ECLI:NL:RBLIM:2019:5417

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
C/03/253960 / HA ZA 18-418
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake immateriële en materiële schade na poging tot doodslag

Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een tussenuitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade, die zij stelt te hebben geleden als gevolg van een poging tot doodslag waarbij zij aanwezig was bij twee moorden. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de procedure voortgezet en de nummering van een eerder tussenvonnis van 20 maart 2019 aangehouden. De rechtbank heeft partijen in staat gesteld om een deskundige te benoemen die onderzoek zal doen naar de aard en ernst van het letsel van [eiseres], de gevolgen daarvan voor haar functioneren en de relatie met de in de dagvaarding beschreven aandoeningen.

In de uitspraak is verder ingegaan op de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de benoeming van deskundigen. [gedaagde] heeft gesteld dat één deskundige voldoende is en heeft geen voorkeur voor een specifieke deskundige, terwijl [eiseres] heeft verzocht om benoeming van drs. J.F.G.M. Thissen. De rechtbank heeft uiteindelijk drs. R.K.F. Lemmens benoemd als deskundige, die het onderzoek zal uitvoeren. De rechtbank heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en bepaald dat het voorschot voorlopig ten laste van de Rijkskas komt, gezien de toevoeging die aan [gedaagde] is verleend. De rechtbank heeft de deskundige opgedragen om binnen drie maanden een schriftelijk rapport in te dienen en heeft verdere bepalingen gegeven over de procedure na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/253960 / HA ZA 18-418
Vonnis bij vervroeging van 12 juni 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. T.D.D. Loeffen,
tegen:
[gedaagde],
verblijvende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.J.E. Stassen.
De rechtbank zal in dit vonnis voortzetten de nummering in het tussenvonnis van 20 maart 2019.

6 Het verloop van de procedure

6.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 maart 2019;
  • de akte van [eiseres] met producties 18 en 19;
  • de akte van [gedaagde] .
6.2
Ten slotte is vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

7 De beoordeling

7.1
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 20 maart 2019:
a. partijen in staat gesteld gelijktijdig een akte te nemen omtrent de vraag welke deskundige moet worden benoemd voor het aangekondigde onderzoek, hoeveel deskundigen moeten worden benoemd, de aan de deskundige te stellen vragen en de hoogte van het door de deskundige gevraagde voorschot op zijn onderzoekskosten;
b. [eiseres] in staat gesteld om bij de te nemen akte ook over te leggen een verklaring van CZ waaruit blijkt voor welke gebeurtenis(sen)/voorvallen/ziektes de aanvullende verzekering is gesloten.
7.2.1
[gedaagde] heeft in zijn akte gesteld dat benoeming van één deskundige voldoende is, dat hij, behalve dat sprake moet zijn van een deskundige die geregistreerd staat op de lijst van gerechtelijke deskundigen, verder geen voorkeur heeft, dat hij met een toevoeging procedeert en van mening is dat de vorderingen van [eiseres] zodanig onvoldoende zijn onderbouwd dat zij de aangewezen partij is om het voorschot van de deskundige te betalen. De deskundige dient kennis te nemen van alle beschikbare stukken en [eiseres] in persoon te onderzoeken en zal zich vervolgens moeten uitlaten over:
- de aard van het opgelopen letsel, en de invloed van dat letsel op het functioneren van [eiseres] in de loop der tijd;
- het causale verband tussen het toegebrachte letsel en de in de dagvaarding beschreven aandoeningen;
- de kort- en langdurende gevolgen van het toegebrachte letsel;
- de gevolgen van het toegebrachte letsel op de mogelijkheden van [eiseres] om te werken en te leren en in hoeverre die mogelijkheden beperkt zijn door het toegebrachte letsel;
- de vraag of de mogelijkheden van [eiseres] om te leren en te werken in de loop van de tijd is toegenomen of dat de situatie vanaf het toebrengen van het letsel qua ernst altijd onveranderd is gebleven;
- de verwachtingen voor de toekomst met betrekking tot al de aangehaalde mogelijkheden.
7.2.2
[eiseres] heeft in haar akte benoeming verzocht van drs. J.F.G.M. Thissen, forensisch geneeskundige/bedrijfsarts/medisch adviseur. Thissen moet rapporteren aan de hand van de standaard IWMD-vraagstelling.
7.2.3
Alle door [gedaagde] voorgestelde vragen komen aan de orde in de standaard IWMD-vraagstelling, die aan de deskundige ter beantwoording zal worden voorgelegd. Die vragen van [gedaagde] hoeven daarom niet afzonderlijk te worden voorgelegd aan de deskundige. De te benoemen deskundige zal dan ook worden verzocht om deze IWMD-vraagstelling te beantwoorden. De door [eiseres] voorgestelde deskundige Thissen zal niet worden benoemd omdat hij heeft verklaard dat één van zijn opdrachtgevers het Advocatenkantoor Hilkens is, waar de advocaat van [eiseres] werkzaam is. Benoemd zal worden drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog en neuropsycholoog, die zich bereid heeft verklaard het onderzoek te doen. Er zijn geen redenen om wat de voor te schieten kosten van de deskundige betreft, anders te oordelen dan is vermeld in rov. 4.2 van het tussenvonnis 20 maart 2019. Al met al wordt beslist zoals in het dictum is vermeld.
7.3
[eiseres] heeft in haar akte verder vermeld dat zij de in het tussenvonnis van 20 maart 2019 gevraagde gegevens heeft opgevraagd, maar nog niet heeft ontvangen. Zij wordt in staat gesteld deze gegevens bij de eerst volgende gelegenheid in het geding te brengen.
7.4
Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

8 De beslissing

De rechtbank:
8.1
beveelt een onderzoek door de hierna in nr. 8.2 benoemde deskundige van [eiseres] ter beantwoording van de volgende vragen en verzoekt de deskundige daarbij de desbetreffende bepalingen uit de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage (RMSR), waarnaar in de diverse vragen wordt verwezen, in acht te nemen:

1.DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en aanbeveling 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR)g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven [in het bijgesloten beperkingenformulier] en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbeveling 2.2.14 en aanbeveling 2.2.16 RMSR).
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongevala. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongevalc. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en aanbeveling 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3.OVERIG (aanbeveling 2.2.11 RMSR)

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
8.2
benoemt tot deskundige:
Drs. R.K.F. Lemmens, klinisch psycholoog en neuropsycholoog,
Postbus 135,
6640 AC Beuningen,
email:
info@lemonz.net,
telnr. 06-11411998;
het voorschot
8.3
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.107,70 + € 1.072,62 (21% btw) = € 6.180,32;
8.4
bepaalt dat het voorschot zou moeten worden gedragen door [gedaagde] , maar legt aan hem geen voorschot op, maar bepaalt dat dit voorschot, nu aan [gedaagde] een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
het onderzoek
8.5
bepaalt dat [gedaagde] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige verstrekt;
8.6
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
8.7
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
8.8
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport
8.9
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na heden een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
8.1
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • dat de deskundige [eiseres] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [eiseres] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [eiseres] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [eiseres] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [eiseres] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [eiseres] zich van commentaar op het concept moet onthouden);
  • dat, indien [eiseres] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet meedelen;
  • dat, indien [eiseres] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden;
8.11
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
overige bepalingen
8.12
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen:
- na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht zijdens beide partijen gelijktijdig op een termijn van vier weken, waarbij [eiseres] in staat wordt gesteld over te leggen een verklaring van CZ waaruit blijkt voor welke gebeurtenis(sen)/voorvallen/ziektes de aanvullende verzekering is gesloten;
8.13
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
8.14
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2019.