ECLI:NL:RBLIM:2019:5629

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
03/252355-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met honkbalknuppel, vrijspraak poging doodslag en verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 december 2018 in Landgraaf met een honkbalknuppel een klap op het hoofd van slachtoffer 1 heeft gegeven. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 5 juni 2019 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie concludeerde dat het opzet op de dood niet bewezen kon worden, maar dat de zware mishandeling wel bewezen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet het opzet had om het slachtoffer te doden, maar dat hij wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, wat invloed had op de strafmaat. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van €20.000,- aan het slachtoffer betalen. De rechtbank oordeelde dat de immateriële schade het rechtstreekse gevolg was van het handelen van de verdachte, ondanks de argumenten van de verdediging over de eigen schuld van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/252355-18
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
[geboortedatum] 1992,
thans gedetineerd in PI Middelburg- locatie Torentijd te Middelburg.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.G.W. Hendriks, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juni 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De benadeelde partij is niet verschenen. Voor hem is verschenen zijn gemachtigde, mr. F.E.L. Teerling, advocaat kantoorhoudende te Heerlen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
met een (honkbal)knuppel met kracht op of tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en daardoor (primair) heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden, dan wel (subsidiair) aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde niet bewezen, omdat het opzet van de verdachte niet gericht was op de dood van [slachtoffer 1] .
Het subsidiair tenlastegelegde acht de officier van justitie wel bewezen. De verdachte heeft tenminste éénmaal met de honkbalknuppel een klap op het hoofd van [slachtoffer 1] gegeven. [slachtoffer 1] heeft hierdoor ernstig en blijvend letsel opgelopen.
Gelet op het bloedsporenbeeld heeft de verdachte [slachtoffer 1] geslagen terwijl hij al op de grond lag of vallende was. Bovendien blijkt uit de tapgesprekken dat de door de verdachte geschetste gang van zaken in samenspraak met zijn vader is verzonnen. Aan de verdachte komt aldus geen beroep toe op noodweer of noodweerexces als rechtvaardigings- of schulduitsluitingsgrond.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van het aan hem tenlastegelegde op grond van het feit dat niet blijkt dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Evenmin kan uit de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat door [slachtoffer 1] met de honkbalknuppel te slaan, de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van, of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan, [slachtoffer 1] ‘op de koop heeft toegenomen’. Tot slot kan uit de bewijsmiddelen evenmin worden afgeleid dat het aan [slachtoffer 1] toegebracht lichamelijk letsel in potentie dodelijk was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank baseert haar oordeel over hetgeen bewezen zal worden verklaard op de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
Vrijspraak primair
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 1] . Verdachte moet dan ook van het hem primair verwetene worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen subsidiair
Op 8 december 2018 omstreeks 3:42 uur kregen verbalisanten de opdracht om te gaan naar [adres] . Aldaar zou zojuist iemand zijn mishandeld door een persoon met een honkbalknuppel. Ter plaatse treffen zij het slachtoffer, [slachtoffer 1] , liggend op bed aan. Hij heeft een wond boven zijn linker oogkas en een wond op de achterzijde van zijn hoofd. Hij verklaart dat hij enorme pijn heeft aan zijn hoofd, dat hij ruzie heeft gehad met ene ‘ [verdachte] ’ en dat deze hem met een honkbalknuppel op zijn hoofd had geslagen. [2]
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij ’s nachts op de deur van ‘ [verdachte] ’ van kamer nummer 3 klopte. [3] Dit is de woning van verdachte. [4] Toen de deur openging zag hij dat [verdachte] (hierna: verdachte) op hem afkwam en een honkbalknuppel in zijn hand had. Verdachte sloeg hem met die knuppel. Hij kan zich één klap met deze knuppel tegen zijn hoofd herinneren. [5]
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 1] een klap met een honkbalknuppel heeft gegeven.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] van de klap een schedelbreuk, een breuk in het rotsbeen en gehoorverlies heeft opgelopen. [6]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat haar cliënt een beroep op (putatief) noodweer(exces) toekomt.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte minst genomen het voorwaardelijke opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Immers, er bestaat een aanmerkelijke kans dat het met een honkbalknuppel tegen het hoofd slaan, op zichzelf zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zal hebben, welke kans de verdachte met zijn optreden klaarblijkelijk op de koop toe heeft genomen. [slachtoffer 1] heeft hierdoor onder meer een schedelbasisfractuur, een breuk in het rotsbeen en mogelijk permanent gehoorverlies opgelopen, welk letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
subsidiair
op 8 december 2018 in de gemeente Landgraaf aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: een schedelfractuur, rotsbeenfractuur en gehoorverlies, heeft toegebracht door met een honkbalknuppel met kracht op of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling.
Noodweer
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zijn handelen was gerechtvaardigd doordat hij midden in de nacht is geconfronteerd met een ernstige en actuele onrechtmatige tegen zijn persoon gerichte aanranding waartegen hij zich moest verdedigen.
Een beroep op noodweer kan slagen indien voldoende aannemelijk is gemaakt dat de verdachte verkeerde in een situatie dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf, eerbaarheid of goed.
De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard. Midden in de nacht stond [slachtoffer 1] aan de deur van zijn woning. [slachtoffer 1] klopte op en schopte tegen deze deur. Nadat verdachte de deur had geopend, bedreigde [slachtoffer 1] hem en greep hem naar de keel. [slachtoffer 1] duwde hem terug de woning in. Daar ging [slachtoffer 1] met een hand naar zijn achterzak en pakte daar (zoals verdachte eerst ter terechtzitting aanvulde) een mes uit. Desgevraagd verklaarde de verdachte dat het een klapmes van ongeveer 20 cm lengte betrof, en dat [slachtoffer 1] dit gebruiksklaar, dus uitgeklapt, uit zijn achterzak tevoorschijn haalde. De verdachte dacht op dat moment dat hij ernstig gevaar liep en heeft [slachtoffer 1] vervolgens met een honkbalknuppel, die tussen de voordeur en de keuken binnen handbereik stond, op het hoofd geslagen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op de deur van de woning van de verdachte heeft geklopt, waarbij hij zich kenbaar maakte als [slachtoffer 1] . Zodra de deur werd geopend, werd hij met een knuppel op zijn hoofd geslagen.
Niet is gebleken dat nog andere personen getuige zijn geweest van hetgeen zich aan de deur van de woning van de verdachte op dat moment heeft voorgedaan. Wel zijn er bloedsporen aangetroffen op de deurlijst van de woning van verdachte.
Bij de beoordeling van het door verdachte geschetste alternatieve scenario is allereerst van belang dat - zoals door de officier van justitie naar voren is gebracht - nadat verdachte [slachtoffer 1] met de honkbalknuppel had geslagen, hij zijn woning heef verlaten. Tapgesprekken hebben uitgewezen dat nog voordat verdachte zich vrijwillig meldde op het politiebureau, hij uitgebreid met zijn vader telefonisch heeft overlegd over wat hij tegenover de politie moest verklaren. Voorts acht de rechtbank het onaannemelijk dat een persoon een klapmes gebruiksklaar in een achterzak bewaart, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. Ten slotte past het sporenbeeld op de plaats delict niet bij de door de verdachte geschetste loop van de gebeurtenissen: volgens verdachte immers zou hij door [slachtoffer 1] de woning in zijn geduwd en zou hij hem daar hebben geslagen, maar de bloedsporen wijzen uit dat de klap is toegebracht bij de toegangsdeur van zijn woning.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het door de verdachte geschetste scenario, in zoverre hij heeft verklaard over wat er is gebeurd tijdens de confrontatie met [slachtoffer 1] , niet aannemelijk is geworden. Zijn verklaring daarover moet dan ook terzijde worden gelaten. Anders dan dat [slachtoffer 1] midden in de nacht, onder invloed van alcohol, zich heeft misdragen bij de deur van de woning van de verdachte, is niet gebleken van omstandigheden die een rechtvaardiging vormen om [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel op of tegen het hoofd te slaan.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog N.P.A. van der Weegen, heeft een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld. Van haar onderzoek is een Pro Justitia rapport opgemaakt, gedateerd 13 maart 2019.
De rapporteur concludeert dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Hij lijkt te hebben gehandeld uit een gebrek aan probleemoplossende vaardigheden, samenhangend met zijn verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Al met al kan gesteld worden dat zijn beperkte copingvaardigheden en het gebrekkige inzicht in situaties en andere mensen, samenhangend met de verstandelijke ontwikkelingsstoornis van de verdachte, de enige risicofactoren zijn. Toen [slachtoffer 1] hem midden in de nacht wakker maakte, reageerde betrokkene impulsief en vermoedelijk vanuit angst. Daar de matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis verdachte heeft belemmerd in het maken van een andere keuze, adviseert de rapporteur hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de in het rapport daarvoor gegeven argumenten en maakt mitsdien de conclusie van Van der Weegen tot de hare. De conclusie betekent dat de verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
Putatief noodweer / noodweer-exces
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zijn handelen was gerechtvaardigd doordat hij midden in de nacht is geconfronteerd met een ernstige en actuele onrechtmatige tegen zijn persoon gerichte aanranding waartegen hij zich heeft verdedigd, althans heeft gemeend zich te moeten verdedigen. Mogelijk heeft hij daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden, maar door de situatie treft hem daarvan geen schuld.
Zoals hiervoor onder 4. overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank van een noodweersituatie geen sprake geweest. Om die reden faalt ook het beroep op noodweer-exces. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de verdachte kon veronderstellen dat een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf ophanden was.
Nu er ook overigens geen omstandigheden zijn gebleken die de schuld van de verdachte aan het bewezenverklaarde uitsluiten, is hij hiervoor strafbaar.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de reclassering, zich laat behandelen bij de Stichting Dichterbij of een soortgelijke zorgverlener en verblijft bij Stichting Dichterbij of een andere instelling voor begeleid wonen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de constatering dat de verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en voor de omstandigheid dat de verdachte goed heeft meegewerkt aan het strafvorderlijke onderzoek. Ook is de verdachte niet voor vergelijkbare zaken in aanraking gekomen met justitie. Deze omstandigheden moeten aanleiding zijn tot matiging van de straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt meer in het bijzonder als volgt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een zware mishandeling. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven niet alleen nog lang last kunnen hebben van toegebracht fysiek letsel, maar ook nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat is in deze zaak ook gebleken. Het slachtoffer ondervindt nog steeds hem ernstig beperkende fysieke gevolgen van de klap met de honkbalknuppel op 8 december 2018.
De rechtbank heeft zich voor het bepalen van de strafmaat in eerste instantie georiënteerd op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor dit type strafzaken gegeven handvatten voor de strafmaat. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte aanleiding om daarvan ten voordele van de verdachte af te wijken. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het slachtoffer midden in de nacht op de deur van verdachte heeft staan bonken. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de conclusie voornoemd, dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank acht in het licht van het bovenstaande oplegging van een straf, welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt voor na te melden duur, gepast en geboden.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Aan de bepaling dat een gedeelte van de gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarde, tevens bijzondere voorwaarden verbinden, gelet op het reclasseringsadvies van maart 2019.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde [slachtoffer 1] heeft zich door middel van het indienen van een daartoe bestemd formulier partij gesteld in het strafgeding. Hij vordert een vergoeding wegens immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,00, onder verwijzing naar vergelijkbare zaken. Daarbij is de vordering gematigd vanwege de mogelijk negatieve invloed die [slachtoffer 1] op zijn genezingsproces heeft uitgeoefend en uitoefent.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, echter tot een lager bedrag dan gevorderd gelet op de omstandigheden van dit geval.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] in zijn vordering niet- ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.
Voor wat betreft de afwijzing van de vordering heeft de raadsvrouw gewezen op het feit dat causaal verband tussen het handelen van de verdachte jegens [slachtoffer 1] en de door [slachtoffer 1] gestelde gevolgen niet kan worden vastgesteld. Gebleken is dat [slachtoffer 1] zich niet heeft geconformeerd aan het medisch gegeven advies langer in het ziekenhuis te verblijven. Uit de medische stukken blijkt bovendien dat [slachtoffer 1] een voorgeschiedenis kent van misbruik van alcohol en verdovende middelen, en niet is uit te sluiten dat deze een aandeel die hebben gehad in de gezondheidssituatie van [slachtoffer 1] .
Ten slotte heeft [slachtoffer 1] ook eigen schuld aan het ontstaan van de schade, aangezien hij midden in de nacht de confrontatie met de verdachte heeft opgezocht.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade het rechtstreekse gevolg is van het handelen door de verdachte. De verdachte heeft [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel op zijn hoofd geslagen. Uit de stukken blijkt dat [slachtoffer 1] tot op heden last heeft van gehoorverlies, linkerzijde (90%) met piep in het oor, iedere ochtend hoofdpijnen, smaakverlies tong en in het algemeen een tragere handelingssnelheid. Het gehoorverlies is permanent en [slachtoffer 1] zal qua dagelijkse handelingssnelheid nooit meer de oude worden, zo is de verwachting. Met betrekking tot de overige klachten is niet te voorspellen of deze geheel zullen verdwijnen, maar wat dat betreft is evenmin een eindsituatie bereikt.
De rechtbank deelt evenmin het standpunt van de raadsvrouw dat [slachtoffer 1] zelf (mede)schuld heeft aan het ontstaan van de schade, doordat [slachtoffer 1] midden in de nacht op de deur van de verdachte heeft staan bonzen. De verdachte had de deur gesloten kunnen laten en de politie kunnen bellen met het verzoek de overlast te doen stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot vergoeding van de immateriële schade van
€ 20.000,- voor toewijzing vatbaar is. [slachtoffer 1] heeft deze vordering onderbouwd met verwijzing naar vergelijkbare vonnissen en zijn vordering ten opzichte daarvan gematigd. De rechtbank acht de vordering naar inhoud en omvang redelijk, zodat deze, inclusief de wettelijke rente vanaf 8 december 2018, voor toewijzing gereed ligt.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank acht het illusoir dat de verdachte in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Toepassing van een langdurige hechtenis omdat verdachte in gebreke blijft te betalen acht de rechtbank ongewenst, nu het niet alleen in het belang van de verdachte zelf, maar ook in het belang van de samenleving is dat verdachte na ommekomst van zijn detentie hulp en begeleiding krijgt. De rechtbank houdt met het genoemde rekening door te bepalen dat bij gebreke van betaling slechts één dag hechtenis wordt toegepast.
De rechtbank ziet geen reden om van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te zien.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
dat de veroordeelde zich binnen 5 werkdagen na invrijheidsstelling meldt op de dichtstbijzijnde locatie van Reclassering Nederland in de regio waar hij zich na detentie vestigt. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde zich laat behandelen bij Stichting Dichterbij of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
dat de veroordeelde, zo mogelijk aansluitend aan diens detentie, verblijft bij Stichting Dichterbij of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Toezicht
- geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] wonende te Landgraaf, van een bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van het geding, de kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer 1] tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet-betaling te vervangen door één dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens [slachtoffer 1] is bevrijd in zoverre hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. Witteman, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters,
mr. M. Driever, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2019.
Buiten staat
Mr. Witteman is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 december 2018 in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans een slagvoorwerp, (met kracht) op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 8 december 2018 in de gemeente Landgraaf aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelfractuur, rotsbeenfractuur en/of gehoorverlies, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans een slagvoorwerp, (met kracht) op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer LB2R018136-17, gesloten d.d. 31 januari 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 160.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2018, pag. 16 en 17.
3.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2018, pag. 43.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2018, pag. 16.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever d.d. 9 december 2018, pag. 47 en 48.
6.De geneeskundige verklaring d.d. 13 december 2018, pag. 52.