ECLI:NL:RBLIM:2019:5697

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
03/659125-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie broers voor pogingen tot moord en vrijspraak van medeplichtigheid aan vuurwapenbezit

Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietpartij op 29 april 2018. De rechtbank heeft drie broers veroordeeld voor het medeplegen van pogingen tot moord op twee slachtoffers, waarbij gevangenisstraffen zijn opgelegd variërend van 6 tot 14 jaar. De verdachte, die het vuurwapen voor de broers had bewaard, werd vrijgesproken van medeplichtigheid aan de pogingen tot moord, maar werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder druk van de broers handelde en niet voldoende opzet had om als medeplichtige te worden aangemerkt. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659125-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [verdachte] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.J.D.D. Burhenne, advocaat kantoorhoudende te Weert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juni 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:medeplichtig is aan de poging tot moord op [slachtoffer/bp 1] ;
Feit 2:medeplichtig is aan de poging tot moord op [slachtoffer/bp 2] en [slachtoffer/bp 3] ;
Feit 3:medepleger is van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie, in strijd met de Wet wapens en munitie.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is aan de poging tot moord op [slachtoffer/bp 1] en [slachtoffer/bp 3] , maar dient hij te worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan de poging tot moord op [slachtoffer/bp 2] . Daarnaast is feit 3, het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wettig en overtuigend bewezen.
Toen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de broers [familienaam broers] ) bij verdachte het wapen ophaalden, nadat ze het een paar dagen eerder hadden gebracht met het verzoek aan hem om het te bewaren, maakten ze op verdachte een ‘opgefokte’ indruk. Los van het feit dat verdachte het wapen nimmer in bewaring had moeten nemen, had verdachte op het moment van het ophalen ervan de keuze moeten maken het vuurwapen niet te overhandigen, gelet op de gemoedstoestand van de broers [familienaam broers] . Nu verdachte dit heeft nagelaten, is hij – door het bewaren en overhandigen van het vuurwapen – medeplichtig aan de misdrijven die er vrijwel direct erna mee gepleegd zijn, te weten de poging tot moord op zowel [slachtoffer/bp 1] als [slachtoffer/bp 3] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte uit angst voor de broers [familienaam broers] het vuurwapen voor hen heeft bewaard. Hij heeft dit eveneens uit angst en onder bedreiging aan hen teruggegeven toen zij het kwamen ophalen. Daardoor kan verdachte niet (mede) verantwoordelijk worden gehouden voor de misdrijven die uit het overhandigen van het vuurwapen zijn voortgevloeid. Er is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm. Er dient derhalve vrijspraak te volgen van de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 3, het voorhanden hebben van het wapen en de munitie, dient vrijspraak te volgen nu steunbewijs ontbreekt. Het enige bewijsmiddel is de verklaring van verdachte zelf. Onbekend is welk wapen verdachte heeft bewaard en munitie heeft hij niet bewaard. Bovendien was er sprake van psychische overmacht omdat verdachte onder zo grote druk stond om het wapen te bewaren, dat hij er geen weerstand aan kon bieden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verdachte heeft verklaard [2] dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] enkele dagen voor zondag 29 april 2018 een vuurwapen aan hem hebben overhandigd, met aan hem de opdracht dit vuurwapen voor hen te verstoppen. Verder heeft hij verklaard dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op zondag 29 april 2018 het vuurwapen bij hem hebben opgehaald en dat zij – zo heeft hij begrepen – korte tijd erna met dat wapen hebben gepoogd [slachtoffer/bp 3] en [slachtoffer/bp 1] van het leven te beroven. Toen de broers [familienaam broers] het vuurwapen ophaalden bestuurde [medeverdachte 1] de auto, [medeverdachte 2] zat naast hem en [medeverdachte 3] zat achterin de auto. Volgens verdachte maakten de broers [familienaam broers] een opgefokte indruk toen zij het vuurwapen bij hem ophaalden, maar heeft hij het vuurwapen toch aan hen overhandigd omdat hij bang was en zich bedreigd voelde. Ook heeft verdachte ten overstaan van de politie verklaard over de uiterlijke kenmerken van het vuurwapen: het vuurwapen was kleiner dan een 9mm kaliber, dat normaal gesproken door de politie wordt gehanteerd.
Pas op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het vuurwapen een 7.65mm kaliber betreft, hetgeen zou kunnen duiden op dossierkennis aangezien de onderzoeksresultaten van het NFI [3] – waaruit volgt dat het door de broers [familienaam broers] gehanteerde vuurwapen een 7.65mm kaliber betreft – onderdeel uitmaken van het strafdossier.
[medeverdachte 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard [4] dat toen hij, samen met zijn broers, naar Kitskensdal reed [medeverdachte 1] de auto bestuurde, dat hij zelf op de bijrijdersplaats zat en dat [medeverdachte 3] achterin de auto zat.
Op 29 april 2018 heeft er vervolgens inderdaad een schietpartij plaatsgevonden, te Kitskensdal (Roermond), waarbij [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrokken waren, met [medeverdachte 3] als schutter. [slachtoffer/bp 1] en [slachtoffer/bp 3] zijn door [medeverdachte 3] beschoten en hierbij meerdere malen geraakt [5] . [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn bij vonnis van 19 juni 2019 ten aanzien van deze schietpartij veroordeeld terzake poging tot moord, respectievelijk poging tot doodslag.
De rechtbank acht het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen: verdachte heeft het vuurwapen voorhanden gehad. Het wettig bewijs daarbij is op de eerste plaats de verklaring van verdachte zelf. Die verklaring wordt ondersteund door het rapport van het NFI – waaruit volgt dat de door verdachte gegeven omschrijving van het vuurwapen juist is – en door de verklaring van [medeverdachte 2] ten overstaan van de rechter-commissaris waaruit volgt dat de door verdachte omschreven positionering van de broers [familienaam broers] in de auto correct is. Van het onder 3 tenlastegelegde voorhanden hebben (en overdragen) van munitie zal de rechtbank verdachte vrijspreken omdat daarvoor het wettig bewijs ontbreekt: het is immers mogelijk dat het vuurwapen zoals verdachte dit voorhanden heeft gehad munitie bevatte, maar het is eveneens mogelijk dat de broers [familienaam broers] deze munitie pas na het ophalen van vuurwapen aan dit vuurwapen hebben toegevoegd.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Uit de verklaring van verdachte blijkt inderdaad dat hij het vuurwapen heeft overhandigd aan de broers [familienaam broers] , ondanks dat zij een opgefokte indruk maakten. De rechtbank acht deze omstandigheid echter onvoldoende om hem schuldig te verklaren aan medeplichtigheid aan poging tot moord dan wel poging tot doodslag. Het louter overhandigen van een vuurwapen, al dan niet onder druk of bedreiging, is immers onvoldoende om te concluderen dat verdachte elk scenario over wat er daarna eventueel met dit vuurwapen zou kunnen gebeuren, op de koop toe heeft genomen. Zouden de broers [familienaam broers] op welke wijze dan ook de plannen die zij achteraf gezien hiermee bleken te hebben, aan verdachte kenbaar hebben gemaakt, dan had het oordeel van de rechtbank wellicht anders geluid, maar het enkel ophalen van het vuurwapen maakt, ondanks de door verdachte waargenomen gemoedstoestand bij de verdachten, niet dat hem ten aanzien van de schietpartij enig (voorwaardelijke) opzet kan worden verweten.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
omstreeks de periode van 26 april 2018 tot en met 29 april 2018 in de gemeente Roermond een vuurwapen van categorie II voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten. Het beroep op psychische overmacht vindt de rechtbank onvoldoende onderbouwd.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat verdachte angstig was en zich bedreigd voelde en dat hij onder die omstandigheden het wapen aan de broers [familienaam broers] heeft overhandigd. Hij heeft ervoor gekozen de waarheid te vertellen, en is nu dagelijks bang voor wraakacties van de familie [familienaam broers] . Dit heeft hem een tijd lang belemmerd in het oppakken van zijn leven. Er is onlangs een traject bij Westrom opgestart, waardoor verdachte verder kan met zijn leven. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook hier rekening mee te houden bij het opleggen van een eventuele straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en aan het daarna ook overdragen van dit vuurwapen aan drie personen die vervolgens hebben gepoogd om daarmee twee personen van het leven te beroven. Dat laatste verwijt de rechtbank verdachte niet, maar het geeft wel aan wat voor ernstige gevolgen vuurwapens kunnen veroorzaken als ze in handen van de verkeerde personen terecht komen. Juist om deze reden – beter gezegd, juist om dit te voorkomen – heeft de wetgever hoge straffen gekoppeld aan verboden (vuur)wapenbezit.
De Oriëntatiepunten voor straftoemeting schrijven ten aanzien van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voor.
Ter terechtzitting is door de verdediging naar voren gebracht hoe verdachte sinds de dag dat hij ten overstaan van de politie heeft verklaard over de gebeurtenissen, heeft geleefd: in continue angst voor repercussies van de zijde van de familie [familienaam broers] . Daarnaast heeft hij een enorm schuldgevoel richting de slachtoffers waarmee hij bevriend was (en is). Hij vertoonde daardoor een bepaalde gelatenheid die niet past bij een jonge volwassene. Verdachte durfde op enig moment niet meer buiten de deur te komen en gaf aan dat deze angst op enig moment omsloeg naar het idee van “als ik doodgeschoten word, dan is dat maar zo”. De verdediging heeft ook aangegeven dat verdachte deze periode inmiddels achter zich heeft gelaten en dat hij langzamerhand weer kansen begint te zien en een betere toekomst voor zichzelf probeert te creëren.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen ter terechtzitting door de verdediging naar voren is gebracht, de in de Oriëntatiepunten voorgeschreven straf dan ook niet passend. Hoewel verdachte zonder twijfel een straf verdient, is hij op meerdere vlakken reeds bestraft door de feitelijke gevolgen van het door hem gepleegde misdrijf. Wel acht de rechtbank het van belang dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw ‘voor het karretje’ laat spannen. Wat immers ook ter terechtzitting naar voren is gekomen, is dat verdachte zich vaker voor klusjes heeft laten gebruiken omdat hij een makkelijke prooi zou zijn. Of dit daadwerkelijk het geval is of niet, zaak is dat dit voorkomen wordt en om deze reden acht de rechtbank een flinke stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf een goede methode om ernaar te streven dat dit bewerkstelligd wordt. Een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden acht de rechtbank passend en geboden en deze straf zal de rechtbank dan ook aan hem opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het tenlastegelegde handelen (feiten 1 en 2) waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen [slachtoffer/bp 3] en [slachtoffer/bp 1] kunnen daarom in de vordering niet worden ontvangen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde onder 3 bewezen zoals hierboven onder 3,4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen [slachtoffer/bp 3] en [slachtoffer/bp 1]
- verklaart de vorderingen tot schadevergoeding ten aanzien van beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. A.M. Koster-van der Linden en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.L.J. Damoiseaux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2019.
Buiten staat
mr. G.L.A.M. van Doveren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 29 april 2018 in de
gemeente Roermond
ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer/bp 1] van
het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer/bp 1] met een
pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een of meer
kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam heeft geschoten en/of een of
meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer/bp 1] heeft geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode
van 26 april 2018 tot en met 29 april 2018 in de gemeente Roermond
opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door het pistool, in
elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te verbergen en/of op de
dag van het misdrijf aan genoemde [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te
verstrekken/overhandigen;
2.
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 29 april 2018 in de
gemeente Roermond
ter uitvoering van het door hem/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer/bp 2]
en/of [slachtoffer/bp 3] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer/bp 2] en/of [slachtoffer/bp 3]
met een pistool, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- een of meer kogel(s) in de buik, in elk geval in het lichaam heeft geschoten
en/of
- een of meer kogel(s) in de richting van die [slachtoffer/bp 2] en/of [slachtoffer/bp 3] heeft geschoten
en/of
- een of meer kogel(s) op/in de auto waarin die [slachtoffer/bp 2] en/of [slachtoffer/bp 3] zich bevonden
heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 29 april 2018 in de
gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, [slachtoffer/bp 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft/hebben [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer/bp 2]
gericht en/of op/in de auto gericht waarin die [slachtoffer/bp 2] zich bevond en/of de
trekker overgehaald,
tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode
van 26 april 2018 tot en met 29 april 2018 in de gemeente Roermond
opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door het pistool, in
elk geval dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te verbergen en/of op de
dag van het misdrijf aan genoemde [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te
verstrekken/overhandigen;
art 285 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2018 tot en met 29 april 2018
in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
een vuurwapen van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie
II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2018062940, gesloten d.d. 27 juli 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 910 en opgevolgd door de aanvulling op het einddossier (pagina 911 tot en met pagina 1028).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pv-nr PL2300-2018062940-32, 2-5-2018, p.136-139.
3.Munitieonderzoek, rapport 21-6-2018, p.890-897.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij rechter-commissaris, 14-3-2019.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer/bp 1] , pv-nr. PL2300-2018064703-1, 1-5-2018, p.216-225.