ECLI:NL:RBLIM:2019:5260

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
03/659401-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk vervaardigen en aanwezig hebben van amfetamine en voorbereidingshandelingen op grond van de Opiumwet

Op 22 november 2017 vond een politie-inval plaats in een loods te Velden, waar een in werking zijnde inrichting voor de productie van amfetamine en BMK werd aangetroffen. De verdachte, die de loods verhuurde, was op de hoogte van de drugslaboratoriumactiviteiten. Hij werd op heterdaad aangehouden met een gasmasker en handschoenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet altijd gezamenlijk met anderen, een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de productie van amfetamine, wat hem als medepleger kwalificeert. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de productie en voorbereidingshandelingen bewezen, mede op basis van zijn verklaringen en de aangetroffen bewijsmiddelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659401-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H. van der Ende, advocate kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 mei 2019. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 23 mei 2019 is het onderzoek op de zitting formeel gesloten.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld, met een andere strafzaak tegen de verdachte met parketnummer 03/661028-19.
Verder is de zaak gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten:
  • [medeverdachte 1] met parketnummer 03/659400-17;
  • [medeverdachte 2] met parketnummer 03/659407-17;
  • [medeverdachte 3] met parketnummer 03/659045-18;
  • [medeverdachte 4] met parketnummer 03/659046-18;
  • [medeverdachte 6] met parketnummer 03/702540-18.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met anderen amfetamine heeft geproduceerd en/of aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van, handel in en/of uitvoer van MDMA en/of amfetamine.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Een korte inleiding
Op 22 november 2017 deed de politie een inval in een loods op het adres [adres] te Velden. Hierbij werd een in werking zijnde inrichting voor de productie van BMK en amfetamine aangetroffen. In deze loods waren drie personen aanwezig. Een van deze personen lukte het om aan de politie te ontkomen. De twee anderen werden op heterdaad aangehouden. Uiteindelijk heeft de officier van justitie zes personen vervolgd voor de strafrechtelijke betrokkenheid bij dit zogenoemde drugslaboratorium, onder wie de verdachte.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde bewezen, gelet op het feit dat:
  • de verdachte op 22 november 2017, terwijl het productieproces in werking was, met een masker op in de loods aanwezig was en het niet aannemelijk is dat hij geen bijdrage heeft gehad in de productie;
  • bij de verdachte bovendien handschoenen zijn aangetroffen die hij niet nodig zou hebben gehad als hij in de loods alleen maar had rondgekeken;
  • het in de wereld van de productie van synthetische drugs vrijwel uitgesloten is dat een buitenstaander zou worden binnengelaten in een werkend drugslaboratorium zonder een bijdrage te leveren aan het productieproces;
  • verdachtes aandeel in het geheel zo groot is geweest dat die rol aangemerkt moet worden als de rol van medepleger.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde bewezen, gelet op het feit dat:
  • de verdachte wist dat er een amfetaminelaboratorium was gevestigd in de hem toebehorende loods bij zijn woning;
  • de verdachte dit besef had, dan wel heeft gekregen, gedurende de periode waarin de loods ter beschikking werd gesteld aan de feitelijke daders en hij deze situatie niet heeft beëindigd;
  • verdachtes aandeel in het geheel zo groot is geweest dat die rol aangemerkt moet worden als de rol van medepleger.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van dit feit. Hiertoe heeft de raadsvrouw in de eerste plaats aangevoerd dat van een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake is geweest en het medeplegen van het produceren van amfetamine en het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine dan ook niet kan worden bewezen. In de tweede plaats heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook het (alleen) plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine niet kan worden bewezen, omdat de loods niet bij de verdachte in gebruik was en hij geen beschikkingsmacht meer had over de loods.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft medegepleegd, heeft de raadsvrouw het volgende naar voren gebracht.
a. De verbouwing van de loods, waarin de verdachte een aandeel heeft gehad, had niet tot doel om deze om te bouwen tot een drugslaboratorium voor zover hij toen wist. Hiermee heeft hij dan ook geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de productie van amfetamine. Bovendien heeft hij de verbouwing niet zelf gefinancierd.
De verdachte heeft zijn loods ter beschikking gesteld aan derden, maar hij wist niet dat er een drugslaboratorium zou worden gevestigd. Dat hij zich vervolgens niet heeft gedistantieerd op het moment dat hij dit wel wist, levert geen wezenlijke bijdrage op die nodig is voor het bewijs van medeplegen.
De verdachte is een paar keer in het drugslaboratorium geweest, maar heeft er geen handelingen verricht. Met dit passief aanwezig zijn heeft hij geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de productie van amfetamine. Het dragen van een gasmasker is geen omstandigheid om een actieve rol van de verdachte te veronderstellen.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft primair verzocht om de verdachte vrij te spreken van dit feit. Hiertoe heeft de raadsvrouw in de eerste plaats verwezen naar hetgeen zij onder feit 1 ten aanzien van het medeplegen naar voren heeft gebracht. In de tweede plaats heeft zij aangevoerd dat geen sprake is geweest van een machtsrelatie tussen de verdachte en de in de loods aanwezige stoffen. Hierbij heeft zij verwezen naar hetgeen zij onder feit 1 ten aanzien van het aanwezig hebben naar voren heeft gebracht. In de derde plaats heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dubbele opzet ontbreekt ten aanzien van het ter beschikking stellen van de loods: het zich niet weten te distantiëren is iets anders dan het opzettelijk gelegenheid verschaffen tot het plegen van een misdrijf.
Subsidiair - indien ‘de medeplichtigheid’ kan worden bewezen - heeft de verdediging gesteld dat dit voor hooguit twee weken geldt.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1] [2]
3.4.1
De bewijsmiddelen I
Aantreffen drugslaboratorium
Op 8 november 2017 hebben de verbalisanten L134 en L133 een inkijk gedaan in de loods en op het perceel van [adres] te Velden, gemeente Venlo. Zij namen in de loods geen activiteit waar. Wel zagen zij in de loods in een grote ruimte, voorzien van een stalen deur aan de voorzijde en een houten deur aan de zijkant:
- een metalen blauwkleurig vat;
  • plastic emmers, kleur wit;
  • een doos met opschrift 3200LM en Aqua-Promo+ 3200 lm 36 w;
  • een plastic emmer, kleur zwart;
  • een metalen blauwkleurig vat met opschrift;
  • meerdere gasflessen propaan;
  • meerdere zwarte afsluitdeksels van grote vaten, waarbij de deksels waren voorzien van slangaansluitingen.
Op 22 november 2017 ging verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam als LFO [4] -expert, naar [adres] te Velden. Het perceel [adres] te Velden betrof een vrijstaande woning gelegen op een perceel in het buitengebied van de gemeente Velden. Het pand bestond uit een woonhuis met daaraan geschakeld een garage. Rechts naast de woning lag een omheind terrein met een loods opgetrokken uit isolatieplaten. De loods bestond uit een linker deel van circa 12,93 bij 5,76 meter. In dit deel bevond zich een laboratoriumruimte. Bij het betreden van de laboratoriumruimte rook de verbalisant de hem ambtshalve bekende geur van amfetamineachtige stoffen. Hij zag dat in de ruimte damp hing die zuur rook.
Nadat de laboratoriumruimte voldoende was geventileerd, zag de verbalisant dat hier onder andere diverse tonnen en jerrycans stonden. Daarnaast zag hij tien kunststof vaten, zogenoemde klemdekselvaten, met een inhoudsmaat van 200 liter die gebruikt waren als reactievat. Hij zag dat nog drie van deze vaten waren gevuld, twee volledig en één voor ongeveer de helft. Met de warmtebeeldcamera zag de verbalisant dat de vloeistof in deze vaten een temperatuur had van circa 30 graden Celsius. Naast deze reactievaten zag hij vijf jerrycans staan met een bruine vloeistof. Hij zag met de warmtebeeldcamera dat de inhoud van deze jerrycans eveneens een temperatuur had van 30 graden Celsius. De verbalisant zag dat tegen de linker zijwand van de laboratoriumruimte drie RVS reactieketels stonden die alle waren voorzien van een RVS reflux. [5]
Uiteindelijk zijn in deze laboratoriumruimte aangetroffen (onder meer):
tien reactievaten, klemdekselvaten, inhoudsmaat 200 liter, met gemodificeerde deksel met slang naar gaswasser. Van deze vaten waren er twee geheel en één half gevuld met een waterige zure vloeistof met olieachtige drijflaag (SIN AAIY5714NL, LFO code V-1);
zes jerrycans, inhoudsmaat 25 liter, alle geheel gevuld met een zure donkerbruine olieachtige vloeistof met de geur van BMK (SIN AAIY5715NL, LFO code V-2);
dertien jerrycans, inhoudsmaat 25 liter, alle geheel gevuld met een heldere waterige basische vloeistof met de geur van amfetamine (SIN AAIY5716NL, LFO code V-3);
RVS zelfbouw reactieketel, inhoudsmaat ongeveer 500 liter, met een reflux aangesloten op een kunststof vat, inhoudsmaat 200 liter, met daarin ongeveer 180 liter melkwitte zure vloeistof (PH2). Onder de ketel lagen drie gasbranders die waren aangesloten op een gasfles. In de ketel zat ongeveer 150 liter lichtbruine vloeistof. In de vulopening van deze ketel zat een groene slang die was bevestigd aan een dompelpomp in vat V-7 (SIN AAIY5717NL, LFO code V-4);
RVS zelfbouw reactieketel, inhoudsmaat ongeveer 500 liter, met een reflux aangesloten op een kunststof vat, inhoudsmaat 200 liter, met daarin ongeveer 180 liter melkwitte zure vloeistof (PH1). Onder de ketel lagen drie gasbranders die waren aangesloten op een gasfles. In de ketel zat ongeveer 330 liter bruine vloeistof (SIN AAIY5718NL, LFO code V-5); [6]
een klemdekselvat, inhoudsmaat 200 liter, met daarin ongeveer 120 liter bruine olieachtige vloeistof met de geur van BMK. In het vat stond een dompelpomp aangesloten op de elektriciteit met een slang die vanaf de dompelpomp naar de vulopening van V-4 liep (SIN AAIY5721NL [7] , LFO code V-7);
zes jerrycans met opschrift ‘1e fase’, inhoudsmaat 20 liter, alle geheel gevuld met een bruine olieachtige vloeistof (SIN AAIY5722NL, LFO code V-8);
32 zakken met per zak ongeveer 25 kg harsachtige brokken (SIN AAIY5725NL, LFO code V-15) [8] ;
een opslaghokje met onder andere een jerrycan, inhoudsmaat vijf liter, etiket methanol, met daarin ongeveer vier liter heldere neutrale vloeistof (SIN AAIY5726NL, LFO code V-17);
elf jerrycans met Pools etiket, inhoudsmaat 30 liter, alle geheel gevuld met een heldere zure vloeistof, een kunststof dopvat met opschrift ‘Miren’, inhoudsmaat 200 liter, met daarin ongeveer 50 liter heldere zure vloeistof met de geur van mierenzuur (SIN AAIY5727NL, LFO code V-19);
vier jerrycans, inhoudsmaat 20 liter, alle geheel gevuld met een heldere neutrale vloeistof (SIN AAIY5728NL, LFO code V-20);
drie jerrycans met opschrift ‘57’, inhoudsmaat 20 liter, alle geheel gevuld met een bruine olieachtige vloeistof (SIN AAIY5729NL, LFO code V-22);
52 jerrycans met opschrift op dop ‘F’, inhoudsmaat 20 liter, alle geheel gevuld met een heldere lijvige zure vloeistof (SIN AAIY5730NL, LFO code V-23) [9] ;
een kunststof dopvat met etiket ‘formamide’, inhoudsmaat 200 liter, verzegeld, geheel gevuld met een heldere neutrale vloeistof (SIN AAIY5731NL, LFO code V-24);
een jerrycan, inhoudsmaat 20 liter, met daarin ongeveer 10 liter heldere lijvige zure vloeistof (SIN AAIY5732NL, LFO code V-26);
34 zakken met Pools etiket Caustic soda, inhoudsmaat 25 kg, waarvan 33 geheel gevuld en één met ongeveer 10 kg, met daarin witte vlokken (SIN AAIY5733NL, LFO code V-27) [10] ;
een klemdekselvat, inhoudsmaat 120 liter, met daarin ongeveer 15 liter heldere basische vloeistof (SIN AAIY5735NL, LFO code V-35) [11] ;
twee zwarte kunststof bakken met daarin onder andere de onderkant van een opengesneden jerrycan met daarin restanten (totaal ongeveer 2,7 gram) wit-/crèmekleurig poeder, geur amfetamine (SIN AAIY5723NL, LFO code V-12) [12] ;
drie centrifuges, alle aan de binnenzijde vervuild met crèmekleurig poeder, geur amfetamine; onder de uitloop van de linker centrifuge stond de onderzijde van een jerrycan, vervuild met ongeveer 2,3 gram crèmekleurig poeder, geur amfetamine (SIN AAIY5734NL LFO code V-30) [13] .
Aan bovenstaande materialen (stoffen/vloeistoffen) is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek verricht. Hieronder volgt het resultaat van dit onderzoek [14] :
Letteraanduiding
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
a.
AAIY5714NL (V-1)
Monster bruine olieachtige resten op een gele vloeistof
Bevat BMK op een sterk zure waterige vloeistof (p. 270)
b.
AAIY5715NL (V-2)
Monster bruine olieachtige vloeistof
Bevat BMK (p. 270)
c.
AAIY5716NL (V-3)
Monster roze vloeistof
Bevat amfetamine in methanol (p. 270)
d.
AAIY5717NL (V-4)
Monster gele vloeistof
Bevat BMK en
N-formylamfetamine in een zwak zure vloeistof (p. 270)
e.
AAIY5718NL (V-5)
Monster bruine vloeistof
Bevat BMK en een lage concentratie
N-formylamfetamine in een zwak zure vloeistof (p. 270)
f.
AAIY5721NL (V-7)
Monster bruine olieachtige vloeistof
Bevat BMK (p. 271)
g.
AAIY5722NL (V-8)
Monster bruine olieachtige vloeistof
Bevat
N-formylamfetamine (p. 271)
h.
AAIY5725NL (V-15)
Monster oranje brokken
Bevat vermoedelijk een zout van ‘BMK-glycidezuur’ (p. 271)
i.
AAIY5726NL (V-17)
Monster kleurloze vloeistof
Bevat methanol (conform etiket) (p. 271)
j.
AAIY5727NL (V-19)
Monster kleurloze vloeistof
Bevat mierenzuur (p. 271)
k.
AAIY5728NL (V-20)
Monster kleurloze vloeistof
Bevat methanol (p. 271)
l.
AAIY5729NL (V-22)
Monster gele olieachtige vloeistof
Bevat
N-formylamfetamine (p. 271)
m.
AAIY5730NL (V-23)
Monster kleurloze vloeistof
Bevat fosforzuur (p. 272)
n.
AAIY5731NL (V-24)
Monster kleurloze vloeistof
Bevat formamide (p. 272)
o.
AAIY5732NL (V-26)
Monster lichtgele vloeistof
Bevat (verdund) zwavelzuur (p. 272)
p.
AAIY5733NL (V-27)
Monster witte brokjes
Bevat natriumhydroxide (conform etiket) (p. 272)
q.
AAIY5735NL (V-35)
Monster kleurloze vloeistof met gele olieachtige resten
Bevat amfetamine in een zwak alkalische waterige vloeistof (p. 272)
r.
AAIY5723NL
(V-12)
Circa 2,7 gram crèmekleurig poeder
Bevat amfetaminesulfaat (p. 271)
s.
AAIY5734NL
(V-30)
Circa 2,3 gram crèmekleurig poeder
Bevat amfetaminesulfaat (p. 272)
Het Nederlands Forensisch Instituut komt tot de volgende conclusie:
In het onderzoeksmateriaal is amfetamine, BMK en zwavelzuur aangetoond.
Een groot deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckart-methode.
Een deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan de vervaardiging van BMK. [15]
De LFO heeft de in de loods aangetroffen situatie als volgt geïnterpreteerd:
De loods was ingericht voor de grootschalige omzetting van pre-precursoren (in casu zeer waarschijnlijk een zout van BMK-glycidezuur) in BMK en de grootschalige productie (of deel van de productie) van amfetamine middels de Leuckart-synthese.
Zeer waarschijnlijk werd in de tien reactievaten het BMK-glycidezuur (nog circa 875 kg aanwezig) met behulp van fosforzuur (nog circa 1040 liter aanwezig) omgezet in BMK (circa 473 liter aangetroffen). Het reactiemengsel werd verwarmd middels elektrische verwarmingsdekens.
Vervolgens werd de BMK met formamide (nog circa 200 liter aanwezig en vermoedelijk al circa 2600 liter verwerkt - dit gebaseerd op de lege verpakkingen van formamide) en mierenzuur (nog circa 380 liter aanwezig en circa 180 liter verwerkt - dit gebaseerd op de lege verpakkingen mierenzuur) in de drie RVS reactieketels met reflux omgezet in
N-formylamfetamine (circa 70 liter aangetroffen).
Hierna kan de
N-formylamfetamine met behulp van zoutzuur (niet ter plaatse aangetroffen) worden omgezet in amfetamine-olie. Deze nog zure amfetamine-olie kan vervolgens in loogvaten (V-35) met behulp van een oplossing van caustic soda in water (nog circa 835 kg aanwezig) worden omgezet in amfetamine-base.
Vervolgens kan deze amfetamine-base met behulp van methanol (80 liter aanwezig) en zwavelzuur (nog circa 10 liter aanwezig) worden omgezet in amfetaminesulfaat. Na een eerste scheiding van de amfetaminesulfaat van de overgebleven vloeistoffen kan de nog natte amfetaminesulfaat verder worden afgescheiden met behulp van centrifuges (V-30). Hierna blijft pasteuze amfetamine, ook wel amfetaminepasta genoemd, over. [16]
3.4.2
De bijzondere bewijsoverweging I
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 22 november 2017 in een loods op het perceel [adres] te Velden een in werking zijnde inrichting is aangetroffen bestemd en geschikt voor de vervaardiging van BMK, alsmede voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode. Op 8 november 2017 was deze inrichting nog niet in werking. Dit blijkt uit de inkijkoperatie van die datum.
In deze loods zijn onder meer de volgende stoffen aangetroffen: BMK, amfetamine,
N‑formylamfetamine, methanol, mierenzuur, fosforzuur, formamide, zwavelzuur, caustic soda en amfetaminesulfaat. De rechtbank stelt vast dat dit allemaal stoffen zijn die voor de productie van BMK en amfetamine noodzakelijk zijn.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte bij de aangetroffen inrichting is betrokken, in die zin dat hij (samen met anderen) amfetamine heeft geproduceerd en/of aanwezig heeft gehad en/of dat hij (samen met anderen) voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met het oog op de productie van, de handel in en/of de uitvoer van amfetamine.
3.4.3
De bewijsmiddelen II
De betrokkenheid van de verdachte, [verdachte]
Op 22 november 2017 te 23:15 uur maakte verbalisant AOT-Zuid 311 deel uit van de aanhoudings- en ondersteuningseenheid (AOE) die optrad onder leiding van AOT Zuid 207 en was belast met de aanhouding van onbekende personen die op dat moment in een loods gelegen op het perceel [adres] te Velden (vermoedelijk) doende waren met de productie van middelen genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Verbalisant AOT-Zuid 311 hoorde dat de AOE overging tot actie om de productieloods te betreden. Kort hierop zag hij twee hem onbekende personen rennen uit de richting van de productieloods door de poort de achtertuin in. Hij maakte zich luidkeels kenbaar als politie en riep dat ze moesten blijven staan en zo niet, dat hij zou schieten. Een van de personen, NN2, dook weg achter een zwembad. De andere persoon, NN1, rende weg door de achtertuin richting de omheining.
Even later ging de verbalisant naar het zwembad waar hij NN2 achter had zien wegduiken. Achter het zwembad zag hij een persoon liggen met naast hem een gasmasker. Deze persoon is aangehouden. NN2 bleek te zijn genaamd: [verdachte] . [17]
Op 23 november 2017 werd door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , als forensisch onderzoekers, forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met het vervaardigen van harddrugs in perceel [adres] (de rechtbank begrijpt: [adres] ) te Velden. Het onderzoek werd verricht in de woning (vrijstaand) van [verdachte] . Aan de rechterzijde van de woning bevond zich een loods.
De verbalisanten zagen en roken dat in de loods een amfetaminelaboratorium aanwezig was.
Aangetroffen werden onder meer:
- in de achtertuin aan de rechterzijde van het zwembad: een halfgelaatmasker, merk North (SIN van biologisch spoor AAKA9807NL), en twee handschoenen; [18]
- in de woning op het aanrechtblok naast de kookplaat: een iPhone (AAKA9802NL). [19]
Op 29 december 2017 is door verbalisant [verbalisant 4] wangslijmvlies afgenomen van voornoemde [verdachte] . [20] Het afgenomen celmateriaal is door verbalisant [verbalisant 5] inbeslaggenomen, waarna het op de voorgeschreven wijze is verpakt en is voorzien van een identiteitszegel (identiteitsnummer RABK5723NL). [21] Vervolgens is een deskundige benoemd en is opdracht gegeven van het celmateriaal een DNA-profiel vast te stellen, op te nemen in de DNA-databank en te vergelijken met de profielen uit het in dit onderzoek veiliggesteld sporenmateriaal [22] , meer in het bijzonder met de profielen afkomstig van de halfgelaatmaskers, waaronder dat met SIN-nummer AAKA9807NL. [23]
Uit vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat het biologisch spoor op het halfgelaatmasker met SIN AAKA9807NL het DNA-profiel van een man bevat en dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] . De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard voor niet verwante personen. [24]
De iPhone (AAKA9802NL) is op forensische wijze uitgelezen. Hiervan is een rapport opgesteld. De opgeslagen data zijn door verbalisant [verbalisant 6] onderzocht. Uit de internethistorie blijkt dat in de periode voorafgaande aan 23 november 2017 37 keer diverse sites zijn bezocht van artikelen waarin melding wordt gemaakt van het ‘oprollen van drugslaboratoria’ en soortgelijke artikelen. [25] Deze sites zijn bezocht op 13 en 14 november 2017. [26]
De verdachte [verdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres] te Velden. Dat is een vrijstaande woning en daar ben ik eigenaar van. Ook de loods is mijn eigendom. [27] De loods heb ik verhuurd. [28] Bij de verhuur waren verschillende mensen betrokken. Aan de verbouwing van de verhuurde ruimte werkten verschillende personen mee, onder wie de [medeverdachte 2] en ik. De betalingen van de verbouwing werden contant aan mij betaald. In de herfstvakantie hebben we verbouwd. De verbouwing duurde een paar dagen. [29] Ik heb de stroom aangelegd en ik heb meegeholpen met de wandpanelen buiten en binnen. [30] Daarnaast heb ik de afvoerpunten erin gemaakt. De afvoerbuizen van de wand liepen naar de afvoerpunten in de grond en waren aangesloten op het openbaar riool. [31]
Vanaf het begin van de verbouwing tot het einde heb ik onder meer de volgende informatie meegekregen van de andere betrokkenen:
  • Ze haalden methanol bij Lanaken in België.
  • Via [medeverdachte 2] weet ik dat ze spullen haalden in Tiel op het industrieterrein, blijkbaar voor de productie van drugs.
  • De vrouw van een van de betrokkenen werkte in een growshop waar ze alle materialen, afzuiging en dergelijke haalden.
  • [medeverdachte 2] zei dat ze nog een andere plek hadden waar ze de olie schoonmaakten.
  • Via [medeverdachte 2] weet ik dat ze regio Rotterdam, Helmond, Eindhoven de olie (drugs) schoonmaakten.
  • Een van de betrokkenen heeft gezegd: wie mij verraadt schiet ik af, dan heb je een probleem, krijg je problemen.
  • Een van de andere betrokkenen zei hetzelfde.
  • De [naam winkel 1] in Blerick is een overdrachtspunt. Daar kreeg ik bijvoorbeeld mijn geld voor de verlichting voor de ruimte.
Die eerste tweede week van november (de rechtbank begrijpt: de tweede week van november 2017) kwam ik erachter wat daar gebeurde. Hier kwam ik achter door de onbekende geur die naar buiten kwam vanuit de verhuurde ruimte. [33]
Later zeiden enkele betrokkenen, onder wie [medeverdachte 2] , tegen mij dat ze olie aan het maken waren. Dit was in de eerste twee weken van november. [34]
Als zij er waren ging ik weleens kijken en de [medeverdachte 2] heeft mij uitleg gegeven hoe het werkte. [medeverdachte 2] zei dat het voor synthetische drugsolie was. Ik kreeg een rondleiding en uitleg bij de goederen. Via de blauwe met witte deksels vaten hadden zij er spullen ingedaan, een poeder en een vloeistof dat een kookproces zou vormen. Om die vaten werden dekens gedaan. Dat kookproces had een aantal uren gestaan en na afkoeling werden de vaten afgeschept. De olie daaruit werd in de ijzeren ketels gekookt met een toevoeging. Er werd verteld dat het een tijd in de ketels bleef zitten en na het kookproces in blauwe vaten werd gedaan, dat weer een kookproces had en het erna weer in andere vaten werd gedaan. Van hieruit zou het eindproduct amfetamine-olie zijn. Die amfetamine-olie zou dan weer op een andere plek worden schoongemaakt. [35]
Die woensdagavond (de rechtbank begrijpt: woensdagavond 22 november 2017) toen ik die geur weer rook heb ik een masker gepakt en ben naar binnen gegaan. [36] Ik was een klein half uur binnen. Ik wist dat oude en [medeverdachte 1] bezig waren met afscheppen en leegpompen. [37]
3.4.4
De bijzondere bewijsoverweging II
Op grond van de verklaring van de verdachte stelt de rechtbank vast dat:
  • de verdachte zijn loods, waarin het zogenoemde BMK- en amfetaminelaboratorium is aangetroffen, aan een ander of anderen heeft verhuurd;
  • deze loods tijdens de herfstvakantie van 2017 - deze was in de laatste helft van de maand oktober 2017 - is verbouwd;
  • de verdachte tijdens de verbouwing van de loods van de andere betrokkenen allerlei informatie heeft gekregen op grond waarvan hij wist dat in de loods drugsgerelateerde activiteiten zouden gaan plaatshebben;
  • de verdachte ook zelf essentiële verbouwactiviteiten heeft verricht;
  • de verdachte door een of meer van de andere betrokkenen op de hoogte is gebracht van het productieproces dat na 8 november 2017 plaatshad in de loods;
  • de verdachte tijdens het productieproces meermalen in de loods is geweest;
  • de verdachte op 22 november 2017 voor de inval door de politie in ieder geval een half uurtje in de loods is geweest.
Dat de verdachte op de hoogte was van het drugslaboratorium in zijn loods vindt voorts steun in de internethistorie van zijn telefoon, waaruit blijkt dat hij ruim een week voor de inval door de politie in twee dagen tijd 37 keer heeft gezocht naar berichten over het oprollen van drugslaboratoria.
Verder stelt de rechtbank, op grond van de andere bewijsmiddelen, vast dat de verdachte heeft proberen te vluchten toen de politie op 22 november 2017 een inval deed in de loods. Ten tijde van deze vlucht droeg hij een halfgelaatmasker en handschoenen, die hij vervolgens heeft af- respectievelijk uitgedaan. Deze zijn bij zijn aanhouding naast hem aangetroffen. Uit de aanwezigheid van de verdachte in de loods, waarbij hij een halfgelaatmasker én handschoenen droeg, leidt de rechtbank af dat de verdachte in ieder geval op 22 november 2017 ook zelf werkzaamheden heeft verricht met het oog op de productie van BMK.
Zoals uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen blijkt, heeft [verdachte] verklaard over de betrokkenheid van twee personen, genaamd [voornaam verdachten] . Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] met de benaming ‘ [medeverdachte 2] ’ heeft geduid op [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] te Eindhoven en met de benaming ‘ [medeverdachte 1] ’ op [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 1] te Eindhoven. De rechtbank zal ‘ [medeverdachte 2] ’ ook aanduiden als [medeverdachte 2] ( [X] ).
3.4.5
De bewijsmiddelen III
De (verdere) betrokkenheid van een ander, medeverdachte [medeverdachte 2] (geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] )
Op 25 november 2017 toonde verbalisant [verbalisant 7] aan [verdachte] een foto van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] . De verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hoorden dat [verdachte] zei dat dit de persoon was die was weggerend op die bewuste avond. [38] Later heeft [verdachte] verklaard dat de oude [medeverdachte 2] van 1969 is en dat deze [medeverdachte 2] de aanvoerder, het aanspreekpunt, de contactpersoon was [39] .
De verklaring van [verdachte] over de betrokkenheid van [medeverdachte 2] ( [X] ) vindt steun in de volgende bewijsmiddelen:
A.
Op 19 oktober 2017 omstreeks 13:37 uur zag verbalisant L160 dat een bestelauto van het merk/type Peugeot Partner met het kenteken [kenteken] het terrein opreed van de [naam winkel 2] te Sittard en op het parkeerterrein geparkeerd werd. Vervolgens zag hij dat twee mannen uit deze Peugeot stapten. De bestuurder herkende hij als [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] te Eindhoven.
Omstreeks 13:38 uur zag verbalisant L108 dat [medeverdachte 2] ( [X] ) en een andere man de [naam winkel 2] binnen gingen en schroeven kochten.
Vervolgens zag verbalisant L108, omstreeks 13:43 uur, dat [medeverdachte 2] ( [X] ) en de andere man in de Peugeot stapten en vertrokken.
Diezelfde dag, omstreeks 14:41 uur, zag verbalisant L115 dat de Peugeot met het kenteken [kenteken] over [adres] te Velden reed en even tot stilstand kwam ter hoogte van [adres] te Velden. Vervolgens reed de auto het bosgebied in. [40]
Op 24 oktober 2017 omstreeks 13:53 uur zag verbalisant L110 dat de Peugeot Partner met het kenteken [kenteken] over de [straatnaam] te Venlo reed. Hij herkende de bestuurder, tevens enige inzittende van de auto, als [medeverdachte 2] ( [X] ).
Omstreeks 13:56 uur zag verbalisant L160 dat deze Peugeot reed over [adres] te Velden. Hij zag dat de Peugeot in het bosgebied rondreed. [41]
B.
Zoals hierboven is overwogen zag verbalisant AOT-Zuid 311 op 22 november 2017 twee hem onbekende personen rennen uit de richting van de productieloods door de poort de achtertuin in. De persoon, NN1, rende weg door de achtertuin richting de omheining. Uiteindelijk schoot de verbalisant met een shotgun, geladen met zogenoemde beanbags, van achteren driemaal op NN1. Na het eerste schot hoorde hij NN1 luidkeels ‘Auw’ roepen. NN1 rende verder en verdween uit het zicht. De verbalisant staakte de achtervolging van NN1. [42]
Op 29 november 2017 werd [medeverdachte 2] ( [X] ) buiten heterdaad aangehouden. [43] Op 30 november 2017 vond een forensisch geneeskundig onderzoek plaats van deze [medeverdachte 2] . De forensisch geneeskundige constateerde dat aan de buitenzijde van het linker bovenbeen een semi circulair samengesteld, iets gezwollen letsel, zichtbaar was met een totale diameter van zesenhalve centimeter. Het letsel bestond uit drie samengestelde concentrische cirkels. Het centrum was tweeënhalve centimeter bij drieënhalve centimeter en bestond uit deels ontstoken, deels afgestorven weefsel. Het letsel had in algemene zin kenmerken die passen bij een projectielinslag of zéér hevig botsend geweld met een stomp voorwerp met kenmerken zoals een projectiel, bijvoorbeeld een steen. [44]
C.
Op 23 november 2017 werd door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , als forensisch onderzoekers, forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met het vervaardigen van harddrugs in perceel [adres] (de rechtbank begrijpt: [adres] ) te Velden. Het onderzoek is verricht in de woning (vrijstaand) van [verdachte] . Aan de rechterzijde van de woning bevond zich een loods.
De verbalisanten zagen en roken dat in de loods een amfetaminelaboratorium aanwezig was.
Op een tafeltje in de loods werd aangetroffen een halfgelaatmasker, merk North (SIN van biologisch spoor AAKA9799NL). [45]
Van het halfgelaatmasker (SIN AAKA9799NL) is een DNA-profiel gegenereerd dat is vergeleken met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] ( [X] ), van wie sinds 26 april 2013 een DNA-profiel is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank strafzaken. [46]
Uit vergelijkend DNA-onderzoek is gebleken dat het biologisch spoor op het halfgelaatmasker met SIN AAKA9799NL het DNA-mengprofiel bevat dat afkomstig is van celmateriaal van twee donoren, van wie zeker één man. [medeverdachte 1] ( [X] ) en een onbekende persoon zijn de mogelijke donoren van het celmateriaal. De matchkans met een willekeurig persoon is kleiner dan één op één miljard. [47]
D.
Op 23 november 2017 stond in de vaste garage van de woning [adres] te Velden een voertuig van het merk/type Peugeot Partner met kenteken [kenteken] geparkeerd. Het voertuig werd tactisch doorzocht. Op de bestuurdersstoel werd een heuptas aangetroffen met daarin een Nederlands rijbewijs op naam van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] te Eindhoven. [48]
3.4.6
De bijzondere bewijsoverweging III
Op grond van onder meer de resultaten van de observaties stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] ( [X] ) op 19 en 24 oktober 2017 met de Peugeot Partner met kenteken [kenteken] op het adres [adres] te Velden is geweest. Dit biedt steun aan de verklaring van [verdachte] dat deze [medeverdachte 2] in die periode betrokken was bij het verbouwen van de loods.
Op grond van (de combinatie van) het volgende bewijs stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] ( [X] ) op 22 november 2017 in de loods op het adres [adres] te Velden werkzaam is geweest:
  • [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] ( [X] ) toen in de loods werkzaam was.
  • De onbekende persoon die op 22 november 2017 heeft kunnen vluchten, is kennelijk geraakt toen de politie met zogenoemde beanbags op hem heeft geschoten. Bij [medeverdachte 2] ( [X] ) is één week nadien letsel geconstateerd dat bij een schotwond met een beanbag past (en bij weinig anders).
  • Op 23 november 2017 is in de betreffende loods een halfgelaatmasker aangetroffen met daarop DNA-materiaal van [medeverdachte 2] ( [X] ).
  • De Peugeot Partner met het kenteken [kenteken] , die [medeverdachte 2] ( [X] ) heeft bestuurd op 19 en 24 oktober 2017, is op 23 november 2017 aangetroffen in de vaste garage behorende bij de woning [adres] te Velden. Op de bestuurdersstoel werd een heuptas aangetroffen met daarin een Nederlands rijbewijs op naam van [medeverdachte 2] ( [X] ).
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en -overwegingen is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [verdachte] heeft verklaard over de rol van [medeverdachte 2] ( [X] ) voldoende steun vindt in de andere bewijsmiddelen. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat [medeverdachte 2] een coördinerende én uitvoerende rol heeft gehad bij het opzetten en exploiteren van het amfetamine- en BMK-laboratorium.
3.4.7
De bewijsmiddelen IV
De (verdere) betrokkenheid van een ander, medeverdachte [medeverdachte 1] (geboren op [geboortegegevens medeverdachte 1] )
Op 22 november 2017 te 23:15 uur is een man aangehouden in de omheinde tuin, behorende bij [adres] te Velden. Voordat deze man werd aangehouden zag verbalisant AOT Zuid 207 hem in de loods staan. Deze loods was ingericht als drugslab. De verbalisant sommeerde de man dat hij uit het lab moest komen. [49] Deze man verklaarde [medeverdachte 1] te heten. [50] Later gaf hij zijn personalia op: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 1] te Eindhoven. [51] De rechtbank zal hem ook aanduiden als [medeverdachte 1] ( [X] ).
[medeverdachte 1] ( [X] ) heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben maar twee keer bij de woning van [verdachte] op [adres] te Velden geweest. De eerste keer was in het laatst van oktober (de rechtbank begrijpt: 2017). De tweede keer is geweest toen ik ben opgepakt, op 22 november (de rechtbank begrijpt: 2017). De eerste dag heb ik enkel uitleg gekregen over wat ik zou moeten doen. Ik heb toen geen handelingen verricht daar die dag. De tweede dag heb ik spullen in een ketel gedaan, gelet op de temperatuur van de ketels en moest ik ervoor zorgen dat peuken, maskers en handschoenen werden opgeruimd. Hiertoe moest ik alles in zakken gooien. In ieder geval was [verdachte] naast mij. [52]
3.4.8
De bijzondere bewijsoverweging IV
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] ( [X] ) eind oktober 2017 in de betreffende loods is geweest en toen uitleg heeft gekregen over bepaalde werkzaamheden. Uit andere bewijsmiddelen blijkt dat er eind oktober 2017 in de loods nog geen in werking zijnde inrichting was. Het lijkt erop dat op dat moment nog verbouwingswerkzaamheden plaatsvonden. Het staat geenszins vast welke goederen, ten behoeve van de latere inrichting, toen in de loods aanwezig waren.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] ( [X] ) zich op 22 november 2017 met anderen heeft bezig gehouden met de productie van BMK en hiertoe de in de loods aangetroffen goederen aanwezig heeft gehad.
3.4.9
De bijzondere bewijsoverweging V, over de verdachte
De vraag die de rechtbank ten slotte dient te beantwoorden is of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken en/of aanwezig hebben van amfetamine (feit 1) en van het plegen van voorbereidingshandelingen met het oog op het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of amfetamine (feit 2).
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank over de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af:
De verdachte heeft zijn loods verhuurd en heeft zich niet gedistantieerd op het moment dat hij wist dat anderen zich in deze loods zouden gaan bezighouden met de productie van BMK en amfetamine.
De verdachte heeft in de voorbereiding essentiële verbouwwerkzaamheden verricht aan de loods, terwijl hij wist waarvoor de loods zou worden gebruikt.
Tijdens het productieproces van BMK en/of amfetamine is de verdachte verschillende keren in de loods geweest.
De verdachte is goed in staat om de fases van het gehele productieproces uit te leggen.
De verdachte heeft op 22 november 2017 actief meegeholpen met de productie van BMK.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders is komen vast te staan. Hoewel niet telkens sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
De bewijsverweren van de verdediging op dit punt worden dan ook weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Overigens acht de rechtbank niet bewezen dat de voorbereidingshandelingen ook zagen op de uitvoer van amfetamine. Waar het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren een vanzelfsprekend gevolg zijn van de productie van een grote hoeveelheid amfetamine, geldt dit niet ook direct voor de uitvoer ervan.
Evenmin acht de rechtbank bewezen dat de voorbereidingshandelingen zagen op strafbare feiten met betrekking tot MDMA.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
in de periode van 9 november 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] , gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervaardigd en bereid en aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 19 oktober 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] /Velden, gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
zich of anderen middelen tot die feiten heeft trachten te verschaffen door in voornoemde periode een hoeveelheid BMK te produceren
en
een aantal stoffen voorhanden heeft gehad, (waaronder onder meer)
- circa 25 liter BMK op een sterk waterige vloeistof en
- circa 150 liter BMK en
- circa 325 liter amfetamine in methanol en
- circa 150 liter BMK en
N-formylamfetamine in zwak zure vloeistof en
- circa 330 liter BMK en een lage concentratie
N-formylamfetamine in een zwak zure vloeistof en
- circa 120 liter BMK en
- circa 120 liter
N-formylamfetamine en
- circa 800 kilogram brokken vermoedelijk zout van BMK-glycidezuur en
- circa 4 liter methanol en
- circa 380 liter mierenzuur en
- circa 80 liter methanol en
- circa 60 liter
N-formylamfetamine en
- circa 1040 liter fosforzuur en
- circa 200 liter formamide en
- circa 10 liter (verdund) zwavelzuur en
- circa 835 kilogram caustic soda en
- circa 15 liter amfetamine in zwak alkalische waterige vloeistof,
waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
en
zich of anderen gelegenheid en/of middelen tot het plegen van die feiten heeft trachten te verschaffen immers heeft hij, verdachte toen en daar (in die periode) opzettelijk het perceel en een loods gelegen aan [adres] te [adres] /Velden, daartoe ter beschikking gesteld.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
in eendaadse samenloop gepleegd
feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat uit de over de verdachte beschikbare informatie het beeld naar voren komt van een man die niet goed kan overzien waar hij mee bezig is en aan wie de feiten in mindere mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank kan zich niet vinden in de conclusie van de verdediging over de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het feit dat de verdachte in 2014 is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking brengt niet mee dat de bewezenverklaarde feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het lijkt er juist op dat de verdachte bepaalde keuzes ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de strafbare feiten welbewust heeft gemaakt en daarbij zich heeft laten leiden door geldelijk gewin.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
Enerzijds heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat:
  • sprake is van strafbare feiten die ernstig maatschappelijk verstorend zijn;
  • de productie van synthetische drugs - in dit geval amfetamine - op alle fronten leidt tot buitengewoon onwenselijke situaties, zoals: het zonder enige waarborg vervoeren van chemicaliën, de opslag van chemicaliën met gevaar voor de omwonenden en de producenten zelf, het lozen van chemisch afval en het gebruik van amfetamine dat verslavend is en schadelijk voor de volksgezondheid;
  • deze feiten zich afspelen in een criminele omgeving, waarbij het gaat om veel geld en waarbij de betrokkenen ver gaan om hun belangen te behartigen. Geweld wordt niet geschuwd;
  • in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anderzijds heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte vanwege zijn persoonlijke omstandigheden een uitzondering vormt op de regel dat alleen kan worden gereageerd met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Die omstandigheden vragen volgens de officier van justitie om een reactie op maat.
Gelet hierop heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in geval van een strafoplegging, te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee of drie jaar en een werkstraf. Hiertoe heeft de raadsvrouw gewezen op:
  • de duur van het voorarrest van de verdachte;
  • het feit dat hij meer dan een jaar lang in een intensieve schorsing heeft gelopen en dat hij gedurende deze periode aan zichzelf heeft gewerkt;
  • het hierboven vermelde verweer dat de feiten slechts in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend;
  • de proceshouding van de verdachte;
  • het beperkte strafblad van de verdachte;
  • het belang dat de huidige interventies doorlopen;
  • het feit dat de verdachte zijn woning en baan zal kwijtraken als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd (van een langere duur dan zijn voorarrest).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd met het oog op de productie van en de handel in amfetamine. Hiertoe heeft hij samen met anderen BMK geproduceerd, stoffen voor de productie van amfetamine voorhanden gehad en zijn loods ter beschikking gesteld. Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen daadwerkelijk in zijn loods amfetamine geproduceerd.
Voorbereidingshandelingen voor de productie van en handel in amfetamine en de daadwerkelijke productie van amfetamine zijn zeer ernstige strafbare feiten die de volksgezondheid in ernstig gevaar brengen. In de eerste plaats brengen de opslag van chemicaliën en de uiteindelijke productie van synthetische drugs grote gevaren met zich mee. Zo bestaat er gevaar voor andere personen door brand, ontploffing of het vrijkomen van giftige stoffen. Daarnaast leveren deze feiten ernstig gevaar op voor het milieu. Veelal wordt het chemische afval van een amfetaminelaboratorium gedumpt in de natuur. In dit geval werd het afval afgevoerd via het riool. Bovendien leveren deze harddrugs voor gebruikers ernstige gezondheidsrisico’s op. Ten slotte gaat de productie van en de handel in harddrugs gepaard met diverse vormen van criminaliteit. Hieruit blijkt dat deze criminaliteit een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in de regel voor het exploiteren van een amfetaminelaboratorium uitgangspunt is dat een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd dient te worden. Deze gevangenisstraf dient hoger uit te vallen als de rol van de verdachte in het geheel of bijvoorbeeld zijn strafblad hiertoe aanleiding geeft.
Nu de verdachte in deze zaak geen leidinggevende rol heeft gehad en hij niet eerder is veroordeeld voor betrokkenheid bij harddrugs, ziet de rechtbank geen reden om een hogere gevangenisstraf op te leggen. In de langdurige schorsing van het voorarrest van de verdachte, waarbij hij zich aan strenge voorwaarden heeft moeten houden, ziet de rechtbank wel reden om een gedeelte van de gevangenisstraf, groot zes maanden, voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank spreekt de hoop uit dat dit voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de verdachte ervan zal weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk gedeelte dat langer is dan het voorarrest, ertoe zal leiden dat de verdachte zijn huis en baan kwijtraakt. Bovendien, zo heeft de verdachte verklaard, brengt dit mee dat hij zijn dochter voor een langere tijd niet zal zien.
De rechtbank beseft dat een gevangenisstraf ingrijpende en erg vervelende gevolgen kan hebben voor de verdachte. Deze zijn echter te wijten aan de keuzes die de verdachte zelf heeft gemaakt. Gelet op de ernst van de feiten kan eenvoudigweg niet worden volstaan met een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk gedeelte van kortere duur.

7.Het beslag

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen geldbedragen van € 155,- en € 6,20 aan de verdachte dienen te worden teruggegeven. De rechtbank zal dan ook de teruggave hiervan gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.5 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte:
  • een geldbedrag van € 155,-;
  • een geldbedrag van € 6,20.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.M.M. Gijselaers, voorzitter, mr. R. Verkijk en mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2019.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk en mr. G.L.A.M. van Doveren zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] , gemeente Venlo, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid amfetamine, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 19 oktober 2017 tot en met 22 november 2017 te [adres] /Velden, gemeente Venlo, in elk geval binnen het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/ hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen tot dat feit / die feiten heeft trachten te verschaffen door in/binnen voornoemde periode een hoeveelheid BMK te produceren,
EN/OF,
een aantal voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, (waaronder onder meer)
- circa 25 liter BMK op een sterk waterige vloeistof, en/of
- circa 150 liter BMK, en/of
- circa 325 liter amfetamine in methanol, en/of
- circa 150 liter BMK en N-formylamfetamine in zwak zure vloeistof, en/of
- circa 330 liter BMK en een lage concentratie N-formylamfetamine in een zwak zure vloeistof, en/of
- circa 120 liter BMK, en/of
- circa 120 liter N-formylamfetamine, en/of
- circa 825 kilogram brokken vermoedelijk zout van BMK-glycidezuur, en/of
- circa 4 liter metanol, en/of
- circa 380 liter mierenzuur, en/of
- circa 80 liter methanol, en/of
- circa 60 liter N-formylamfetamine, en/of
- circa 1040 liter fosforzuur, en/of
- circa 200 liter formamide, en/of
- circa 10 liter (verdund) zwavelzuur, en/of
- circa 835 kilogram caustic soda, en/of
- circa 15 liter amfetamine in zwak alkalische waterige vloeistof,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die goederen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
EN/OF,
zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft trachten te verschaffen immers heeft hij, verdachte toen en daar (in die periode) opzettelijk
- het pand en/of het perceel en/of een loods en/of bijbehorende aanhorigheden gelegen aan [adres] te [adres] /Velden, daartoe ter beschikking gesteld.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Team Ondermijning Limburg, met proces-verbaalnummer LBRAA17034, inclusief twee aanvullingen op het eindproces-verbaal, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 1638.
2.Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
3.Proces-verbaal inkijk loods [adres] te [adres] d.d. 11 december 2017 op de pagina’s 113 en 114.
4.LFO: Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen.
5.Proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen d.d. 21 december 2017 op de pagina’s 217 en 218.
6.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 212.
7.Op pagina 213 abusievelijk aangeduid met AAIY5712NL.
8.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 213.
9.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 214.
10.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 215.
11.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 216.
12.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 213.
13.Een zogenoemde LFO-lijst (met BVH nr: PL2300-2017166290) met aangetroffen goederen, als bijlage bij een kennisgeving van inbeslagneming, op pagina 215.
14.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres] te Velden, 22 november 2017’ d.d. 16 januari 2018 met zaaknummer 2017.12.05.184, aanvraagnummer 001, op de pagina’s 269-272.
15.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres] te Velden, 22 november 2017’ d.d. 16 januari 2018 met zaaknummer 2017.12.05.184, aanvraagnummer 001, op pagina 272.
16.Proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen d.d. 21 december 2017 op de pagina’s 223 en 224.
17.AOT proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017 op de pagina’s 133 en 134.
18.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 20 maart 2018 op de pagina’s 280, 281 en 283.
19.Proces-verbaal onderzoek beslag d.d. 4 januari 2018 op de pagina’s 338 en 339.
20.Proces-verbaal Afname DNA celmateriaal door opsporingsambtenaar d.d. 29 december 2017 op pagina 305.
21.Proces-verbaal Waarnemer afname celmateriaal d.d. 29 december 2017 op pagina 306.
22.Brief van de officier van justitie d.d. 6 februari 2018 aan TMFI – DNalysis op pagina 298.
23.Aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 30 januari 2018 op de pagina’s 317-319 in combinatie met de brief van de officier van justitie d.d. 6 februari 2018 aan TMFI – DNalysis op pagina 320.
24.Deskundigenrapport Forensisch DNA-onderzoek d.d. 12 maart 2018, zaaknummer TMFI 2018.02.08.001 op pagina 328.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2017 op pagina 378.
26.Extraction report ‘Web History (37)’ op de pagina’s 381-385.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 25 november 2017 op de pagina’s 473 en 476.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 december 2017 op pagina 488.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 505.
30.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 506.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2018 op pagina 530.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 508.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 506.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 507.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2018 op pagina 530.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 507.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 januari 2018 op pagina 530.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017 op pagina 481.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 januari 2018 op pagina 507.
40.Proces-verbaal van observatie d.d. 26 oktober 2017 op de pagina’s 51 en 52.
41.Proces-verbaal van observatie d.d. 26 oktober 2017 op de pagina’s 54 en 55.
42.AOT proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2017 op de pagina’s 133 en 134.
43.Proces-verbaal aanhouding d.d. 29 november 2017 op pagina 600.
44.Verklaring naar aanleiding van forensisch geneeskundig onderzoek met betrekking tot [medeverdachte 2] , geboren op [geboortegegevens medeverdachte 2] , door L.J.H. van Hooren, forensisch geneeskundige, GGD Zuid Limburg, op de pagina’s 137 en 138.
45.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 20 maart 2018 op de pagina’s 280, 281 en 283.
46.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige d.d. 30 januari 2018 op de pagina’s 317-319 in combinatie met de brief van de officier van justitie aan TMFI – DNalysis d.d. 6 februari 2018 op pagina 320.
47.Deskundigenrapport Forensisch DNA-onderzoek d.d. 12 maart 2018, zaaknummer TMFI 2018.02.08.001 op pagina 328.
48.Proces-verbaal Onderzoek (inbeslaggenomen) goederen in garage/Peugeot Partner d.d. 12 december 2017 op pagina 398.
49.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 23 november 2017 op de pagina’s 538 en 539.
50.Proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding d.d. 23 november 2017 op pagina 544.
51.Proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling van [medeverdachte 2] d.d. 23 november 2017 op pagina 551.
52.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] ( [X] ) d.d. 27 maart 2018 op de pagina’s 593 en 594.