onafhankelijkheid en deskundigheid van de Commissie of Te Winkel. Aan eiseres wordt voor de waardevermindering van haar onroerend goed een schadevergoeding van
€ 83.000,- toegekend, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 mei 2008 en een vergoeding van deskundigenkosten van € 655,50 in de aanvraagfase. In zoverre heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Voor de inkomensschade heeft verweerder, anders dan in het primaire besluit, een schadevergoeding toegekend ten bedrage van
€ 79.030,-, eveneens te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 mei 2008. In zoverre heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Daarnaast is aan eiseres een proceskostenvergoeding van € 1.180,- toegekend.
7. Eiseres heeft in beroep - kort weergegeven - aangevoerd dat verweerder inzicht had moeten verschaffen in de onafhankelijkheid en deskundigheid van de Commissie. Daarnaast heeft eiseres de noodzakelijkheid en de onafhankelijkheid bestreden van de door de Commissie geconsulteerde deskundige Te Winkel, omdat de Commissie zelf over deze deskundigheid zou hebben moeten beschikken en Te Winkel bovendien verbonden is aan Gloudemans, een kantoor dat veelvuldig door verweerder wordt ingeschakeld als partijdeskundige. Eiseres heeft voorts de omvang en hoogte van de toegekende nadeelcompensatie voor exploitatieschade bestreden. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ten onrechte slechts rekening is gehouden met de inkomensschade door de weigering van een vergunning voor een biggenopfokstal aan de Bokshout, en de inkomensschade ten gevolge van het niet kunnen bouwen van een vleesvarkensstal aan de Ingweg ten onrechte buiten beschouwing is gebleven. Voor wat betreft de toegekende nadeelcompensatie voor de biggenopfokstal aan de Bokshout heeft eiseres de uitgangspunten bestreden die zijn gehanteerd voor de kosten die zij heeft moeten maken om de schade te beperken. De huur van de stal bij [F.] in Kerken (Duitsland) en de verplaatsing van een deel van het bedrijf naar die locatie zou volgens eiseres geheel moeten worden vergoed. Verder heeft eiseres betoogd dat Te Winkel zijn advies ten onrechte gedeeltelijk heeft gebaseerd op aannames. Eiseres heeft haar standpunt onderbouwd met een verwijzing naar de rapporten van Meeuwsen en een rapport van ir. C.A.C. Frikkée (Frikkée), werkzaam bij Overwater grondbeleid adviesbureau B.V. van 2 januari 2014. Frikkée heeft een bedrag aan nadeelcompensatie berekend van € 1.434.000,-. Eiseres kan zich ook niet verenigen met de toegekende vergoeding voor de rechtskundige bijstand in de aanvraagfase van € 655,-. Zij stelt zich op het stand dat ook de kosten van Adams hadden moeten worden vergoed. Hetzelfde geldt voor de kosten van Meeuwsen in bezwaar. Tot slot heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de door verweerder gehanteerde rentedatum onjuist is en dat op grond van artikel 11 van de Regeling de wettelijke rente met ingang van de dag van ontvangst van het verzoek had moeten worden toegekend.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de minister degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens de minister van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, op verzoek een vergoeding toekent, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.
In artikel 8, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat indien de verzoeker heeft nagelaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen, de schade die door het treffen van zodanige maatregelen voorkomen of beperkt had kunnen worden, ten laste van de verzoeker blijft.
In artikel 8, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat de redelijke kosten van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade tot de te vergoeden schade behoren.
In artikel 10, van de Regeling is bepaald dat indien bij de indiening en de behandeling van het verzoek zowel het inroepen van rechts- dan wel andere deskundigenbijstand, als de kosten daarvan redelijk zijn te achten, deze kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
In artikel 11 van de Regeling is bepaald dat een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek deel kan uitmaken van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat wordt gesteld op de datum van ontvangst van het verzoek door de minister.
In artikel 15, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 14, eerste en derde lid, de minister een commissie instelt.
In artikel 15, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat de commissie tot taak heeft de minister van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.
In artikel 15, derde lid, van de Regeling is bepaald dat de commissie uit drie onafhankelijke deskundigen bestaat, die door de minister worden benoemd. In eenvoudige gevallen kan de minister volstaan met de benoeming van één onafhankelijke deskundige. Indien de commissie uit drie leden bestaat, wijst de minister de voorzitter aan.
10. De rechtbank stelt vast dat de hoogte van de toegekende vergoeding voor vermogensschade in verband met waardevermindering van het onroerend goed ten bedrage van € 83.000,-, niet in geschil is. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de hoogte van de door verweerder aan eiseres toegekende schadevergoeding voor gederfde inkomsten ten bedrage van € 79.030 juist is. Daarbij ligt allereerst de vraag voor of verweerder zich bij het bepalen van de nadeelcompensatie terecht heeft beperkt tot bepaling van de gestelde exploitatieschade ten gevolge van het niet kunnen bouwen van de biggenopfokstal aan de Bokshout en daarbij terecht het niet kunnen bouwen van de vleesvarkensstal aan de Ingweg buiten beschouwing heeft gelaten.
11. De rechtbank overweegt dat de grondslag voor de onderhavige procedure wordt gevormd door het door eiseres ingediende verzoek om nadeelcompensatie van
15 februari 2005, met als wettelijke basis de Regeling. Dit brengt met zich dat (de inhoud van) dit verzoek bepalend is voor de omvang van het geding. In het verzoek is aan verweerder verzocht om vergoeding van de schade die eiseres heeft geleden ten gevolge van het niet kunnen bouwen van een biggenopfokstal aan de Bokshout te Baarlo. In het verzoek is dit als volgt geformuleerd:
“Het besluit van 13 september 2002 heeft tot gevolg dat cliënte haar uitbreidingsplannen, waarmee zij al vanaf 1995 doende was, niet kan realiseren. Cliënte vraagt derhalve (vergoeding van) schade ten gevolge van het besluit tot weigering van de door cliënte gevraagde vergunning op grond van de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De schade die cliënte lijdt en nog zal lijden behoort niet ten haren laste te blijven. (…) Namens cliënte verzoek ik u de schade die cliënte lijdt ten gevolge van het hiervoor genoemde besluit van 13 september 2002, aan haar te vergoeden.”.
12. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat een partij die om schade verzoekt, zelf bepaalt welke schade hij/zij door het daarop aangesproken bestuursorgaan vergoed wenst te zien. Zo ook eiseres. Blijkens de aanvraag heeft eiseres uitsluitend verzocht om vergoeding van de schade ten gevolge van de bij besluit van 13 september 2002 geweigerde Wbr-vergunning. Die Wbr-vergunning had enkel betrekking op de bouw van de stal aan de Bokshout. In de schadeberekening van Adams die bij het verzoek is gevoegd en geacht kan worden onderdeel van dat verzoek uit te maken, wordt niet gerept over andere schadeposten dan schadeposten die voortvloeien uit het niet kunnen bouwen van een nieuwe stal aan de Bokshout, noch blijkt uit het bezwaarschrift dat eiseres van mening was dat verweerder het verzoek om nadeelcompensatie bij het primaire besluit te beperkt had opgevat. Eerst in de reactie op het conceptadvies van de Commissie en ter hoorzitting van
16 mei 2013 is door eiseres gesteld dat het niet kunnen bouwen van de vleesvarkensstal aan de Ingweg meegenomen zou moeten worden bij het verzoek om nadeelcompensatie. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling, zoals hier aan de orde en gedaan in een later stadium van de procedure dan de aanvraagfase, er niet toe kan leiden dat het verzoek van 15 februari 2005 in afwijking van de daarin vervatte expliciete bewoordingen en cijfers, ruimer moet worden opgevat. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat niet valt in te zien waarom eiseres, indien zij ook nadeelcompensatie wenste voor de door haar geleden schade voor het niet kunnen bouwen van de vleesvarkensstal aan de Ingweg, (waarvoor reeds sedert 1999 een bouw- en milieuvergunning voorhanden waren) dit niet in dezelfde aanvraag expliciet zou hebben kunnen verzoeken. Eiseres heeft dat echter nagelaten en het verzoek zelf beperkt tot de schade ten gevolge van het niet kunnen bouwen van de biggenopfokstal aan de Bokshout. Dat zij de mening was toegedaan dat de aanvraag van een Wbr-vergunning voor de vleesvarkensstal kansloos en daarom zinloos was, zoals door haar naar voren gebracht, maakt het vorenstaande niet anders. Indien zij van mening was dat een geweigerde Wbr-vergunning noodzakelijk was voor het kunnen indienen van een schadeclaim, zoals lijkt te volgen uit het verzoek van 15 februari 2005 en de daarop gevolgde discussie over de schadeoorzaak, dan had het voor de hand gelegen dat eiseres, ondanks dat dit een bij voorbaat kansloze exercitie geweest zou zijn, een dergelijke vergunning zou hebben aangevraagd, teneinde na de weigering van de Wbr-vergunning (ook) nadeelcompensatie voor de vleesvarkensstal te kunnen claimen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zijn besluitvorming terecht heeft beperkt tot de gestelde schade ten gevolge van het niet kunnen bouwen van de biggenopfokstal aan Bokshout.
13. Ingevolge de Regeling kan verweerder zich bij het nemen van een beslissing op het schadeverzoek laten adviseren door een onafhankelijke Commissie. Indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door die deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om nadeelcompensatie van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht (zie bij wijze van voorbeeld: ECLI:NL:RVS:2016:2960). Indien de aanvrager een op een advies van een onafhankelijke en onpartijdige deskundige gebaseerd oordeel van het bestuursorgaan over het bestaan van schade, over de omvang van de schade of over het oorzakelijke verband tussen de schadeveroorzakende handeling en de schade bestrijdt, rust in beginsel op de aanvrager de bewijslast om zijn andersluidend standpunt aannemelijk te maken. Eiseres heeft, om haar andersluidend standpunt aannemelijk te maken, verwezen naar de rapportages van Meeuwsen en Frikkée. Het is verder aan degene die verzoekt om gecompenseerd te worden voor schade die hij stelt geleden te hebben, om aan te tonen of en zo ja in welke mate hij schade heeft geleden. Daaruit vloeit voort dat het aan eiseres is om helder te maken en aan te tonen welke functies de te bouwen biggenopfokstal in de bedrijfsvoering zou hebben. Het risico van onvoldoende gegevens ligt dan ook bij eiseres. Teneinde te kunnen beoordelen of eiseres aan haar bewijslast heeft voldaan en haar schade, zoals gesteld, hoger is dan door de Commissie geadviseerd, heeft de rechtbank de StAB verzocht om te adviseren over de vraag - voor zover, gelet op het hiervoor gegeven oordeel omtrent de omvang van het geding, nog relevant - of en in welke omvang eiseres inkomensschade heeft geleden als gevolg van het niet mogen bouwen en in gebruik nemen van een biggenstal aan de Bokshout in Baarlo.