ECLI:NL:RBLIM:2019:5282

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
03/700289-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verwurging met geen geslaagd beroep op noodweerexces

Op 7 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juli 2018, waarbij de verdachte de 24-jarige [slachtoffer] heeft verwurgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een confrontatie met het slachtoffer, hem in een nekklem heeft gehouden, waardoor het slachtoffer is overleden. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces. De rechtbank concludeerde dat de verdachte het slachtoffer gedurende 10 tot 15 minuten in een wurggreep heeft gehouden, zelfs nadat het slachtoffer kennelijk het bewustzijn had verloren. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/700289-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedood.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie wijst in dit verband op de camerabeelden van het incident, de verklaring van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ), de verklaring van de verdachte en de resultaten van het forensisch en pathologisch onderzoek. Niet bewezen is dat het tenlastegelegde trappen en schoppen heeft meegespeeld bij de dood van het slachtoffer, om welke reden de verdachte van dit bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Volgens de officier van justitie is er geen sprake van noodweer, nu de aanval door het slachtoffer [slachtoffer] niet in verhouding staat tot de manier waarop de verdachte zich heeft verdedigd. Bovendien was het verzet van het slachtoffer op enig moment gebroken, waarna de verdachte toch is doorgegaan met de nekklem en deze naar het einde toe zelfs heeft versterkt. Volgens de officier van justitie is er evenmin sprake van noodweerexces, nu niet is gebleken van paniek zijdens de verdachte. De verdachte heeft gedurende lange tijd de ademhaling van het slachtoffer belemmerd, in welke relatief lange periode hij zich had kunnen realiseren waarmee hij bezig was.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman de vrijspraak van de verdachte bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het opzet had op de dood van slachtoffer [slachtoffer] , noch het voorwaardelijk opzet daartoe had. De verdachte heeft verklaard het slachtoffer op tijd los te hebben gelaten en te hebben gevoeld dat deze op dat moment nog ademde. Hij had ook niet de dood van het slachtoffer voor ogen, aangezien hij enkel een einde wilde maken aan het gevecht tussen hen beiden. De verdachte heeft dus nooit de kans op de koop toe genomen dat het slachtoffer zou overlijden. Er is dan ook enkel sprake geweest van ‘bewuste schuld’.
De raadsman heeft voorts gewezen op een alternatief scenario. Nu niet vaststaat dat het slachtoffer nog leefde toen de verdachte hem losliet, kan niet worden uitgesloten dat getuige [getuige 1] iets heeft gedaan waardoor uiteindelijk de dood van het slachtoffer is ingetreden.
De raadsman heeft voorts bepleit dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer kan doen, hetgeen ook tot vrijspraak dient te leiden. Er was immers sprake van een wederrechtelijke aanranding vanwege de aanval die het slachtoffer met een mes inzette. De verdachte mocht zich hiertegen verdedigen. Indien de rechtbank van oordeel is dat door de duur van de nekklem de grenzen van noodweer zijn overschreden, doet de raadsman een beroep op noodweerexces, waardoor er ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Door de aanval van het slachtoffer kwam de verdachte in een hevige gemoedstoestand terecht, omdat hij voor zijn leven vreesde. Hij was in paniek en was zichzelf niet meer tijdens het gevecht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Aantreffen slachtoffer en onderzoek naar doodsoorzaak
De politie heeft gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat zij op 28 juli 2018 omstreeks 19:10 uur naar aanleiding van een melding arriveerden op de [adres] te Amstenrade. Aan het einde van de gang troffen zij een man aan die met zijn rug tegen een aldaar geplaatste koelkast lag. De politie hoorde geen ademhaling en startte direct de reanimatie. Deze werd vervolgens overgenomen door personeel van de ambulance. [2] De reanimatie van het slachtoffer is uiteindelijk om 19:38 uur gestopt. Op 29 juli 2018 omstreeks 00:10 uur vond ter plaatse vervolgens de lijkschouw plaats. Door de forensisch arts is bepaald dat het overlijden van het slachtoffer heeft plaatsgevonden op 28 juli 2018 omstreeks 18:56 uur, met een marge van +/- 2,8 uur. [3] De identificatie van het slachtoffer als zijnde [slachtoffer] heeft op 31 juli 2018 plaatsgevonden door aanherkenning door een broer en zus van het slachtoffer. [4]
De lijkschouwer F.J.A. Poettgens heeft geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat betrokkene het slachtoffer is van een geweldsmisdrijf, waarbij hij gestranguleerd werd middels drukuitoefening op de hals en hierdoor bloed en braaksel in de longen kreeg met verstikking als gevolg. [5]
Op 30 juli 2018 heeft de patholoog vervolgens een gerechtelijke sectie verricht op het stoffelijk overschot. [6] Uit het voorlopig sectierapport volgt, zakelijk weergegeven, dat er vele letsels beiderzijds uit- en inwendig in de hals waren. Deze letsels zijn alle bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, samendrukkend geweld op de hals, of een combinatie daarvan. Voorts waren er letsels op het hoofd. Meerdere daarvan waren op de neus en in de mond gelokaliseerd. Deze letsels kunnen het gevolg zijn van stomp botsend geweld of van samendrukkend geweld. Er waren tevens meerdere letsels op de romp met name aan de rugzijde. Ook deze letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van stomp botsend geweld en/of samendrukkend geweld.
De voorlopige conclusie van het sectierapport luidt dat het overlijden van het slachtoffer kan worden verklaard door algehele weefselschade door zuurstofgebrek, opgetreden door:
  • stomp-botsend en/of samendrukkend geweld op de hals;
  • samendrukkend geweld op de neus/mond;
  • samendrukkend geweld op de romp;
ieder op zich of in combinatie. [7]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft ten slotte geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat het overlijden van [slachtoffer] , 24 jaar oud geworden, kan worden verklaard door algehele weefselschade door zuurstofgebrek, opgetreden door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met stomp-botsend geweld op de hals;
af-/samendrukkend geweld op de neus/mond; samendrukkend geweld op de romp; ieder op zich of in combinatie. [8]
Camerabeelden en geluidsfragmenten
Op 28 juli 2018 heeft [getuige 1] aan de politie kenbaar gemaakt dat hij het geweldsincident heeft gefilmd met zijn mobiele telefoon. De politie heeft de telefoon van [getuige 1] vervolgens inbeslaggenomen. [getuige 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat de dader van het geweldsincident [verdachte] , zijnde verdachte, betrof. [9]
De politie heeft de telefoon van [getuige 1] onderzocht en heeft daaromtrent, zakelijk weergegeven, het navolgende gerelateerd. In de telefoon werd een videobestand aangetroffen met een afspeelduur van 3 minuten en 14 seconden. Uit het uitlezen van de videobeelden volgt het navolgende:
  • 00:00. Aanvang van de video. Bij het begin van de video is geluid te horen wat lijkt op glasgerinkel, brekend glas, waarna vervolgens een ruimte met daarin twee personen in beeld komt. Vervolgens verplaatst de camera zich en is er niets te zien, maar is er wel gestommel te horen.
  • 00:08. [verdachte] en [slachtoffer] komen in een soort hal. [slachtoffer] ligt op zijn rug en [verdachte] staat over hem heen. [slachtoffer] heeft zijn onderbenen om de nek van [verdachte] geslagen.
  • 00:16. In genoemde positie verplaatsen beiden zich door een opening in de muur, naar een naastgelegen gang.
  • 00:27. In dezelfde positie blijven beiden op deze plek en spreken in een buitenlandse taal met elkaar. Er wordt niet geschreeuwd.
  • 01:20. [verdachte] komt los uit de beenklem door [slachtoffer] .
  • tussen 01:20 en 1:38. [verdachte] staat en [slachtoffer] ligt op de grond. [verdachte] schopt meerdere keren tegen het bovenlichaam en hoofd van [slachtoffer] . Schoppen tegen het bovenlichaam: zes maal. Schoppen tegen het hoofd: vijf maal. Uiteindelijk weet [verdachte] [slachtoffer] in een nekklem vast te pakken.
  • 01:48. [slachtoffer] wordt in de nekklem gehouden door [verdachte] en lijkt bewusteloos te raken. Zijn beide armen ontspannen en hangen naast/op zijn lichaam.
  • tussen 01:54 en 03:14. [slachtoffer] grijpt met zijn linkerarm naar de armen van [verdachte] en lijkt los te willen komen uit de nekklem. [slachtoffer] worstelt om los te kunnen komen uit de nekklem. Er is gerochel te horen. [slachtoffer] gebruikt zijn armen en benen om uit de nekklem te komen. [verdachte] beweegt op zo’n manier mee waardoor hij de nekklem kan blijven vasthouden. [verdachte] slaat ook de benen om het middel/benen van [slachtoffer] om hem tegen te houden. Tijdens de worsteling zet [slachtoffer] zich af tegen de muur waar een radiator aan hangt en trapt de radiator los van de muur.
  • na 02:27. Het lijkt dat [verdachte] zijn rechterhand op het gezicht van [slachtoffer] legt en met de holte van zijn linker elleboog de rechterhand op het gezicht van [slachtoffer] drukt.
  • bij 02:32. De armen van [slachtoffer] bewegen niet meer. Hij beweegt nog een beetje met zijn benen wat stopt bij 02:43. Gelijk hierna klinkt een mannenstem die enkele malen in een buitenlandse taal zegt “largo, [verdachte] , largo”. [verdachte] zegt iets in een buitenlandse taal terug, maar blijft de klem vasthouden.
  • 03:01. In de opening van de wand komt een man met kalend hoofd en ontbloot bovenlichaam in de opening van de gang, waardoor [verdachte] en [slachtoffer] eerder vandaan kwamen. Deze persoon zegt iets in een buitenlandse taal tegen [verdachte] . [verdachte] zegt iets in een buitenlandse taal terug.
  • 03:14. De video stopt.
De politie heeft een beëdigde tolk het geluid van het videobestand van 3 minuten en 14 seconden laten beluisteren. Door de tolk werd, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gehoord:
(…) Tijdstip geluid 00:50
Man 2:
Eerst moet je me uitleggen hoe…
Man 1:
Los! Laat me los, ik wil opstaan, laat los, ik wil opstaan
(…)
01:22
(gestommel, gevecht, snel ademen)
02:43
Man [getuige 1] (?):
Laat hem los, laat hem los, laat hem los. [verdachte] NG! Laat hem los!
02:47
Man 2:
Ik weet niet wat er aan de hand is! Hij moet het mij uitleggen.
Man:
[verdachte] laat hem los
Man 2:
Hij moet het mij uitleggen
Man:
Laat hem los [verdachte](…) [11]
Getuigenverklaringen
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij eigenaar is van een bestratingsbedrijf in Portugal en dat hij een aantal mensen op tijdelijke basis heeft aangenomen om als handlanger te fungeren, waaronder [getuige 1] , [betrokkene] ,
[slachtoffer] en [verdachte] . [getuige 2] had hen ondergebracht op het adres [adres] te Amstenrade. Eerder die week had [getuige 2] via via gehoord dat er problemen waren tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Op 28 juli 2018 hadden [betrokkene] en [verdachte] gewerkt in België tot ongeveer 17:00 uur. Die dag werd [getuige 2] om 18:24 uur gebeld door [betrokkene] omdat [verdachte] en [slachtoffer] ruzie hadden. Om 18:39 uur heeft [getuige 2] naar [verdachte] gebeld om te vragen wat er aan de hand was. [verdachte] zei dat [slachtoffer] hem nu bleef aanvallen. Om 18:54 uur is [getuige 2] gaan rijden om te gaan kijken wat er aan de hand was. Om 18:58 uur heeft [getuige 2] [verdachte] gebeld om de zaak te kalmeren. Hij heeft hem toen medegedeeld dat hij onderweg was. Om 19:03 uur werd [getuige 2] gebeld door [getuige 1] , die zei dat [slachtoffer] op de grond lag en niet meer bewoog. [getuige 2] heeft toen om 19:05 uur 112 gebeld. Om 19:09 uur heeft [getuige 2] [verdachte] weer gebeld en heeft hij gevraagd wat er is met de persoon die op de grond lag. [verdachte] antwoordde dat het zelfverdediging was. Om 19:12 uur heeft [getuige 2] 112 weer gebeld. [12]
Verdachte [getuige 1] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat [verdachte] in de keuken aan het wachten was tot [betrokkene] klaar was in de badkamer. [slachtoffer] liep naar de keuken en viel [verdachte] aan. [getuige 1] pakte hierop zijn mobiele telefoon en begon te filmen. Hij zag dat [verdachte] zijn arm om de hals van [slachtoffer] greep. [verdachte] bleef zijn hals vasthouden totdat [slachtoffer] zijn bewustzijn verloor. [verdachte] heeft hem volgens [getuige 1] zeker tien minuten zo vastgehouden. [slachtoffer] gaf geen enkele reactie. Hierna heeft [verdachte] hem losgelaten en is hij met [betrokkene] naar de supermarkt gegaan. [getuige 1] heeft hierop de baas gebeld en die heeft de politie gebeld. Nadat [getuige 1] gestopt was met filmen en [verdachte] en [betrokkene] de woning hadden verlaten, voelde [getuige 1] geen hartslag bij [slachtoffer] . [getuige 1] heeft hem versleept en heeft hem tegen de koelkast aangezet. [13] Tijdens een tweede verhoor heeft [getuige 1] nog verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij na 3 minuten en 14 seconden stopte met filmen. [verdachte] bleef daarna bovenop [slachtoffer] liggen, nog wel 10 tot 15 minuten. [getuige 1] zag aan het gezicht van [slachtoffer] dat deze geen lucht meer kreeg. Hij zat met zijn benen te trappen en probeerde met zijn arm [verdachte] weg te krijgen. [getuige 1] is naar buiten gegaan om de baas te bellen. Hij heeft niet gezien dat [verdachte] [slachtoffer] heeft losgelaten. [14]
Verdachte [betrokkene] heeft bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij wilde gaan douchen, toen hij vanuit de badkamer hoorde dat er borden en spullen vielen. Hij opende de deur en zag dat [slachtoffer] en [verdachte] elkaar vasthadden in de keuken. Hij heeft de jongens aangesproken en heeft ook de baas gebeld. Vervolgens is [betrokkene] gaan douchen. Tijdens het douchen hoorde hij weer lawaai. Nadat hij het douchen had afgerond, kwam [betrokkene] van de badkamer af. Hij trof [verdachte] en [slachtoffer] aan op de gang. [verdachte] had [slachtoffer] met een arm om zijn nek vast. Ze lagen tegen de koelkast aan. [verdachte] praatte tegen [slachtoffer] , maar deze zei niets meer terug. [15]
De verklaringen van de verdachte
Bij de politie heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer] hem zomaar aanviel, toen hij voor de douchedeur stond te wachten tot [betrokkene] klaar was onder de douche. [slachtoffer] kwam naar de verdachte toe en begon op hem in te slaan. Hij gaf de verdachte een stomp op zijn wang en een kopstoot. Hierdoor sloeg de verdachte dubbel en viel. [slachtoffer] pakte vervolgens een mes, waarna de verdachte aan het been van [slachtoffer] trok, waardoor hij viel. Het mes viel ook op de grond, waarna de verdachte het van de grond pakte en naar de gootsteen op het aanrecht gooide. Het was een zwart mes van 20 tot 25 centimeter lang. De verdachte is hierna op [slachtoffer] gesprongen, heeft hem beetgepakt en heeft niet meer losgelaten. De verdachte pakte hem met de vuisten in elkaar om zijn bovenlichaam en schouders. Volgens de verdachte heeft hij [slachtoffer] wel 20 minuten vastgehouden. De verdachte denkt dat [slachtoffer] is gestikt. [betrokkene] [
de rechtbank begrijpt: [betrokkene]] belde intussen de chef en die was naar hen onderweg. [betrokkene] zette de chef op luidspreker en de verdachte hoorde dat deze zei dat ze onderweg waren om de problemen op te lossen. De verdachte kneep [slachtoffer] steeds verder en steviger vast rond zijn borst. [getuige 1] stond bij de deur en riep tegen de verdachte dat hij hem moest loslaten. De verdachte voelde dat [slachtoffer] langzamer ademde en dat hij moe was. Hij heeft hem toen op zijn buik gedraaid op de grond.
De verdachte heeft verklaard dat hij weet dat het niet makkelijk ademen is, als je op zodanige wijze wordt beetgepakt. Hij weet dat je dan in ademnood kan komen. Volgens de verdachte moet je je ervan bewust zijn dat iemand langzaam gaat ademen. Als iemand langzaam gaat ademen, is er een grens waarop je denkt ‘dat kan niet meer’. Toen heeft de verdachte hem losgelaten. Als je iemand beetpakt op de manier zoals verdachte deed, gaan volgens de verdachte de longen in elkaar en is het effect dat iemand gewurgd wordt. [16]
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van het bewijsmiddelenoverzicht stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer
[slachtoffer] op 28 juli 2018 is overleden ten gevolge van algehele weefselschade door zuurstofgebrek, opgetreden door samendrukkend geweld op de hals, al dan niet in combinatie met stomp-botsend geweld op de hals; af-/samendrukkend geweld op de neus/mond; samendrukkend geweld op de romp; ieder op zich of in combinatie. Gelet op de camerabeelden, de getuigenverklaringen en de verklaringen van de verdachte bij de politie en ter zitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat dit overlijden is veroorzaakt door het door de verdachte tegen [slachtoffer] gebruikte geweld in de vorm van een verwurging. De rechtbank acht de door de verdediging enkel gestelde mogelijkheid van een alternatief scenario waarbij aan [getuige 1] een doorslaggevende rol wordt toegekend niet aannemelijk nu het procesdossier hiervoor geen enkel aanknopingspunt biedt.
(Voorwaardelijk) opzet?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs af dat de verdachte het zuiver opzet had op de dood van het slachtoffer [slachtoffer] . De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, oftewel of de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van het door de verdachte gebruikte geweld zou overlijden. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is. Uit de verklaring van de verdachte, kort na het geweldsincident bij de politie afgelegd, volgt dat de verdachte bekend was met de door hem toegepaste techniek van de nekklem en hij zich goed realiseerde welke risico’s er kleefden aan deze door hem toegebrachte nekklem. Deze wetenschap heeft de verdachte er niet van weerhouden om, zoals uit de bewijsmiddelen volgt, het slachtoffer gedurende 10 tot 15 minuten in een wurggreep te behouden. Uit de camerabeelden volgt dat de verdachte tijdens zijn wurggreep ook nog eens de binnenzijde van zijn ellenboog, aangedrukt met zijn hand op het gezicht van het slachtoffer heeft gelegd en zijn verwurging voortzette, zelfs nadat het slachtoffer kennelijk het bewustzijn al had verloren. De verdachte heeft hiermee willens en wetens het risico aanvaard dat [slachtoffer] hierdoor zou komen te overlijden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Beroep op rechtvaardigingsgrond noodweer
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte een geslaagd beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer kan doen. Voor het aannemen van een noodweersituatie is noodzakelijk dat aannemelijk wordt dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens de verdachte door het slachtoffer [slachtoffer] .
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij werd aangevallen door [slachtoffer] . Hij was bang dat [slachtoffer] hem zou doden en heeft zich naar eigen zeggen enkel verdedigd tegen deze aanval. Ook uit de verklaring van [getuige 1] volgt dat [slachtoffer] de aanval op de verdachte heeft geopend. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank dan ook vast dat het slachtoffer [slachtoffer] de verdachte – al dan niet met een mes – heeft aangevallen, terwijl deze stond te wachten totdat hij een douche kon nemen. De rechtbank stelt vast dat er op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] jegens de verdachte, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank heeft op de camerabeelden waargenomen dat de verdachte op enig moment gedurende de krachtmeting – terwijl niet te zien is dat er door een van beiden een mes werd gehanteerd – boven het slachtoffer staat, terwijl het slachtoffer zijn benen om de nek van de verdachte heeft geslagen. Beiden spreken met elkaar in een buitenlandse taal, er wordt niet geschreeuwd.
Vervolgens is te zien dat de verdachte op enig moment (minuut 1.20) loskomt uit de beenklem van het slachtoffer en het slachtoffer ligt op de grond terwijl verdachte staat, waarmee op dat moment de acute dreiging van geweld jegens verdachte is beëindigd. In de daarop volgende seconden schopt de verdachte het slachtoffer dat op de grond ligt, meermaals tegen het hoofd en het lichaam. Voor zover er nog een dreigende situatie bestond is in elk geval vanaf dat moment de noodweersituatie in de zin van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval afgeslagen. De verdachte had zich op dat moment kunnen en moeten onttrekken aan verdere belaging en voortzetting van het geweld tegen het slachtoffer door weg te gaan of nadrukkelijk bijstand van zijn huisgenoten in te roepen. In elk geval kan niet worden gesteld dat na het trappen en schoppen, gedurende de verwurging van het slachtoffer door de verdachte, de aanvankelijke noodweersituatie voortduurde. Om deze reden faalt het beroep op noodweer.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 28 juli 2018 te Amstenrade, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door zijn, verdachtes, arm middels een zogenaamde nekklem om de hals van die [slachtoffer] te brengen en gedurende enige tijd samendrukkend geweld uit te oefenen op de hals en/of neus en/of mond en/of romp van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feit op:
doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Beroep op schulduitsluitingsgrond noodweerexces
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens de aanval door [slachtoffer] een black-out kreeg, waardoor hij geen grenzen meer kon onderkennen. Tevens heeft hij verklaard in paniek te zijn geweest. Voor zover hij de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden vindt dat dan ook zijn oorzaak in een hevige gemoedsbeweging die maakt dat dit verdachte niet kan worden tegengeworpen.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op de schulduitsluitingsgrond noodweerexces sprake moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is opgewekt door een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en die nog voortduurt nadat het gevaar is geweken. Uit de bewijsmiddelen, waaronder de camerabeelden, volgt dat de verdachte, nadat hij is los gekomen van het slachtoffer, de overhand krijgt en het slachtoffer gedurende 10 tot 15 minuten in een wurggreep houdt. Hij spreekt ogenschijnlijk kalm met [getuige 1] en op diens sommatie om [slachtoffer] los te laten omdat de verdachte hem anders zou laten stikken, antwoordt verdachte dat hij [slachtoffer] zal blijven vasthouden totdat er iemand gekomen is. Tijdens zijn politieverhoor, afgelegd kort na de aanval, heeft de verdachte bovendien verklaard goed bekend te zijn met de mogelijke gevolgen van een nekklem bij een slachtoffer en ook dat hij zich ervan bewust was hoe [slachtoffer] hierop ten tijde van de uitvoering lichamelijk reageerde. Hieruit blijkt onvoldoende van enige black-out of paniek aan de zijde van de verdachte, zodanig dat zijn handelen niet langer strafbaar is te achten. Verdachtes beroep op noodweerexces slaagt daarom niet.
Toerekeningsvatbaarheid
Ten aanzien van verdachte is door [naam] , psycholoog, een psychologisch onderzoek Pro Justitia verricht. Van dit onderzoek heeft zij een rapport opgemaakt, gedateerd 15 oktober 2018. Dit rapport vermeldt -zakelijk weergegeven-:

Er is sprake van narcistische en theatrale persoonlijkheidstrekken. Van een stoornis lijkt echter geen sprake te zijn. Dit was ten tijde van het tenlastegelegde hetzelfde. Betrokkene was in de gegeven situatie net zo goed in staat zijn handelen in vrijheid te bepalen als een ander zonder stoornis of zonder voornoemde persoonlijkheidstrekken dat was geweest. Daar rapporteur adviseert betrokkene het tenlastegelegde volledig toe te rekenen, geeft rapporteur geen interventie- en/of zorgadvies.”
De rechtbank verenigt zich geheel met de in het rapport gegeven conclusies en maakt deze tot de hare. De verdachte was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde volledig toerekeningsvatbaar.
Conclusie
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij de formulering van zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van het feit en het onherstelbaar leed dat de verdachte heeft toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Voorts heeft de officier van justitie acht geslagen op de persoon van de verdachte en op de inhoud van het Pro Justitia rapport d.d. 15 oktober 2018.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman de vrijspraak van de verdachte bepleit wegens noodweer, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging wegens noodweerexces. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat bij eventuele strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de coöperatieve houding van de verdachte, zijn nagenoeg blanco strafblad en met de omstandigheid dat hij reeds 10 maanden in detentie zit in het buitenland en is verstoken van contact met zijn familie. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte nooit de dood van het slachtoffer heeft beoogd. Om deze redenen dient aan de verdachte een gevangenisstraf op te geven met een aanzienlijk deel daarvan in voorwaardelijke zin.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag. De verdachte was, samen met een aantal andere Portugese werknemers van een bestratingsbedrijf, in een boerderijwoning in Amstenrade gehuisvest. Uit het procesdossier volgt dat er al enkele dagen een gespannen sfeer hing tussen het uiteindelijke slachtoffer [slachtoffer] en de verdachte, waarbij het slachtoffer de verdachte eerder heeft belaagd en geslagen. Op 28 juli 2018 komt het weer tot een confrontatie tussen hen beiden, als [slachtoffer] de verdachte aanvalt. De verdachte reageert hierop door – aanvankelijk gerechtvaardigd – terug te vechten. Zodra de verdachte echter de controle krijgt in het gevecht, het slachtoffer op de grond ligt en geen acuut gevaar meer vormt, had de verdachte het door hem gebruikte geweld moeten afbouwen en vervolgens staken. In plaats daarvan heeft de verdachte echter [slachtoffer] in een zodanige krachtige nekklem genomen, dat hij hem hiermee heeft gewurgd. De verdachte heeft daarbij ook nog zijn hand op de mond van het slachtoffer gelegd.
[slachtoffer] is slechts 24 jaar oud geworden en laat 2 jonge kinderen en een partner achter.
Doodslag is een van de ernstigste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank rekent de verdachte dan ook zeer zwaar aan dat hij [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Met zijn gewelddadige gedrag heeft de verdachte in het bijzonder geen respect getoond voor het leven en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [slachtoffer] . Daarnaast heeft hij onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. In het kader van de straftoemeting zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de jurisprudentie van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch omtrent straftoemeting bij een voltooide doodslag. Uit deze jurisprudentie kan worden afgeleid dat het Gerechtshof voor een voltooide doodslag als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar hanteert. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar opleggen, met aftrek van de duur van het voorarrest van de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat met een lagere gevangenisstraf of een voorwaardelijk strafdeel niet kan worden volstaan nu met een dergelijke straf, onvoldoende de ernst en verwijtbaarheid van het handelen van verdachte tot uitdrukking zou worden gebracht.

7.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De navolgende slachtoffers hebben zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij:
- de benadeelde partij [benadeelde 1] (de broer van het slachtoffer) vordert een
schadevergoeding van € 4.069,40 aan uitvaartkosten en repatriëringskosten;
- de benadeelde partij [benadeelde 2] (de dochter van het slachtoffer)
vordert primair een schadevergoeding van € 16.100,00 aan gederfd levensonderhoud tot het achttiende levensjaar op grond van artikel 6:108 BW tegen een maandelijks bedrag van € 100,00. Subsidiair vordert zij een schadevergoeding van € 4.025,00 aan gederfd levensonderhoud tegen een maandelijkse minimale bijdrage van € 25,00;
- de benadeelde partij [benadeelde 3] (de zoon van het slachtoffer) vordert
een schadevergoeding van € 19.480,00 aan gederfd levensonderhoud tot het achttiende levensjaar op grond van artikel 6:108 BW tegen een maandelijks bedrag van € 100,00. Subsidiair vordert hij een schadevergoeding van € 4.870,00 aan gederfd levensonderhoud tegen een maandelijkse minimale bijdrage van € 25,00.
Ter zake van alle vordering wordt tevens de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van [benadeelde 1] geheel kan worden toegewezen. Tevens dienen de primaire vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] geheel te worden toegewezen, zijnde € 16.100,00 respectievelijk € 19.480,00. Alle vorderingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens dient ter zake van alle vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1] aangevoerd dat deze vordering bij toewijzing dient te worden gematigd, nu het slachtoffer zich niet onbetuigd heeft gelaten bij diens confrontatie met de verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] aangevoerd dat deze geheel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman voert daartoe primair aan dat de beoordeling van deze vorderingen een onevenredige belasting vormen van het strafrechtelijk apparaat, subsidiair dat deze vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn. Niet is gebleken dat het slachtoffer tijdens diens leven de verzochte bedragen ter beschikking stelde aan diens kinderen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de door de benadeelde partij [benadeelde 1] geleden schade het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel, anders dan de raadsman heeft betoogd, dat verdiscontering van eventuele eigen schuld door het slachtoffer in de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet aan de orde is. De rechtbank is van oordeel dat de het gevorderde bedrag van € 4.069,40, bestaande uit materiële schade, volledig toewijsbaar is, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.4.2
De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]
De vordering van de benadeelde partijen strekt op de voet van het bepaalde in artikel 51f, tweede lid, Sv, in verband met artikel 6:108, eerste lid, BW tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] schade hebben geleden/lijden als rechtstreeks gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen. De verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden.
Anders dan door de raadsman van de verdachte is betoogd, levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank geen onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal voor het bepalen van de omvang van het door de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] gederfde levensonderhoud, aansluiting zoeken bij het door de gemachtigde van de benadeelde partijen subsidiair opgegeven (minimale) normbedrag van € 25,- per maand tot aan het achttiende levensjaar van de benadeelde partijen.
Resumerend acht de rechtbank de vordering van [benadeelde 2] toewijsbaar tot een bedrag van € 4.025,00 en de vordering van [benadeelde 3] tot een bedrag van € 4.870,00, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019. Ter zake van het meer of anders verzochte zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren.
Tenslotte zal de rechtbank ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr opleggen.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zullen worden geretourneerd aan de verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [benadeelde 1] , wonende te [woonplaats] , te betalen € 4.639,40, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 1] , van EUR 4.639,40, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 56 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] , wonende te [woonplaats] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 4.025,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij ter zake van het meer of anders verzochte niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 2] , van € 4.025,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 4.870,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ter zake van het meer of anders verzochte;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde 3] , van € 4.870,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 58 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 28 juli 2018 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
1
STK Ondergoed
1095743
1
STK Broek
1095744
1
STK Schoeisel
1095745
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en
mr. M.J.H. van den Hombergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2019.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2018 te Amstenrade, in elk geval in de gemeente
Schinnen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
meermalen tegen het bovenlichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] te
trappen en/of te schoppen terwijl deze op de grond lag en/of (vervolgens) door
zijn, verdachtes, arm middels een zogenaamde wurggreep/nekklem om de hals van
die [slachtoffer] te brengen en gedurende enige tijd samendrukkend geweld
uit te oefenen op de hals en/of neus en/of mond en/of romp van die [slachtoffer]
;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Limburg, District Zuid West, Afdeling recherche, proces-verbaalnummer 2018114724, gesloten d.d. 14 december 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1079.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2018, pagina 282 tot en met 284.
3.Proces-verbaal PD-onderzoek en eerste lijkschouw FO-02 d.d. 2 augustus 2018, pagina 755 tot en met 761.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2018, pagina 322 en 323.
5.Verslag betreffende niet-natuurlijke dood d.d. 28 juli 2018, pagina 1037 en 1038.
6.Proces-verbaal sectie d.d. 31 juli 2018, pagina 821 en 822.
7.Voorlopig sectierapport d.d. 30 juli 2018, pagina 823 tot en met 827.
8.Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 17 november 2018, pagina 1049 tot en met 1056.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2018, pagina 285 en 286.
10.Proces-verbaal bevindingen videobestand d.d. 29 juli 2018, pagina 298 tot en met 301.
11.Proces-verbaal d.d. 30 juli 2018, pagina 319 tot en met 321.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 6 augustus 2018, pagina 556 tot en met 559.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 29 juli 2018, pagina 216 tot en met 224.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] d.d. 31 juli 2018, pagina 226 tot en met 241.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene] d.d. 29 juli 2018, pagina 259 tot en met 266.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 juli 2018, pagina 161 tot en met 173.