[medeverdachte 2] : Kom kerkhof / bij EMS / Te druk daar / Jij bent bij [slachtoffer 2] / vo de deut / Respect / Ga niet bij ouders/ Kijke wie eerst schiet/ Politie id op de hoogte / kom
[slachtoffer 1] : Jatoch jij bent ziek man met je schiete
[medeverdachte 2] :Pak je pistool / En kom
[slachtoffer 1] : Kheb er geen
[medeverdachte 2] : Kerkhof / Kom kerkhof / Kom /Pak bij [slachtoffer 2] / Thuis jullie wapens/ En kopm
[slachtoffer 1] : Moruqqq / Wat spave jij gannoe man
[medeverdachte 2] : Heb respect voor zijn ouders
[slachtoffer 1] : Jj pedofiel / 16 jarige meisjes / Ruzie / Maken om
[medeverdachte 2] : Lekker man
[slachtoffer 1] : Schaam je man / Wollah / Schandalig
[medeverdachte 2] : Jij ptraat tegen haar mou zwart make tog / Kom
[slachtoffer 1] : Wat
[medeverdachte 2] : Aub
[slachtoffer 1] : Voor / Zwart / Maken
[medeverdachte 2] : Kome praten
[slachtoffer 1] : Kheb jou / Naaam / Niet gebruikt
[medeverdachte 2] : Kerkhof
[slachtoffer 1] : Mattie / Jij mag helemgesprek zien / Ga ke zien / Dat ik niks berkeeds heb geaan
[medeverdachte 2] : Breng [slachtoffer 2] mee / Heb geen ouders die vo mij gaan huile / Ik zeg jou kom aleen / Wou mij laten afzette / Breng jij mensen / Is goed / Kom Ben alleen met [medeverdachte 3]
[medeverdachte 2] is op 14 maart 2019 bij de rechter-commissaris verhoord. Tijdens dit verhoor heeft
hij, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Ik kreeg ruzie met [slachtoffer 1] om een meisje. Ik wilde verhaal gaan halen bij hem. Ik heb mijn
broertje wakker gemaakt. Daarmee bedoel ik [medeverdachte 1] om mij af te zetten. Dat doet hij
altijd als ik hem dat vraag. Ik ben toen eerst te voet alleen naar [verdachte] gegaan. En heb met
hem over de ruzie gesproken met [slachtoffer 1] . Mijn broer [verdachte] zei dat [slachtoffer 2] zich ermee ging
bemoeien, omdat hij met [slachtoffer 1] omgaat. [slachtoffer 2] is onvoorspelbaar volgens [verdachte] .
Daarom wilde [verdachte] een wapen meenemen en meegaan. Ik heb gezegd tegen [verdachte] da het
niet nodig was om een wapen mee te nemen. We gingen om te praten en eventueel te vechten.
Ik ben toen naar huis gegaan om bij [medeverdachte 1] in de auto te stappen. Toen zijn we samen
[verdachte] gaan ophalen.
Op de terechtzitting heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij wist dat [verdachte] een wapen mee had.
Medeverdachte [medeverdachte 3] is door de politie verhoord op 2 mei 2018 en heeft, zakelijk
weergegeven, het volgende verklaard:
Twee dagen voor zondag. Vrijdag dus, volgens mij was het koningsdag, werd ik eerst door
[medeverdachte 1] gebeld. Vervolgens kwamen ze naar de woning van mijn moeder op [adres moeder medeverdachte]
. Ik zag ze daar met z’n drieën in de auto zitten. Dit was een kleine Seat.
[medeverdachte 1] reed, [medeverdachte 2] zat langs hem en [verdachte] zat achterin, achter [medeverdachte 1] . Ik ben voor twee van
hen niet bang, maar voor [verdachte] wel. Ik was in gesprek met [medeverdachte 2] . Ze bleven allen in de
auto zitten. [medeverdachte 2] zei tegen mij dat ik het vuurwapen moest verstoppen. [medeverdachte 2] is ook degene
die mij bedreigde. Ik wilde geen gezeik, vooral niet omdat [verdachte] achterin zat. Ik kreeg het
vuurwapen van [medeverdachte 2] . Hij is ook degene die het kwam halen.
Het was een zwart pistool met een bruin handvat. Het was in ieder geval geen negen
millimeter. Die zijn groter.
Zondag rond een uur of twaalf, een, twee. Toen belde [medeverdachte 1] op. Hij vroeg waar ik was en zei
dat hij mij dringend nodig had. Hij zei, kom eens naar jouw ouders voor de deur. Toen ik
daar aankwam, zag ik ze alledrie weer in dezelfde auto zitten. Dit waren [medeverdachte 1] achter het
stuur, [medeverdachte 2] er langs en [verdachte] zat achter [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] deed weer het woord en zei dat ik
het ding moest pakken. Ik zei dat ik deze niet kon pakken. Dit wilde ik niet omdat ik zag dat
zij opgefokt waren. Hij dreigde mij kapot te slaan als ik het vuurwapen niet zou pakken. Toen
heb ik het vuurwapen toch maar gepakt en aan [medeverdachte 2] gegeven. Vervolgens reden zij weg.
[medeverdachte 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaarddat medeverdachte [medeverdachte 1] de
auto waarin zij reden bestuurde, dat hij zelf op de bijrijdersplaats zat en dat [verdachte]
achterin de auto zat toen zij [verdachte] hadden opgehaald, naar de winkel reden en vervolgens
naar de begraafplaats reden.
Voorts heeft hij verklaard:
U vraagt mij toen ik en [verdachte] uitstapten op de parkeerplaats, of ik zag waar [verdachte] naar toe
ging. Het ging allemaal zo snel. Hij heeft gelijk geschoten. [verdachte] sprong uit de auto. Ik zag
de jongens en toen hoorde ik schoten.
Slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft bij zijn aangifte, zakelijk weergegeven, het
volgende verklaard:
We hebben afgesproken, ik dan met [medeverdachte 2][de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ]
om het met hem
te kunnen uitpraten over een akkefietje en ze hebben een opgezet plan gemaakt om ons aan te
kunnen pakken, zeg maar. Akkefietje was dat hij beweerde dat ik iets over hem had gezegd.
Voordat wij iets konden doen haalde hij zijn broer erbij. Zijn broer heeft zich toen verstopt.
Toen kwam hij, zijn broer, gelijk op ons schieten. De broer is [verdachte] . Ik ben naar het
kerkhof gereden met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Gewoon daarheen gereden, onbewapend en niks,
gewoon om te praten. Maar toen wij daar aankwamen zonder enig iets, kwam [verdachte] die zich
had verstopt achter de bosjes tevoorschijn met het geweer. Hij kwam gelijk dichtbij met het
geweer en schoot op [slachtoffer 2][de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ]
en mij.
Slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
[medeverdachte 2] heeft [verdachte] het vieze werk laten doen. Hij had ruzie met [slachtoffer 1] over een meisje. [medeverdachte 2] wilde vechten. Ik ben meegegaan om het uit te praten. Toen we aan kwamen rijden stonden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] buiten de auto, [verdachte] zag ik niet. Ik heb niet de kans gekregen iets te zeggen. Toen ik de deur van de auto open maakte kwam [verdachte] gelijk uit de bosjes en begon te schieten. Hij heeft mij en [slachtoffer 1] geraakt. Vanaf het eerste moment voelde ik dat ik geraakt was. Hij heeft twee keer geraakt en daarna heeft hij [slachtoffer 1] geraakt. Hij had een wit T-shirt aan waardoor je heel goed zag dat hij geraakt was. Daarna heeft [verdachte] een derde keer op mij geschoten. Hij stond op 4 meter afstand van mij en heeft mij in mijn buik geraakt. Tussen het tweede en derde schot heeft [medeverdachte 2] mij met de ploertendoder geslagen. Ik ben tussen de 5 en 10 keer geraakt met de ploertendoder. Ik ben een paar keer in mijn zij geraakt, maar de meeste klappen heb ik op mijn armen gekregen toen ik de slagen afweerde. Ik heb nog gezien dat [medeverdachte 1] met een dolk achter [slachtoffer 1] aanrende.
Slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
We kwamen aan bij de parkeerplaats tegenover het kerkhof. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] stonden naast de auto. De oudere broer, [verdachte] , was ergens verstopt. Hun auto stond geparkeerd met de neus naar voren zodat ze meteen konden wegrijden. De nummerplaat was afgeplakt. Ik parkeerde de auto naast die van hen. [slachtoffer 2] zei dat ik moest blijven zitten omdat hij het wilde gaan uitpraten. Voordat hij kon uitstappen werd er meteen twee keer op hem geschoten door de oudste broer. Toen ben ik geraakt. De kogel ging dwars door mij heen. Ik ben toen weg gerend en achter een boom gaan schuilen. Ik zag dat ik kort naast mijn hart geraakt was. Ik keek toen terug naar [slachtoffer 2] . Hij was nog steeds aan het schreeuwen tegen [medeverdachte 2] dat we waren gekomen om te praten. [medeverdachte 2] had een ploertendoder en sloeg [slachtoffer 2] . Ik voelde me heel schuldig want het ging om mijn ruzie met [medeverdachte 2] . Ik zag dat ik aan het doodbloeden was. Ik rende toen terug om mijn vriend [slachtoffer 2] te helpen. Toen zag ik [medeverdachte 1] met een kapmes uit de auto stappen en hij zwaaide dreigend om mij daar weg te krijgen. Hij heeft mij niet geraakt. Ik was bang dat ze mij gingen snijden. Ik ben toen terug gerend naar die boom. [medeverdachte 2] heeft met de ploertendoder de auto kapot geslagen.
Getuige [getuige 1] heeft ten aanzien van de door haar als buurtbewoner waargenomen gebeurtenissen, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik woon aan de [adres getuige 1] . Ik was op 29 april 2018 omstreeks 15.30 uur thuis en keek door het raam. Ik zag omstreeks 15.15 uur een kleine zwarte auto de parkeerplaats tegenover de begraafplaats oprijden. Ik zag een man uitstappen. Ik zag nog twee mannen uitstappen. Ik zag dat ze iets aan de voorkant van de auto aan het doen waren. Ik kon niet zien wat ze aan het doen waren. Op een gegeven moment liepen ze naar de achterkant van de auto. Ik zag dat een van hen een stuk papier scheurde en iets aan de auto deed en het andere stuk op de grond op de parkeerplaats gooide. Achteraf vul ik het voor mezelf in dat dit stuk papier mogelijk gebruikt kon worden om de kentekenplaat af te plakken. Ik zag dat de eerste man zich niet ophield bij de andere twee.
[medeverdachte 1] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaarddat hij, samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] na het incident heel snel is weggereden, richting het EMS-terrein en vervolgens de snelweg op.
Er heeft forensisch radiologisch onderzoek plaatsgevonden door het Maastricht UMC+ op [slachtoffer 2] . Daarbij zijn de volgende waarnemingen gedaan:
Er zijn drie huiddefecten en een metaal dens fragment zichtbaar in het lichaam. Hieruit zijn twee trajecten te reconstrueren: één vanuit huiddefect A naar een metaal dens fragment, de andere vanuit huiddefect B naar huiddefect C. Beide trajecten geven schade aan onderhuidse weefsels en organen:
Traject 1 beschadigt de rechter 10de rib, de punt van de lever en de rechternier. Rondom de beschadigingen zijn bloeduitstortingen, met name rondom de rechternier, doorlopend tot in het kleine bekken.
Traject 2 geeft zeer waarschijnlijk beschadigingen aan de darmstructuren. Er is bloed zichtbaar in de onderhuidse weefsels, rondom de darmen en in de buikholte. In het verloop van dit traject is een rond defect in de rechterbekkenkam te zien en een defect van de peesplaat.
Ook is er forensisch radiologisch onderzoek verricht door het Maastricht UMC+ naar het letsel van [slachtoffer 1] . Dit heeft, voor zover van belang, de volgende resultatenopgeleverd:
Er zijn drie huiddefecten zichtbaar. Hieruit is één traject te reconstrueren: vanuit huiddefect C naar huiddefect B. Huiddefect A is het gevolg van medisch handelen. Het traject geeft schade aan onderhuidse weefsels en organen: linker 6de en 12de rib, de linkerlong met contusie haarden, klaplong links en bloed in de borstholte links.
Op de parkeerplaats tegenover de begraafplaats aan de Kitskensdal te Roermond (plaats delict) zijn drie hulzen en een kogelpunt aangetroffen. Deze zijn voorzien van de volgende SIN nummers:
Huls 1 SIN AAKI0029NL
Huls 2 SIN AAKI0028NL
Huls 3 SIN AAKI0020NL
Kogelpunt SIN AAHB8405NL
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft munitieonderzoek verricht naar aanleiding van de op de plek van het schietincident aangetroffen hulzen en kogel en heeft in haar rapport, zakelijk weergegeven, de volgende bevindingen neergelegd:
De drie aangetroffen hulzen [AAKI0020NL, -28NL, -29NL] zijn van het kaliber 7,65mm Browning. De kogel [AAHB8405NL] past gezien de massa en de uiterlijke kenmerken het best bij het kaliber 7,65mm en bij een patroon van het merk Geco. Hypothese 1, ‘de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen’ is zeer veel waarschijnlijker dan dat hypothese 1 ‘de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken’ waar is. De hulzen zijn vermoedelijk verschoten met een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Walther of Manurhin, model PP of PK. De afvuursporen in de kogel passen bij dit vuurwapen.
Uit de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen is af te leiden dat nadat de afspraak tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] was gemaakt om elkaar te ontmoeten (rond 14.00 uur), [verdachte] door [medeverdachte 2] daarvan op de hoogte is gebracht. [verdachte] heeft daarop aangegeven dat [slachtoffer 1] dan [slachtoffer 2] wel mee zou brengen en dat hij daarom met [medeverdachte 2] mee zou gaan en een wapen mee zou nemen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] wakker gemaakt en hem gevraagd hen naar de ontmoetingsplek te rijden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens [verdachte] gaan ophalen en samen zijn ze naar [medeverdachte 3] gereden. Aldaar hebben zij het vuurwapen opgehaald dat zij samen enkele dagen eerder naar [medeverdachte 3] hadden gebracht. De drie broers zaten samen in één auto toen [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] opdroeg het wapen te pakken. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat zowel [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op de hoogte waren van het feit dat op dat moment een vuurwapen werd opgehaald en meegenomen naar de confrontatie met [slachtoffer 1] . [medeverdachte 3] constateerde dat de drie broers opgefokt waren, maar gaf hen toch het wapen. Ondertussen ging het app-gesprek tussen [medeverdachte 2] , die op dat moment in de auto zat met [verdachte] en [medeverdachte 1] , en [slachtoffer 1] (al dan niet in het gezelschap van [slachtoffer 2] ) door en werd door [medeverdachte 2] geappt dat hij een vuurwapen mee zal brengen
(“kijken wie eerst schiet”, “neem je pistool mee”).Samen rijden ze naar de afgesproken plek: de parkeerplaats van de begraafplaats op Kitskensdal, waar [medeverdachte 2] nog een app-bericht stuurt dat hij alleen is met [medeverdachte 3] , de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] .
Daarna hebben beide ‘kampen’ elkaar omstreeks 15.20 uur ontmoet op de begraafplaats. Zoals blijkt uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd er vrijwel direct geschoten door [verdachte] op zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . [medeverdachte 2] hanteerde een ploertendoder en sloeg daarmee meerdere malen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] . Toen [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] wilde gaan helpen, voorkwam [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] dit door met een kapmes dreigend ertussen te gaan staan. Vervolgens, zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] , zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weggereden en hebben zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achtergelaten.
Uit de radiologische rapporten blijkt dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] ernstig gewond zijn geraakt en door meerdere kogels geraakt zijn in hun romp, waarbij bij beide personen vitale organen geraakt en beschadigd zijn.
Bewijsverweren / alternatieve scenario’s
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] hebben ten overstaan van de rechter-commissaris verklaringen afgelegd waaruit zou moeten blijken dat:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet wisten dat [verdachte] een wapen bij zich had;
De verklaring van [medeverdachte 3] dat het wapen bij hem is opgehaald, onjuist is;
De berichten vanuit de telefoon van [medeverdachte 2] aan [slachtoffer 1] op het moment dat over een wapen wordt gesproken, buiten medeweten van [medeverdachte 2] door [verdachte] zijn verstuurd;
[medeverdachte 2] niet wist dat [verdachte] direct zou gaan schieten;
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [verdachte] hebben horen zeggen dat [slachtoffer 2] een wapen had en dat hij daarom geschoten heeft;
[medeverdachte 1] niets wist over de ruzie en gedurende de gehele ruzie niet uit de auto is geweest en de verklaringen van aangevers daarover onjuist zijn;
[medeverdachte 2] [slachtoffer 2] met de ploertendoder heeft geslagen, maar dat dit was omdat [slachtoffer 2] hem sloeg en dat de verklaring van [slachtoffer 2] daarover onjuist is;
Niet [medeverdachte 2] de ramen van de auto van [slachtoffer 1] heeft vernield met de ploertendoder, maar dat [verdachte] dat met die ploertendoder heeft gedaan nadat [medeverdachte 2] deze had laten vallen en dat de verklaringen daarover van aangevers onjuist zijn;
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de verdachten onaannemelijk zijn en op meerdere onderdelen in strijd komen met andere bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat deze verklaringen pas zijn afgelegd toen nagenoeg het hele dossier compleet was. In die verklaringen wordt alles zodanig voorgesteld dat alleen [verdachte] als schutter verantwoordelijk gehouden kan worden voor de beschieting en aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geen verwijt kan worden gemaakt als medeplegers. De rechtbank gaat hierin niet mee om de volgende redenen.
Ten aanzien van het wapen (a, b en d) acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 3] daarover betrouwbaar. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat [medeverdachte 3] die verklaring op verzoek van de familie [slachtoffer 2] zou hebben verzonnen om op die manier de familie [medeverdachte 2] extra te belasten, zoals de verdediging stelt. [medeverdachte 3] betaalt namelijk een hoge prijs voor zijn eerlijkheid: hij heeft de toorn van de familie [medeverdachte 2] op zich geladen en is ook zelf vervolgd. Zijn verklaring komt daarenboven oprecht over. Zelfs zijn correctie in zijn tweede verklaring dat hij het wapen niet in een gangetje, maar in de tuin van zijn moeder had verstopt, komt authentiek over: hij wilde aanvankelijk zijn moeder niet boos maken. Daarnaast noemt hij details in zijn verklaring die ook juist zijn. Zo weet hij dat [medeverdachte 1] reed, [medeverdachte 2] ernaast zat en [verdachte] achter [medeverdachte 1] zat. Die verklaring stemt overeen met de verklaring van (mede)verdachte(n) zelf. Ook zegt hij over het wapen dat hem in bewaring werd gegeven dat het een kleiner wapen was dan de politie gebruikt. Ook dit is bij nader onderzoek (van hulzen en patroon) juist gebleken.
Het standpunt van de verdediging dat de verklaring van [medeverdachte 3] niet gebezigd kan worden voor het bewijs, volgt de rechtbank niet. De verdediging komt inderdaad het recht toe een ten overstaan van de politie afgelegde belastende verklaring te toetsen. Dit ondervragingsrecht heeft de verdediging niet kunnen effecturen omdat [medeverdachte 3] zich vervolgens ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Dit maakt echter niet dat de door [medeverdachte 3] bij de politie afgelegde verklaring uitgesloten moet worden van het bewijs omdat er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [medeverdachte 3] . Dit steunbewijs bestaat daaruit dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] precies zo in de auto zaten bij het schietincident dat even later plaatsvond als door [medeverdachte 3] omschreven en dat de omschrijving van het pistool door [medeverdachte 3] matcht met de hulzen die zijn aangetroffen.
Daarnaast is de lezing die [medeverdachte 2] geeft over het geheel autonoom handelen van [verdachte] volstrekt onaannemelijk. In deze zaak is komen vast te staan dat de gehele ruzie alleen maar draaide om een al dan niet vermeende inbreuk door [slachtoffer 1] op een door [medeverdachte 2] gewenste liefdesaffaire met een meisje. Hoewel het op zich al moeilijk voorstelbaar is om vanwege zo’n aanleiding iemand te willen ombrengen, is het nog minder invoelbaar dat [verdachte] dit geheel op eigen houtje en zonder inzet en overleg met [medeverdachte 2] zou doen. In lijn met het ophalen van het wapen bij [medeverdachte 3] en in lijn met het sturen van de berichtjes door [medeverdachte 2] aan [slachtoffer 1] en in lijn met het vrijwel direct beschieten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is het dat [medeverdachte 2] en [verdachte] afspraken dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden opwachten en [verdachte] zou schieten.
[medeverdachte 2] erkent dat hij zelf de afspraak om te vechten die dag (ruim anderhalf uur voor het daadwerkelijk treffen) met [slachtoffer 1] heeft gemaakt. In het berichtenverkeer tussen [slachtoffer 1] en (de telefoon van) [medeverdachte 2] is een constante dat [slachtoffer 1] alleen moet komen. Als (om wat voor reden dan ook) bij [medeverdachte 2] bekend is dat [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] is, verhardt de toon en wordt aan het einde gezegd: Breng [slachtoffer 2] mee / Ik zeg jou kom alleen / Breng jij mensen / Is goed / Kom ben alleen met [medeverdachte 3] . De rechtbank vindt deze rode draad in het gesprek - alleen komen dan wel [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) meenemen - zodanig specifiek dat het veel waarschijnlijker is dat de hele conversatie door [medeverdachte 2] is gevoerd dan dat een deel ervan (namelijk als het over een wapen gaat) door [verdachte] is overgenomen (zoals onder c gesteld).
De verklaring van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat [verdachte] gezegd zou hebben tegen hen dat [slachtoffer 2] een wapen bij zich had, wordt niet ondersteund door enig bewijsmiddel. In het zojuist genoemde berichtenverkeer blijkt veeleer dat [slachtoffer 1] de hele situatie wil sussen. Hij schrijft dat hij de naam van [medeverdachte 2] tegenover het meisje niet heeft genoemd. Ook zegt hij dat [medeverdachte 2] het hele app-gesprek met [naam meisje] mag inzien. Als hij wordt uitgenodigd om te vechten, zegt hij dat hij komt om te praten. Als hem gezegd wordt een wapen mee te nemen, verklaart hij [medeverdachte 2] voor gek en zegt hij geen wapen te hebben. In hun aangiftes klinkt het ongeloof door dat ze direct en zonder enige inleiding nog voor ze uitgestapt zijn, volop beschoten worden. De rechtbank vindt de verklaringen daarover van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] (voor zover hij het zou hebben gezegd) dan ook ongeloofwaardig (zie gestelde onder e).
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] uit de auto is geweest. Niet alleen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren dit, maar ook de getuige mevrouw [getuige 1] . Zij is de enige getuige die vanaf de overzijde van de parkeerplaats al vóór de confrontatie de situatie in ogenschouw had. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat éérst de drie broers [medeverdachte 2] ter plaatse zijn en dat pas daarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] arriveren. Geheel in lijn daarmee verklaart de getuige [getuige 1] dat zij ziet vóórdat [slachtoffer 1] c.s. arriveren, dat er eerst één en daarna nog twee mannen uit de auto stappen, er twee iets met de nummerplaten doen en dat als de andere auto arriveert, er twee mannen uitstappen en er gelijktijdig geschoten wordt. De rechtbank acht deze verklaring objectief en betrouwbaar en daarmee de verklaring van [medeverdachte 1] (en [medeverdachte 2] ) leugenachtig. Dat [medeverdachte 1] geholpen heeft met het afdekken van de nummerplaten, vindt bevestiging in de aanwezigheid van zijn vingersporen op het materiaal waarmee dat is gebeurd. Ervan uitgaande dat [medeverdachte 1] zich buiten de auto bevond op het moment van de confrontatie, ondersteunt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hij zich met die confrontatie heeft bemoeid (argument onder f).
Evenmin acht de rechtbank het geloofwaardig dat [medeverdachte 2] met zijn ploertendoder op [slachtoffer 2] insloeg uit zelfverdediging. [slachtoffer 2] ontkent dat. De verklaring van [slachtoffer 2] zelf en het gegeven dat er direct in de auto werd geschoten, maken aannemelijk dat [slachtoffer 2] al vrij snel na aankomst zwaar gewond was door kogels (hoewel dat onder andere door een donker shirt minder zichtbaar was). De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat [slachtoffer 2] in die situatie (gewond zijnde én [verdachte] in de buurt met een wapen) [medeverdachte 2] zou aanvallen (argument onder g).
Voor de rechtbank bevestigt het gedrag van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] tijdens en/of na de beschietingen dat zij zich niet van de beschietingen door [verdachte] distantieerden. Integendeel leveren zij er hun bijdrage aan door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] erna op afstand te houden (argument onder h).
Medeplegen [verdachte] en [medeverdachte 2] ?
Uit de voornoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] de agressor was: het conflict dat uiteindelijk heeft geleid tot de schietpartij vond immers plaats tussen hem en [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] uitgedaagd tot een ontmoeting en heeft daarbij [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken. [verdachte] besluit vervolgens, omdat hij vermoedt dat [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] mee zal komen naar de ontmoetingsplek, om mee te gaan met [medeverdachte 2] en een vuurwapen mee te nemen. [medeverdachte 2] is hiervan op de hoogte en later, als [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] naar medeverdachte [medeverdachte 3] rijden om het vuurwapen op te halen, zijn alle drie de broers [medeverdachte 2] op de hoogte van het vuurwapen dat mee zal worden genomen naar de ontmoetingsplek. [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] zorgt voor het vervoer, [medeverdachte 2] is de agressor en geeft in het app-gesprek dreigend richting [slachtoffer 1] aan
‘kijken wie eerst schiet’en [verdachte] is uiteindelijk degene die het vuurwapen hanteert. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat er een nauwe en bewuste samenwerking heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [verdachte] ter voorbereiding op het door hen voorgenomen misdrijf en de daadwerkelijke uitvoering daarvan. Aan deze vaststelling verbindt de rechtbank dan ook de gevolgtrekking dat sprake is geweest van medeplegen zonder onderscheid te maken tussen de beschieting van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] . Uit het berichtenverkeer blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] kennis hadden van de komst van [slachtoffer 2] . Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] worden direct beschoten en er blijkt nergens dat het raken van [slachtoffer 2] niet gewild was. Sterker nog, juist als [medeverdachte 2] [verdachte] op de hoogte brengt van zijn berichtverkeer met [slachtoffer 1] , geeft [verdachte] aan dat [slachtoffer 2] dan ook mee zal komen naar de confrontatie, waarop hij aangeeft dan hij dan mee zal gaan met [medeverdachte 2] en een vuurwapen zal meenemen.
Poging moord of poging doodslag?
Voor ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte enige tijd heeft gehad om zich te beraden, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Of voorbedachten raad bewezen kan worden, hangt sterk af van de gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de wijze waarop het feit is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van dat feit.
Uit de voornoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] op basis van een duidelijk vooropgezet plan en onmiskenbare voorbereidingshandelingen handelden toen zij poogden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben zich gedurende enige tijd kunnen beraden op het besluit om een vuurwapen mee te nemen naar de confrontatie met de slachtoffers. Zij hebben het vuurwapen samen met [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] opgehaald, zijn vervolgens naar de ontmoetingsplek gereden en hebben aldus gedurende deze hele tijd kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van de door hen voorgenomen daad en hebben zich daarvan rekenschap kunnen geven. Ook eenmaal gearriveerd op de ontmoetingsplek hadden [verdachte] als [medeverdachte 2] nog kunnen afzien van hun plan. Er was echter geen ander plan dan de slachtoffers van dichtbij meerdere malen te beschieten. Immers, vrijwel direct nadat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] arriveren worden zij beschoten door [verdachte] . Er is geen gelegenheid gegeven om de ruzie uit te praten of om te vechten: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten worden gedood en daartoe heeft [verdachte] meerdere malen zijn pistool op hen gericht en de trekker overgehaald. Aan deze vaststelling verbindt de rechtbank dan ook de gevolgtrekking dat zowel bij [verdachte] als bij [medeverdachte 2] sprake is geweest van handelen met voorbedachten raad en dus poging tot moord op zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Bij [medeverdachte 2] blijkt zijn intentie ook uit het feit dat hij tijdens het schietincident ook nog met een ploertendoder op [slachtoffer 2] heeft ingeslagen. Hij heeft zich in het geheel niet gedistantieerd van het door [verdachte] gebruikte schietgeweld maar zijn eigen bijdrage aan het geweld geleverd.
Voor wat betreft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] blijkt er volgens de rechtbank onvoldoende wetenschap van de voorbedachten raad en daarom zal hij daarvan worden vrijgesproken. Voor [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] staat immers alleen vast dat hij wist dat zijn broer een wapen bij zich had en dat zij naar een treffen op de parkeerplaats gingen. Hoewel van hem niet gezegd kan worden dat hij op de hoogte was (of moet zijn geweest) van de intentie tot moord van zijn broers, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij de geplande vechtpartij geschoten zou worden. Zijn gedrag tijdens en na de beschieting bevestigt dat hij die kans ten volle aanvaardde en zich daarvan niet gedistantieerd heeft. Hij heeft immers zelf met een mes in zijn handen gestaan en heeft zijn broers weg gereden van het incident. Daarmee acht de rechtbank ten aanzien van hem het medeplegen van de poging doodslag op beide aangevers bewezen.
Poging moord / poging doodslag op [slachtoffer 3] ?
Anders is dit ten aanzien van de tenlastegelegde poging moord of doodslag op dan wel bedreiging van [slachtoffer 3] . De enige die daarover verklaart, is [slachtoffer 2] . Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt. De rechtbank zal dan ook voor dit gedeelte van het tenlastegelegde feit 2 vrijspreken.
Medeplegen voorhanden hebben wapen en munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie
De rechtbank vindt bewezen dat het vuurwapen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij medeverdachte [medeverdachte 3] heeft opgehaald hetzelfde wapen betreft waar tijdens het schietincident te Kitskensdal mee is geschoten. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring van [medeverdachte 3] ten overstaan van de politie waarin hij aangeeft dat het vuurwapen een kleiner kaliber vuurwapen betreft dan een 9mm, uit het feit dat het schietincident kort nadat de broers het wapen bij [medeverdachte 3] hadden opgehaald, heeft plaatsgevonden en uit het feit dat geenszins is gebleken dan wel naar voren gebracht dat er nog sprake zou zijn van een ander vuurwapen.
Uit het onderzoek naar de hulzen en de kogelpunt volgt dan dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] een vuurwapen van het kaliber 7.65mm Browning, merk Walther of Manurhin hebben opgehaald bij [medeverdachte 3] en dat [verdachte] dit vuurwapen vervolgens tijdens het schietincident heeft gebruikt. Niet is vast komen te staan dat [medeverdachte 3] behalve het vuurwapen ook de bijbehorende munitie in bewaring heeft gehad. Nu het vuurwapen tijdens het schietincident kennelijk geladen was, doet het er naar het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie niet toe of verdachten het wapen in geladen toestand bij [medeverdachte 3] hebben opgehaald of het daarna hebben geladen met munitie: ten tijde van het schietincident hadden zij het vuurwapen en de munitie voorhanden.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] samen en in vereniging een vuurwapen en munitie als bedoeld in Categorie II van de Wet wapens en munitie voorhanden hebben gehad.