Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert, zoals dat hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] wonende te Landgraaf, van een bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding, de kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, aan de zijde van [slachtoffer 1] tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 20.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet-betaling te vervangen door één dag hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens [slachtoffer 1] is bevrijd in zoverre hij heeft voldaan aan één van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.