ECLI:NL:RBLIM:2019:5264

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
03/659046-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van de productie en/of het aanwezig hebben van amfetamine en van het medeplegen van voorbereidingshandelingen op grond van de Opiumwet

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de productie en het aanwezig hebben van amfetamine, evenals van voorbereidingshandelingen op grond van de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de productie en voorbereidingshandelingen van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het aangetroffen amfetaminelaboratorium te bevestigen, ondanks de verklaringen van een medeverdachte die de verdachte als een van de hoofdpersonen noemde. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de medeverdachte niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een pistool en acht patronen, evenals voor het opzettelijk aanwezig hebben van zeven pillen amfetamine. De rechtbank achtte deze feiten bewezen op basis van het aantreffen van het wapen en de munitie in de woning van de verdachte, alsook de bekennende verklaring van de verdachte tijdens de zitting. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 100 dagen op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 45 maanden had geëist, aanzienlijk verlaagd, omdat de rechtbank niet tot een veroordeling kwam voor de feiten 1 en 2.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659046-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo, advocate kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 mei 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 23 mei 2019 is het onderzoek op de zitting formeel gesloten.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] met de parketnummers 03/659401-17 en 03/661028-19;
  • [medeverdachte 2] met parketnummer 03/659400-17;
  • [medeverdachte 3] met parketnummer 03/659407-17;
  • [medeverdachte 4] met parketnummer 03/659045-18;
  • [medeverdachte 5] met parketnummer 03/702540-18.

2.De tenlastelegging

Ter terechtzitting van 29 juni 2018 heeft de rechtbank de vordering nadere omschrijving tenlastelegging van de officier van justitie toegewezen. Deze nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen amfetamine heeft geproduceerd en/of aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van, handel in en/of uitvoer van MDMA en/of amfetamine;
feit 3:een pistool en acht patronen voorhanden heeft gehad;
feit 4:zeven pillen bevattende amfetamine en/of MDMA aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Een korte inleiding
Op 22 november 2017 deed de politie een inval in een loods op het adres [adres] te Velden. Hierbij werd een in werking zijnde inrichting voor de productie van BMK en amfetamine aangetroffen. In deze loods waren drie personen aanwezig. Een van deze personen lukte het om aan de politie te ontkomen. De twee anderen werden op heterdaad aangehouden. Uiteindelijk heeft de officier van justitie zes personen vervolgd voor de strafrechtelijke betrokkenheid bij dit zogenoemde drugslaboratorium, onder wie de verdachte.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek zijn in de woning van de verdachte een pistool met munitie en amfetaminepillen gevonden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij vooral op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] over de rol van de verdachte. Deze medeverdachte noemt de verdachte als een van de hoofdpersonen en omschrijft daarbij de werkwijze en de verhouding tussen de betrokkenen die deze typering in de ogen van de officier van justitie rechtvaardigt.
Ter ondersteuning van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de officier van justitie gewezen op:
  • de relatie tussen medeverdachte [medeverdachte 4] enerzijds en de Peugeot Partner en Peugeot Expert anderzijds, welke bestelauto’s bij en/of in de directe omgeving van het adres [adres] zijn gezien;
  • de relatie tussen medeverdachte [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 3] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 3] ;
  • de relatie tussen medeverdachte [medeverdachte 4] en de verdachte en het feit dat er kennelijk een belang mee was gediend om over deze relatie geen inzicht te verschaffen.
Alles in elkaars verband bezien is er voldoende bewijs voor beide feiten, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie acht dit feit bewezen, gelet op:
  • het aantreffen van het pistool en de munitie in de woning van de verdachte;
  • de vaststelling dat het bezit van het pistool en de munitie strafbaar is;
  • de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie acht dit feit bewezen, gelet op:
  • het aantreffen van de pillen in de woning van de verdachte;
  • het resultaat van het onderzoek naar de pillen (amfetamine);
  • de bekennende verklaring van de verdachte.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 2. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] op onderdelen innerlijk tegenstrijdig, aantoonbaar onjuist, niet aannemelijk en ongeloofwaardig zijn. De verdediging komt aan de hand van deze verklaringen tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 1] zelf een stevig aandeel heeft gehad in de verbouwing van de loods en het productieproces en dat hij er alle belang bij heeft de schuld bij anderen in de schoenen te schuiven. De verklaringen van [medeverdachte 1] zijn dan ook onvoldoende om een bewezenverklaring op te baseren.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van deze feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.4.1
Vrijspraak van de feiten 1 en 2
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat in de avond van 22 november 2017 in een loods op het perceel [adres] te Velden een in werking zijnde inrichting is aangetroffen bestemd voor de vervaardiging van BMK, alsmede voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
In deze loods zijn onder meer de volgende stoffen aangetroffen: BMK, amfetamine,
N‑formylamfetamine, methanol, mierenzuur, fosforzuur, formamide, zwavelzuur, caustic soda en amfetaminesulfaat. De rechtbank stelt vast dat dit allemaal stoffen zijn die voor de productie van BMK en amfetamine noodzakelijk zijn.
Op diezelfde avond zijn twee verdachten aangehouden, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] . Een week later is een derde verdachte, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 3] , aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in de loop van het onderzoek, na zich aanvankelijk te hebben beroepen op zijn zwijgrecht, diverse verklaringen afgelegd. Hoewel deze verklaringen niet alle even consistent zijn en op onderdelen innerlijk tegenstrijdig, komt er een beeld uit naar voren van verschillende personen die bij de opbouw en exploitatie van het drugslaboratorium betrokken zouden zijn.
In zijn verklaringen noemt [medeverdachte 1] de verdachte als een van de betrokkenen. Zo zou de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 4] :
  • de loods van [medeverdachte 1] hebben gehuurd;
  • aan [medeverdachte 1] hebben aangegeven wat er aan de loods verbouwd moest worden en deze verbouwing hebben gefinancierd;
  • de in de loods aangetroffen goederen hebben besteld en betaald;
  • de beslissingen hebben genomen ten aanzien van het drugslaboratorium.
Met andere woorden, volgens medeverdachte [medeverdachte 1] was de verdachte een van de initiatiefnemers en leiders.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat zij de verklaringen van [medeverdachte 1] cruciaal acht voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onvoldoende zijn om een bewezenverklaring op te baseren.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van beide tenlastegelegde feiten. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Hoewel [medeverdachte 1] uitgebreid heeft verklaard over de rol van de verdachte, vindt de rechtbank in het dossier geen, althans onvoldoende, steunbewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Weliswaar zou kunnen worden verdedigd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] op enkele (ondergeschikte) punten steun vinden in andere bewijsmiddelen, maar niet op de essentiële onderdelen die zouden moeten duiden op de betrokkenheid van de verdachte bij het aangetroffen amfetaminelaboratorium:
  • Hoewel de verdachte volgens [medeverdachte 1] vele malen in en bij de loods op het adres [adres] te Velden is geweest, zijn van hem ter plaatse geen sporen aangetroffen: geen DNA-materiaal en evenmin vingerafdrukken.
  • Hoewel er tijdens het onderzoek diverse keren is geobserveerd, is de verdachte nooit op het adres [adres] te Velden gezien.
  • Andere betrokkenen hebben niet verklaard over de betrokkenheid van de verdachte.
  • Er is geen (ander) technisch bewijs (zoals de resultaten uit telefoontaps of uitgelezen telefoons) waaruit enige betrokkenheid van de verdachte blijkt.
Het enkele feit dat de verdachte in verband kan worden gebracht met medeverdachte [medeverdachte 4] is onvoldoende om tot bewijs van enig feit te dienen.
Al met al is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
3.4.2
De bewijsmiddelen voor feit 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het aantreffen van het wapen en de munitie in de woning van de verdachte [2] ;
- het resultaat van het onderzoek naar het wapen en de munitie [3] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 9 mei 2019.
3.4.3
De bewijsmiddelen voor feit 4
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht dit feit bewezen, gelet op:
- het aantreffen van de verdovende middelen in de woning van de verdachte [4] ;
- het resultaat van het onderzoek naar de verdovende middelen [5] ;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 9 mei 2019.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 3
op 31 januari 2018 te Geleen voorhanden heeft gehad:
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Walther, en
- munitie van categorie III, te weten 8 patronen;
feit 4
op 31 januari 2018 te Geleen opzettelijk aanwezig heeft gehad 7 pillen, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijfenveertig maanden met aftrek van voorarrest. Deze eis is gebaseerd op een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte, in geval van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, een gevangenisstraf op te leggen van vierentwintig maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op de afzuigkap in de keuken van verdachtes woning lag onder een pakje billendoekjes een geladen vuurwapen. Verder zaten in een sporttas in verdachtes garage zeven pillen amfetamine. De verdachte heeft erkend dat deze spullen van hem waren.
Vooral het (zonder vergunning) voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, temeer als dit vuurwapen geladen is. Het feit dat dit vuurwapen op de afzuigkap van de woning van de verdachte voor het grijpen lag maakt het nog ernstiger.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij de strafoplegging voor een dergelijk ernstig feit niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ook het aanwezig hebben van harddrugs is in strijd met de wet. Doch, gelet op de relatief geringe hoeveelheid die de verdachte in zijn bezit had, valt dit feit qua ernst in het niet bij het voorhanden hebben van het pistool.
De binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, die dienen als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, maken bij het voorhanden hebben van een pistool melding van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Gelet hierop, alsmede gelet op het voorhanden hebben van acht patronen en de aanwezigheid van zeven pillen amfetamine, zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 100 dagen met aftrek van voorarrest.
Deze straf wijkt erg af van de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank niet tot een veroordeling komt voor de feiten 1 en 2.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 3 en 4 tot een gevangenisstraf van 100 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. R. Verkijk en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2019.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk en mr. G.L.A.M. van Doveren zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] , gemeente Venlo, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] , gemeente Venlo, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/ hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen tot dat feit / die feiten heeft trachten te verschaffen door in/binnen voornoemde periode een hoeveelheid BMK te produceren,
EN/OF,
een aantal voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, (waaronder ondermeer)
-circa 25 liter BMK op een sterk waterige vloeistof, en/of
-circa 150 liter BMK, en/of
-circa 325 liter amfetamine in methanol, en/of
-circa 150 liter BMK en N-formylamfetamine in zwak zure vloeistof, en/of
-circa 330 liter BMK en een lage concentratie N-formylamfetamine in een zwak zure vloeistof, en/of
-circa 120 liter BMK, en/of
-circa 120 liter N-formylamfetamine, en/of
-circa 825 kilogram brokken vermoedelijk zout van BMK-glycidezuur, en/of
-circa 4 liter metanol, en/of
-circa 380 liter mierenzuur, en/of
-circa 80 liter methanol, en/of
-circa 60 liter N-formylamfetamine, en/of
-circa 1040 liter fosforzuur, en/of
-circa 200 liter formamide, en/of
-circa 10 liter (verdund) zwavelzuur, en/of
-circa 835 kilogram caustic soda, en/of
-circa 15 liter amfetamine in zwak alkalische waterige vloeistof,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die goederen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
feit 3
hij op of omstreeks 31 januari 2018 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, voorhanden heeft gehad:
- een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Walther, en/of
- munitie van categorie III, te weten 8, in elk geval een aantal, patronen;
feit 4
hij op of omstreeks 31 januari 2018 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad 7 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Team Ondermijning Limburg, met proces-verbaalnummer LBRAA17034, inclusief twee aanvullingen op het eindproces-verbaal, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1638.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 31 januari 2018 op de pagina’s 721-723 en de kennisgeving van inbeslagneming op de pagina’s 729 en 730.
3.Proces-verbaal relaterende een onderzoek aan een pistool en munitie d.d. 20 maart 2018 op de pagina’s 749-753.
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 31 januari 2018 op de pagina’s 721-723 en de kennisgeving van inbeslagneming op pagina 731.
5.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs’ d.d. 26 februari 2018 met zaaknummer 2018.02.08.090 (aanvraag 004) op pagina 758 in combinatie met het proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 27 maart 2018 op de pagina’s 742 en 743.