ECLI:NL:RBLIM:2019:5192

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
03/142159-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Maastricht

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door mr. P.R. van de Water. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 21 mei 2019, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. De officier van justitie vorderde vrijspraak wegens onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage, terwijl de verdediging hetzelfde standpunt innam.

De rechtbank oordeelde echter anders. Na een melding van een verbalisant en een netmeting op 11 juli 2017, werd een hennepkwekerij aangetroffen met 639 hennepplanten in een woning te Heel. De verdachte was eigenaar van de woning en er werd vastgesteld dat de stroomvoorziening illegaal werd afgenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzet had op de hennepplanten en de diefstal van elektriciteit, ondanks dat hij zich op zijn zwijgrecht beriep. De rechtbank achtte het medeplegen van hennepteelt en de diefstal van elektriciteit bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de maatschappelijke overlast die de hennepteelt met zich meebrengt. De verdachte had eerder al veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet. Daarnaast werd de benadeelde partij, Enexis B.V., gedeeltelijk in het gelijk gesteld en werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding van € 4.390,67, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/142159-18
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon of verblijfplaats in Nederland.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.R. van de Water, advocaat kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 mei 2019. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met anderen:
Feit 1: 639 hennepplanten heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad op 11 juli 2017;
Feit 2: elektriciteit heeft gestolen in de periode van 4 oktober 2016 tot en met 11 juli 2017.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, omdat er onvoldoende bewijs is voor enige betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat de verdachte betrokken was bij de hennepplantage of hier wetenschap van had en heeft dientengevolge vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt tot een ander oordeel.
Feiten en omstandigheden
Naar aanleiding van een melding van een verbalisant en een netmeting is op 11 juli 2017 een onderzoek ingesteld op het adres [adres] te Heel. In de woning blijkt zich een in werking zijnde hennepkwekerij te bevinden. Verdeeld over vijf kweekruimtes worden in totaal 639 planten aangetroffen, die gemiddeld tussen de 110 en 90 centimeter hoog zijn. Op grond van hun kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, hebben de verbalisanten vastgesteld dat het om hennepplanten gaat.
Omdat het telen van hennep vaak gepaard gaat met de diefstal van stroom, is een fraude-inspecteur van Enexis ter plaatse gekomen om de stroomvoorziening te onderzoeken. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Er bleek een illegale aansluiting aan de bovenzijde van de zekeringen aangesloten te zijn. [2] Hiervoor moesten de zegels verbroken worden. Enexis heeft aangifte gedaan van diefstal van stroom. [3]
Er staan blijkens controle in de gemeentelijke basisadministratie geen personen op het voornoemd adres ingeschreven. Uit foto’s van de woning blijkt dat de woning niet voor normaal woongebruik was ingericht. Er waren slechts twee Spartaans ingerichte slaapplekken aanwezig. [4] De woning lijkt dus vooral gefunctioneerd te hebben als hennepkwekerij en blijkt eigendom te zijn van de verdachte sinds 25 juli 2016. Ook is er post aangetroffen op naam van de verdachte afkomstig van een bank, een hypotheekverstrekker en een energieleverancier. [5]
De betrokkenheid van de verdachte
Ten aanzien van de verdenkingen heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen en tijdens de terechtzitting is hij niet verschenen. Dat is verdachte’s goed recht, maar dit brengt wel mee dat de rechtbank het uitblijven van een redelijke verklaring mee zal wegen bij de beoordeling van het overige bewijs.
Het is vaste jurisprudentie dat de eigenaar/bewoner van een woning bekend mag worden verondersteld met (en dus geacht wordt opzet te hebben op) al hetgeen zich in zijn woning bevindt. Aldus kan gesteld worden dat de verdachte opzet had op het aanwezig hebben van de hennepplanten, behoudens feiten en omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt. Dergelijke feiten en omstandigheden heeft de verdachte niet gesteld noch is de rechtbank hiervan gebleken. Datzelfde geldt voor het telen van de hennepplanten en de diefstal van stroom. Door de verdachte is namelijk niets gesteld over de betrokkenheid van derden bij de hennepplantage in zijn woning, dus mag de rechtbank ervan uitgaan dat de verdachte ook opzet had op en verantwoordelijk was voor de teelt van de hennepplanten in zijn woning en de diefstal van stroom. Het dossier bevat wel aanwijzingen dat de verdachte de dagelijkse verzorging van de hennepplanten aan anderen overliet. Voorafgaand aan het binnentreden zijn namelijk twee personen de woning ontvlucht. Deze personen van Chinese afkomst zijn aangemerkt als verdachten en hebben verklaard dat zij illegaal in Nederland verblijven. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij sinds 10 dagen in de woning verbleef en in ruil voor een slaapplek en eten de hennepplanten water gaf. [6] Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij sinds de avond ervoor onderdak in de woning had gekregen en dat hij door een persoon bedrogen is om mee te gaan om te werken. [7] Gelet op de hiervoor genoemde inrichting van de woning en de twee aangetroffen slaapplekken, acht de rechtbank aannemelijk dat deze twee personen in de woning mochten verblijven, maar niet de eigenaren van de plantage zijn. Dat eigendom dicht de rechtbank zoals hiervoor gemotiveerd aan de verdachte toe.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] , acht de rechtbank wel bewezen dat de verdachte in ieder geval samen met [medeverdachte 1] de planten heeft geteeld, waardoor het strafverzwarende bestanddeel medeplegen bewezen is. [medeverdachte 1] heeft namelijk verklaard dat hij de planten water gaf en dat is volgens vaste jurisprudentie te kwalificeren als een materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het telen van de planten.
Ten aanzien van de tenlastegelegde pleegperiode van feit 2 overweegt de rechtbank dat de aangetroffen teelt negen a tien weken oud wordt geschat en dat er indicatoren zijn aangetroffen die duiden op minimaal één eerdere oogst [8] . Een logische gevolgtrekking daaruit is dat de diefstal van stroom ook ten tijde van de tot die eerdere oogst leidende teelt heeft plaatsgevonden. Een kweekcyclus wordt doorgaans op tien weken gesteld, inclusief één week inrichten en één week oogsten. Dit is vaste jurisprudentie en de rechtbank verwijst hierbij ook naar de uitgave ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht; standaardberekening en normen, update 1 juni 2016’ van het Functioneel Parket Afpakken. De rechtbank acht daarom bewezen dat de diefstal van stroom in ieder geval is gepleegd in een periode van twintig weken, te weten de periode van 21 februari 2017 tot en met 11 juli 2017.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 11 juli 2017 te Heel, gemeente Maasgouw tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] 639 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 21 februari 2017 tot en met 11 juli 2017, te Heel in de gemeente Maasgouw, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen elektrische energie, toebehorende aan Enexis, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van de verzegeling;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel
2.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen straf gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte verdient straf voor het telen van 639 hennepplanten en de diefstal van stroom.
De ernst van de feiten wordt (mede) bepaald door de maatschappelijke overlast van de in Limburg welig tierende hennepteelt. Zo gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit. Daarnaast is er sprake van gezondheidsrisico’s voor individuele gebruikers en bestaat er vaak gevaar voor de omgeving door ondeugdelijke constructies om stroom af te tappen.
Van deze risico’s trekt de verdachte zich kennelijk weinig aan.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt namelijk dat hij al twee keer veroordeeld is voor overtreding van de Opiumwet met betrekking tot hennep. Hij is beide keren (mede) tot voorwaardelijke gevangenisstraffen veroordeeld en de daaraan gekoppelde proeftijden lopen nog. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het stadium van een gecombineerde voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, conform de oriëntatiepunten voor straftoemeting, inmiddels is gepasseerd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank meer passend en wel voor de duur van vier maanden.
Bij haar oordeel heeft de rechtbank nog acht geslagen op het feit dat de verdachte in de tussentijd ook voor andere strafbare feiten is berecht, zoals witwassen en verduistering. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht verplicht de rechtbank ertoe zich af te vragen welke straf de verdachte zou hebben gekregen indien de zaken gelijktijdig aan de rechter zouden zijn voorgelegd. De rechtbank is met inachtneming van die verplichting tot voormelde straf gekomen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis B.V. vordert een schadevergoeding van € 8.035,16 ter zake van feit 2.
Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
- illegaal afgenomen elektriciteit € 7.288,95
- administratiekosten € 371,21
- uurtarief fraude-inspecteur € 375,00
7.2
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in haar vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van stroom.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de diefstal van stroom in de periode van 21 februari 2017 tot en met 11 juli 2017 bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal onder andere ten aanzien van dat feit een straf opgelegd krijgen. De kostenpost illegaal afgenomen elektriciteit is door Enexis berekend over drie voorgaande teelten (begroot op drie keer negen weken) en de aangetroffen teelt (eveneens begroot op negen weken). Die periodes tezamen passen echter niet binnen de bewezenverklaarde periode, terwijl alleen de kosten die rechtstreeks als schade voortvloeien uit (de periode van) het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit vergoed kunnen worden. Om deze redenen zal zij de kostenpost illegaal afgenomen energie en netwerkkosten elektriciteit, voor zover deze zien op meer dan de aangetroffen teelt plus één voorgaande teelt, afwijzen.
De overige gevorderde kosten zijn niet variabel en komen onverminderd voor toewijzing in aanmerking, nu deze onderbouwd zijn en niet door de verdediging zijn betwist.
De rechtbank wijst, gelet op het vorenstaande, de volgende kostenposten toe:
Illegaal afgenomen energie: € 3.644,46
Administratiekosten: € 371,21
Kosten fraude-inspecteur:
€ 375,00 +
€ 4.390,67
De rechtbank wijst aldus een bedrag van € 4.390,67 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening en wijst de vordering voor het meerdere af.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
gevangenisstraf van 4 maanden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis BV, gevestigd te 's Hertogenbosch, gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, Enexis BV, van € 4.390,67, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 53 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 11 juli 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. M. Driever, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2019.
Buiten staat
Mr. A.M Schutte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2017 te Heel, gemeente Maasgouw tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 639, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode 04 oktober 2016 tot en met 11 juli 2017, Heel in de gemeente Maasgouw, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning heeft weggenomen elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s), zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de verzegeling.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Basisteam Echt, proces-verbaalnummer PL2300-2017111997, gesloten d.d. 15 november 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 205.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 september 2017, pagina’s 13 tot en met 15.
3.De aangifte door Enexis B.V. d.d. 5 september 2017, pagina’s 82 tot en met 85.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2017, pagina’s 148 en 149 en het bijgevoegde fotoboek, pagina’s 150 tot en met 199.
5.Foto’s op pagina 197, 198 en 199.
6.Verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2017, pagina 32.
7.Verklaring van de verdachte [medeverdachte 2] d.d. 11 juli 2017, pagina 47.
8.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 13 september 2017, pagina’s 109 tot en met 117.