ECLI:NL:RBLIM:2019:5555

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
7265201 BR VERZ 18-285
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling partieel erfdeel in nalatenschapsboedel met geschil over omvang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot het voorlopig vaststellen van een vordering in het kader van een nalatenschapsboedel. De verzoekster, die een aandeel in de nalatenschap van haar vader en moeder wilde vaststellen, heeft haar verzoek gegrond op de artikelen 3:13 lid 3 juncto 4:15 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen wettelijke basis is voor het vaststellen van een partieel erfdeel in een nalatenschapsboedel waarvan de omvang tussen partijen nog in geschil is. Dit betekent dat het verzoek tot het vaststellen van een deel van de nalatenschap is afgewezen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 oktober 2018 werd ingediend, gevolgd door verschillende stukken en correspondentie tussen de partijen. De verzoekster heeft onder andere verzocht om inzage in bankafschriften en om een boedelbeschrijving van de nalatenschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster niet kan afwentelen op de overige erfgenamen de verantwoordelijkheid voor het verschaffen van inlichtingen omtrent de nalatenschap van de vader, aangezien deze plicht op de moeder rustte. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de verzoekster onvoldoende juridische grondslag heeft voor haar verzoeken, en heeft deze daarom afgewezen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat alle verzoeken van de verzoekster zijn afgewezen, en dat de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kosten die door de verweerster zijn gemaakt, mogen ten laste van de nalatenschapsboedel worden gebracht. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
zaaknr: 7265201 BR VERZ 18-285
beschikking van 12 juni 2019
inzake
[verzoekster],
wonende, [woonplaats 1] , [adres 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: R.M.W.H. Bedaux,
contra:
[verweerster] ,
wonend te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
verweerster
gemachtigde voorheen mr. E.C.E. Schnackers, thans mr. M.M.J. Janssen.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en [verweerster] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 9 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift met 6 bijlagen
- de op 13 november 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van
[naam 1]
- het op 13 november 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verweerschrift met 9 bijlagen
- de op 19 november 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van [verweerster] met een vernieuwde productie 1
- de pleitnotitie en brief van [verzoekster] en het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 november 2018 waarbij [verzoekster] , bijgestaan door mr. Bedaux voornoemd, [verweerster] , bijgestaan door mr. E.C.E. Schnackers, en [naam 2] en [naam 3] zijn verschenen
- de correspondentie van [verzoekster] en [verweerster] van 13 december 2018, van 3, 11 en 29 januari 2019, van 7, 11 en 15 februari 2019,
- de brief met twee aanvullende verzoeken en 2 bijlagen van [verzoekster] , ter griffie ontvangen op 18 februari 2019
- de brief van [verweerster] en het verweerschrift, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op
28 maart 2019 respectievelijk 30 april en 1 mei 2019.
1.2.
Vervolgens is beschikking bepaald op en wordt vandaag uitspraak gedaan.
2. Het verzoek
2.1.
[verzoekster] verzoekt:
haar aandeel in de nalatenschap van vader en moeder op [verweerster] ex art. 4:15 lid 2 sub c jo. 4:13 lid 3 BW vast te stellen na kennisname van alle relevante afschriften van de toenmalige bank- en girorekeningen van vader en moeder
[verweerster] te bevelen om binnen 10 dagen na deze beschikking een deugdelijke boedelbeschrijving te verstrekken met alle banksaldi van moeder van de laatste 7 jaren en die van vader bij zijn overlijden op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat verweerster nalaat daar aan te voldoen
de geldvordering op de boedel/beschrijving van [verweerster] te herzien en daarbij de bedragen vast te stellen met inachtname van de juiste toedracht alsmede de boedel in goede justitie te verdelen
indien zou blijken van slecht bewind om [verweerster] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 2.000,00 en de proceskosten
haar aandeel in een deel van de nalatenschap van moeder vast te stellen op 36.514,16
vast te stellen dat [verweerster] inzage dient te verstrekken in het beloop van de ING-rekening.

3.De feiten:

3.1.
Op [overlijdensdatum 1] is [vader] (verder: vader) overleden. Vader heeft bij testament over zijn laatste wil beschikt en bepaald dat zijn echtgenote (moeder) en zijn kinderen (zes) de erfgenamen van zijn nalatenschap zijn met dien verstande dat erfgename [verzoekster] - verkort weergegeven - niet meer dan haar legitieme portie uit zijn nalatenschap zal ontvangen en onder de voorwaarden als bepaald bij testament.
3.2.
Op [overlijdensdatum 2] is te [overlijdensplaats] [moeder] (verder: moeder) overleden, laatstelijk wonend te [woonplaats 3] . Moeder heeft bij testament over haar nalatenschap beschikt en bepaald dat haar kinderen (zes) haar erfgenamen zijn. Verder heeft moeder [verweerster] tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder van haar nalatenschap benoemd, welke benoeming [verweerster] heeft aanvaard, en een testamentair bewind ingesteld over de aan haar zoon [naam zoon] nagelaten of vermaakte goederen onder de voorwaarden als bepaald bij haar testament.
3.3.
Vader en moeder waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
3.4.
Bij brieven van 10 mei en 24 september 2018 heeft [verweerster] een boedeloverzicht van de nalatenschap van moeder en een verkorte aangifte erfbelasting aangeleverd.
3.5.
Het breukdeel van de legitieme portie van [verzoekster] op de nalatenschap van vader bedraagt 3/28.
3.6.
Het te verdelen opgegeven saldo per september 2018 van de ABN AMRO-rekening van € 219.085,00 is juist.

4.De verzoeken en de beoordeling

4.1.
Naar de kantonrechter begrijpt gaat het in deze zaak om het vaststellen van de omvang van de nalatenschap van vader om vervolgens de omvang van de legitieme portie die [verzoekster] uit die nalatenschap toekomt vast te kunnen stellen en, in het verlengde daarvan, om de hoogte van het erfdeel van [verzoekster] in de nalatenschap van moeder vast te kunnen stellen dan wel te wijzigen. Tussen partijen bestaat geschil over de omvang van de nalatenschap van vader en de daarin opgenomen bepaling over de rente die [verzoekster] verschuldigd is.
4.2.
[verzoekster] heeft haar verzoeken gegrond op het bepaalde in art. 3:13 lid 3 juncto 4:15 lid 2 BW. Met inachtneming van de inhoud van deze wetsartikelen is de kantonrechter, anders dan [verweerster] betoogt, bevoegd om van deze verzoeken kennis te nemen.
4.3.
[verzoekster] verzoekt onder 1. “
Het aandeel van verzoekster in de nalatenschap van vader en moederop verweerster(onderstreping kantonrechter) ex art. 4:15 lid 2 sub c jo. 4:13 lid 3 BW vast te stellen na kennisname van alle relevante afschriften van de toenmalige bank- en girorekeningen van vader en moeder”. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan de kantonrechter de hoogte van het erfdeel
op[verweerster] als enige van de overige vijf erfgenamen en niet op de nalatenschap dient vast te stellen. Het aldus geformuleerde verzoek dat tussentijds, ook niet ter mondelinge behandeling door [verzoekster] is gewijzigd, ontbeert wettelijke grondslag waardoor dit zal worden afgewezen. Het onder 3. gedane verzoek dat een verlengde is van het onder 1. gedane verzoek zal daarom ook worden afgewezen. Het onder 3. gedane verzoek wat het in goede justitie verdelen van de boedel betreft zal worden afgewezen nu dit onderdeel van het verzoek op grond van voormelde wetsartikelen wettelijke basis ontbeert.
4.4.
De onder 2. en 6. gedane verzoeken zullen worden afgewezen voor zover die betrekking hebben op de stukken van de nalatenschap van vader. Met [verweerster] is de kantonrechter het eens dat zij en de overige erfgenamen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het verschaffen van inlichtingen omtrent de nalatenschap van vader of tot het opstellen van een boedelbeschrijving van de nalatenschap van vader. Die plicht lag immers op de weg van moeder in verband met de in het testament van vader bepaalde zogenoemde ouderlijke boedelverdeling. Moeder heeft die plicht kort na het overlijden van vader en ook kennelijk daarna verzaakt, iets wat niet ongebruikelijk is bij langstlevende echtgenoten. Enige uitkomst in deze zou een afschrift van de aangifte en/of aanslag (erf)belasting 1997 en 1998 kunnen bieden of dat [verzoekster] , aangezien zij ook erfgename is
- weliswaar onder een voorwaarde maar dat doet niets af aan haar hoedanigheid van erfgename - zelf de bescheiden waarvan zij inzage of afschrift verlangt van de nalatenschap van vader opvraagt. [verzoekster] kan de (onbewuste) nalatigheid van moeder niet afwentelen op de overige erfgenamen.
4.4.1.
De onder 2. en 6. gedane verzoeken zullen ook worden afgewezen voor zover die betrekking hebben op de stukken van de nalatenschap van moeder. Vaststaat dat [verweerster] een boedelbeschrijving (productie 1) voorzien van de daarop betrekking hebbende bankafschriften met de saldi ten tijde van het overlijden van moeder (producties 3 en 4) heeft overgelegd. Daarnaast heeft [verweerster] ook bankafschriften van de rekening van moeder ná het overlijden overgelegd. Indien en voor zover [verzoekster] het met de inhoud van de boedelbeschrijving niet eens is biedt de wet andere mogelijkheden dan het onderhavige verzoek om tegen de inhoud van de boedelbeschrijving en/of over het door [verweerster] in haar hoedanigheid van executeur en afwikkelingsbewindvoerder gevoerde beheer te ageren.
4.5.
Het verzoek onder 4. zal worden afgewezen nu [verzoekster] feitelijk noch juridisch voldoende heeft gesteld om tot enig weloverwogen oordeel ter zake deze voorwaardelijke veroordeling toe te kunnen komen. Bovendien hoort dit verzoek niet in de onderhavige maar in een andere wettelijke procedure thuis.
4.6.
Het bij brief, ter griffie van deze rechtbank op 18 februari 2019 ontvangen, gewijzigde verzoek tot het
voorlopigvaststellen van de vordering (het verzoek onder 5.) op
€ 36.514,16 zal eveneens worden afgewezen. De wet kent geen vaststelling van een partieel erfdeel in een nalatenschapsboedel waarvan de omvang tussen partijen nog in geschil is. Met andere woorden: er bestaat geen wettelijke basis om het afgescheiden vermogen (de nalatenschap) te splitsen in een “erkend of vastgesteld deel” en in een “betwist deel” en om daarvan weer een partieel deel als erfdeel vast te stellen.
4.7.
Met inachtneming van al het vorenoverwogene worden alle verzoeken afgewezen.
4.8.
Gelet op het feit dat partijen familie en erfgenamen in dezelfde nalatenschappen zijn zal de kantonrechter de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de hare draagt met dien verstande dat de kosten die [verweerster] heeft gemaakt ten laste van de nalatenschapsboedel mogen worden gebracht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de hare draagt met dien verstande dat de kosten die [verweerster] heeft gemaakt ten laste van de nalatenschapsboedel mogen worden gebracht,
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en in het openbaar in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.
YT