2.1De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende vaststaande feiten.
a. De tussen partijen gesloten en op 15 november 2001 door alle drie partijen ondertekende overeenkomst van geldlening (productie 1 dagvaarding; hierna de geldleningsovereenkomst) houdt in, voor zover hier relevant:
“(…)
[eiser] , (…) hierna te noemen: schuldeiser,
en
(…) [gedaagde sub 2] en (…) [gedaagde sub 1] , (…) hierna te noemen: schuldenaar,
(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. De schuldeiser verstrekt aan de schuldenaar ter leen een bedrag van f 250.000 (…),
2. De schuldeiser stelt de geldsom op 1 december 2001 aan de schuldenaar ter beschikking
(…)
4. De schuldenaar is over de hoofdsom of het restant daarvan een rente verschuldigd van
15% per jaar De rente vervalt jaarlijks op 31 december, voor de eerste keer op 31 december 2002, over het alsdan verstreken tijdvak
5. De schuldenaar moet de hoofdsom in 12 jaarlijkse/ maandelijkse 1) termijnen aflossen,
elk groot f 3.125,00, voor de eerste maal per 01 januari 2002, en zo verder
(…)
9. De hoofdsom of het restant daarvan en de daarover verschuldigde rente zal terstond
opeisbaar zijn:
10. (…)
11. Deze lening is achtergesteld op overige crediteuren en verplichtignen.
12. Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing. De bevoegde
rechter is de Nederlandse Burgerlijke rechter
Aldus overeengekomen en in drievoud ondertekend te Vaals op 15 november 2001
(…)
Als extra afspraak geld tussen partijen dat voor de eerste 3 maanden een rente van 8% betaald zal worden de daarop volgende 2 maanden een rente van 10% waarna er een volledige rente van 15% betaald zal worden door schuldenaar en bij volledige aflossing een bonus van fl. 10.000,00 ter compensatie van de verliezen in de eerste vijf maanden.
b. Ten tijde van het sluiten van de geldleningsovereenkomst waren gedaagden elkaars levensgezellen. Zij dreven samen een bedrijf in de vorm van de vennootschap onder firma [handelsnaam] (hierna [handelsnaam] ). Gedaagden hebben hun levensgezelrelatie beëindigd. De vennootschap onder firma [handelsnaam] is ontbonden per 31 juli 2007. Gedaagden hebben ter zake een notariële vaststellingsovereenkomst gesloten (productie 1 antwoord [gedaagde sub 2] ). [gedaagde sub 1] heeft de onderneming [handelsnaam] voortgezet.
c. Het als productie 2 bij dagvaarding overgelegde en door [gedaagde sub 1] ondertekende stuk met als datum 5 november 2014 houdt in, voor zover relevant:
“
Betalings achterstand [handelsnaam] – Vaals
● In de zomer 2013 vertelde je ons dat je nu de achterstand in orde ging maken, omdat de belastingdiensten Essent afgehandeld zijn.
(…)
Hiermee verzoek ik, de verschuldigde rente van € 13.330,40 binnen 14 dagen over te maken (…)
Aflossing:
Hoe gaan wij de aflossing afhandelen en wanneer?
Zal extra € 200 p/mnd aflossen betaal 456 (onleesbaar)
Vaals 5 november 2014 (…)”.
d. In september 2005 is op de hoofdsom afgelost € 75.000,-. Er is voor het laatst op grond van de lening betaald in juli 2018 (productie 3 dagvaarding).