ECLI:NL:RBLIM:2019:526

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
22 januari 2019
Zaaknummer
03/661034-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met dwangverpleging voor mishandeling en brandstichting in de TBS-kliniek

Op 23 januari 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment gedetineerd was in Vught. De verdachte werd bijgestaan door mr. W. Boonstra. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 oktober 2018 en 9 januari 2019. De tenlastelegging omvatte mishandeling van [slachtoffer 1] en brandstichting in de TBS-kliniek De Rooyse Wissel. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van getuigenverklaringen en bekennende verklaringen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waaronder een autisme spectrum stoornis en een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De officier van justitie vorderde TBS met dwangverpleging, wat de verdediging betwistte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen en dat behandeling noodzakelijk is. De rechtbank legde de maatregel van TBS met dwangverpleging op, zonder tijdsbeperking, en overwoog dat de verdachte in een kliniek in het noorden van het land geplaatst zal worden, dichter bij zijn familie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661034-18
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 januari 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
thans gedetineerd in Vught PPC te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16 oktober 2018 en 9 januari 2019. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld door te schoppen, te slaan en te krabben;
Feit 2:brand heeft gesticht in de TBS-kliniek De Rooyse Wissel.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 bewezen. Daarbij heeft de officier van justitie gewezen op de aangiftes, de getuigenverklaringen en de bekennende verklaringen van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Dit oordeel is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen [1]
Feit 1:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting d.d. 9 januari 2019 en het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , namens FPC De Rooyse Wissel en [slachtoffer 1] [3] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [4] en ter terechtzitting d.d. 9 januari 2019, het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , namens FPC De Rooyse Wissel [5] , en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] [6] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 5 september 2017 te Oostrum, gemeente Venray [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze te schoppen (met schoenen met stalen neuzen) en te slaan en te krabben in het gezicht en op het voorhoofd;
2.
op 30 oktober 2017 te Oostrum, gemeente Venray in een afzonderingsruimte in de TBS-kliniek De Rooyse Wissel opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (uit een aansteker) in aanraking te brengen met een matras en met linnengoed en met beddengoed en met een handdoek en met kleding, ten gevolge waarvan die spullen en die ruimte geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en terwijl daarvan gemeen gevaar voor die afzonderingsruimte en de inventaris daarvan en de wanden en deuren en plafonds daarvan, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
mishandeling
T.a.v. feit 2:
opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater [naam 1] heeft omtrent de geestvermogens van verdachte op 26 november 2018 een rapportage uitgebracht. De deskundige geeft hierin aan dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat er sprake is van een autisme spectrum stoornis en van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Tevens is sprake van een stoornis in gebruik van alcohol en diverse andere middelen, in remissie in een gereguleerde omgeving. Daarnaast is er sprake van antisociale trekken. De autisme spectrum stoornis en de verstandelijke ontwikkelingsstoornis en de antisociale trekken waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes van verdachte en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat zij daaruit mede kunnen worden verklaard. De deskundige heeft verder aangegeven dat het motief van verdachte boosheid en frustratie was naar aanleiding van een begrenzing in het contact door een persoon van wie hij afhankelijk was. In beide situaties werd hem duidelijk gemaakt dat hij in afzondering zou blijven dan wel zou gaan. In die situaties werd van hem verwacht dat hij zijn eigen eisen, ideeën, behoeften opzij zou zetten en dat hij zou schakelen naar de positie van de ander, om te begrijpen waarom hij begrensd zou gaan worden dan wel begrensd werd. Verdachte ervoer onbegrip en voelde zich dusdanig gefrustreerd dat hij zijn toevlucht nam tot een hem bekende coping strategie, namelijk destructie en aanval. De deskundige adviseert om de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
De psycholoog [naam 2] heeft omtrent de geestvermogens van verdachte op 21 november 2018 een rapportage uitgebracht. De deskundige geeft hierin aan dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat er sprake is van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die overwegend tot uiting komt in een stoornis in het autistisch spectrum van een ernst die substantiële ondersteuning noodzakelijk maakt. Daarnaast is er sprake van een aantasting van het neurocognitief functioneren die zich vooral uit in de achteruitgang in de verwerking van informatie waarschijnlijk ten gevolge van langdurig gebruik van middelen, in het bijzonder amfetamine. Er is dan ook sprake van stoornissen in het gebruik van amfetamine, cannabis en alcohol, die in gecontroleerde omstandigheden in remissie zijn. De autisme spectrum stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes van verdachte en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat zij daaruit mede kunnen worden verklaard. In beide gevallen werd verdachte gefrustreerd in een context waarin al sprake was van een (dreigende) beperking van zijn gedragsmogelijkheden. Hij verbond en ervoer de frustratie als een frustratie van zijn grootste en obsessieve verlangen naar [naam 3] . Dit verlangen is existentieel van aard binnen dynamiek van verdachtes stoornis. De frustratie heeft in beide gevallen geleid tot acting-out. In het eerste ten laste gelegde feit in de vorm van geweld en in het tweede in de vorm van aansteken van goederen. Verdachte handelde in beide gevallen impuls gestuurd. Hij mist in hoge mate het vermogen om als hij spanning ervaart de impulsieve handeling tijdig te onderbreken en zijn gedrag bij te sturen. De deskundige adviseert om de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
De deskundigen komen niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) met dwangverpleging. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en het gegeven dat hij verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte via het kader van een rechterlijke machtiging in de de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (verder: de Wet Bopz) te plaatsen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht, mocht de rechtbank aan verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging opleggen, daarbij aan te geven dat verdachte in een kliniek in het noorden van het land zal worden geplaatst, dicht bij zijn familie, zoals Hoeve Boschoord of FPC dr. S van Mesdag-kliniek.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf en/of maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zijn persoonlijke begeleider van de TBS-kliniek waar hij op dat moment voor een in tijd beperkte TBS-maatregel met bevel tot verpleging verbleef, mishandeld door hem (met veiligheidsschoenen met stalen neuzen) te schoppen en te slaan. Toen het slachtoffer verdachte in bedwang probeerde te krijgen, werd hij gekrabd. Verdachte heeft het slachtoffer naar eigen zeggen aangevallen, omdat hij boos en gefrustreerd was omdat hij opnieuw in de afzonderingsruimte werd geplaatst. Het slachtoffer heeft ten gevolge van de mishandeling door verdachte letsel opgelopen.
Enkele weken later stak verdachte de matras en bijbehorende linnen, handdoeken en kleding in de afzonderingsruimte waar hij tijdelijk verbleef in brand, waardoor ernstige schade is ontstaan aan het hele interieur. Verdachte wilde daarmee naar eigen zeggen afdwingen dat hij naar het noorden van het land, waar hij vandaan komt, zou worden overgeplaatst. Door brand te stichten heeft verdachte zichzelf, de medewerkers en de medebewoners ernstig in gevaar gebracht. Door de hoge vlammen en fikse rookontwikkeling zijn de medebewoners geëvacueerd. Verdachte had de deur gebarricadeerd met het bed, waardoor niemand kon binnenkomen. Door het adequaat ingrijpen van de medewerkers van de kliniek heeft hij de ruimte nog op tijd kunnen verlaten.
Uit de rapporten van de geraadpleegde deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van een combinatie van ernstige en complexe psychiatrische problematiek, versterkt door een stoornis in het gebruik van middelen die vanwege de plek waar verdachte verblijft in remissie is. Deze complexe problematiek is tot dusver onbehandelbaar gebleken. Verdachte heeft vooral controle en begrenzing nodig om hem tegen zichzelf en anderen tegen hem te beschermen. Zodra hij aan zichzelf wordt overgelaten, bepaalt zijn geocentrische binnenwereld zijn gedrag. Vanwege zijn snel oplopende spanning, zijn impulsiviteit en zijn voorspelbaarheid kan delictgedrag volgens de deskundigen snel optreden. Zonder externe controle, begeleiding en behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in de bewezenverklaarde feiten onveranderd of gaan een eigen leven leiden. Het recidiverisico op een geweldsdelict is hoog en het risico op brandstichting matig. De deskundigen stellen dat enkel een langdurige controle, begeleiding en behandeling noodzakelijk is om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen en te behouden. Een ambulante interventie volstaat niet. Verdachte heeft een hoog beveiligingsniveau nodig. De deskundigen adviseren tevens om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Door een voortgezet verblijf in een beveiligde forensisch psychiatrische instelling kan het risico worden beperkt en kan zeer geleidelijk worden toegewerkt naar een aanvaardbaar management van de risico’s. Een interventie in het kader van de Wet Bopz wordt ontoereikend geacht.
Gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de inhoud van de Pro Justitia rapporten en de problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen, en dat behandeling noodzakelijk en vereist is om herhaling van een geweldsdelict te voorkomen. Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen, om de problematiek van de verdachte zoveel mogelijk te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank dan ook van oordeel dat alleen kan worden volstaan met de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan. De bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van deze feiten bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en zal daarom aan verdachte de maatregel van TBS opleggen. De rechtbank overweegt hierbij dat deze maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de maatregel niet in tijd is beperkt. Tot slot geeft de rechtbank in overweging mee dat de verdachte in een TBS-kliniek in het noorden van het land, dichter bij zijn familie, zal worden geplaatst.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 300 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. F.L.G. Geisel en mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2019.
Buiten staat
Mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 september 2017 te Oostrum, gemeente Venray [slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze te schoppen (met schoenen met stalen neuzen) en/of te slaan en/of te krabben in het gezicht en/of op het voorhoofd;
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2017 te Oostrum, gemeente Venray in een afzonderingsruimte in de TBS-kliniek De Rooyse Wissel opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur (uit een aansteker) in aanraking te brengen met een matras en/of met linnengoed en/of met beddengoed en/of met een handdoek en/of met kleding, in elk geval met (een) brandbare stof(fen)/voorwerp(en), ten gevolge waarvan die spullen en die ruimte geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en terwijl daarvan gemeen gevaar voor die afzonderingsruimte en/of de inventaris daarvan en/of de wanden en/of deuren en/of plafonds daarvan, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661034-18
Proces-verbaal van de openbare zitting van 23 januari 2019 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
thans gedetineerd in Vught PPC te Vught.
Raadsman is mr. W. Boonstra, advocaat, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zittingzaal aanwezig. Ter terechtzitting van 9 januari 2019 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar de doorlopende paginanummering in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venray/Gennep opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2018029423, d.d. 26 februari 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 62 (feit 2), alsmede de daarbij behorende bijlagen, almede in het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venray/Gennep opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2017167856 (feit 1).
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 februari 2018, p. 34-39.
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , namens FPC De Rooyse Wissel en [slachtoffer 1] d.d. 16 november 2017, p. 53-55.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 februari 2018, p. 34-39.
5.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , namens FPC De Rooyse Wissel, d.d. 6 november 2017, p. 18-20.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 30 januari 2018, p. 27-30.