Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Verloop van de procedure
3.De feiten:
4.De verzoeken en de beoordeling
Het aandeel van verzoekster in de nalatenschap van vader en moederop verweerster(onderstreping kantonrechter) ex art. 4:15 lid 2 sub c jo. 4:13 lid 3 BW vast te stellen na kennisname van alle relevante afschriften van de toenmalige bank- en girorekeningen van vader en moeder”. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan de kantonrechter de hoogte van het erfdeel
op[verweerster] als enige van de overige vijf erfgenamen en niet op de nalatenschap dient vast te stellen. Het aldus geformuleerde verzoek dat tussentijds, ook niet ter mondelinge behandeling door [verzoekster] is gewijzigd, ontbeert wettelijke grondslag waardoor dit zal worden afgewezen. Het onder 3. gedane verzoek dat een verlengde is van het onder 1. gedane verzoek zal daarom ook worden afgewezen. Het onder 3. gedane verzoek wat het in goede justitie verdelen van de boedel betreft zal worden afgewezen nu dit onderdeel van het verzoek op grond van voormelde wetsartikelen wettelijke basis ontbeert.
voorlopigvaststellen van de vordering (het verzoek onder 5.) op