4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 3 en 5 (vervoer/bezit 100 liter amfetaminebase en 10 liter amfetamineolie)
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten onder 3 en 5 ten laste gelegd heeft begaan. De rechtbank overweegt daarover het navolgende.
Overweging feit 3 (zaaksdossier 2)
Uit het strafdossier is af te leiden dat verdachte een voertuig heeft gehuurd voor een chemicaliëntransport vanuit Luik in de ochtend van 21 januari 2014. Het voertuig werd bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] en de lading werd door [medeverdachte 2] tussen 14.30 en 14.50 uur afgeleverd in Raamsdonksveer. Diezelfde dag, rond 15.45 uur, wordt [medeverdachte 2] met het door verdachte gehuurde voertuig gezien in Hedel terwijl hij, [medeverdachte 2] , vijf bigshoppers in het voertuig laadt. De bigshoppers zijn rond 18.00 uur die dag opgehaald door medeverdachte [medeverdachte 1] , tevens broer van verdachte. Met hulp van [medeverdachte 1] zijn de bighoppers terecht gekomen in de kelderbox van diens woning. In de nacht van 22 op 23 januari 2014 heeft de politie een inkijk verricht in de bewuste kelderbox, waarbij onder meer vijf bighoppers in beslag zijn genomen met in totaal 100 liter amfetaminebase.
Uit afgetapte telecommunicatie komt naar voren dat verdachte na de inbeslagname die nacht is gebeld door zijn broer [medeverdachte 1] , wat verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd. Hij heeft verklaard dat hij door zijn broer in paniek werd gebeld en dat hij daarop naar diens woning is gegaan om te bemiddelen. Over het sturen van [medeverdachte 2] naar Hedel heeft verdachte verklaard uitsluitend zijn telefoon uitgeleend te hebben aan [medeverdachte 1] , die een chauffeur nodig had. Naar eigen zeggen heeft verdachte niets te maken met het transport van de vijf bigshoppers.
Hoewel het strafdossier aanwijzingen bevat voor enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit, zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om wettig en overtuigend te kunnen concluderen dat verdachte mededader is geweest van het transport vanuit Hedel. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Overweging feit 5 (zaaksdossier 5)
Uit het strafdossier is af te leiden dat tijdens een doorzoeking op 3 juni 2014 een jerrycan met 10 liter amfetamineolie is aangetroffen in een pand gelegen aan de [adres 2] te Venlo, waar het bedrijf van verdachte is gevestigd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard regelmatig gebruik te maken van het pand. Hij wist echter niet van de aanwezigheid van de jerrycan. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte 1] tegenover de rechter‑commissaris verklaard de jerrycan in de loods te hebben geplaatst zonder medeweten van zijn broer, zijnde verdachte.
De rechtbank ziet in het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de wetenschap aan de zijde van verdachte van de aanwezigheid van amfetamineolie in zijn loods. De verklaringen van verdachte en zijn broer hieromtrent acht de rechtbank niet geheel onaannemelijk en het dossier bevat onvoldoende omstandigheden waaruit het tegendeel blijkt of aanwijzingen daartoe. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Feiten 1, 2 en 4 (voorbereidingshandelingen, overtreding Wvmc en criminele organisatie)
Inleiding
De rechtbank overweegt vooraf dat uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat in de tenlastegelegde periode bij de firma [naam bedrijf 1] te Luik (België) chemicaliën zijn geleverd op naam van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). Volgens de verklaring van de heer [naam eigenaar] , eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf 1] , en zijn werknemer [naam werknemer] plaatste verdachte bestellingen voor chemicaliën op naam van [naam bedrijf 2] . Ondanks dat de data op de facturen en historielijsten van [naam bedrijf 1] mogelijk niet altijd overeenkomen met de datum van levering van de chemicaliën, gaat de rechtbank wel uit van de juistheid van deze administratie voor zover hieruit blijkt welke stoffen op naam van [naam bedrijf 2] zijn besteld en geleverd.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het zou kunnen dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van mij is.Ik ben daar in Luik geweest. Ik heb daar die vaten met chemicaliën getild. [medeverdachte 2] regelde de ritjes, ik was bijrijder. Je kon goed ruiken dat het om chemische stoffen ging. Het ging om kleine zwarte vaten. Ik werd opgehaald of ik ging naar [medeverdachte 2] en dan stapten we in de bus. Het liefst liet [medeverdachte 2] mij naar Maasbree komen. Ik kreeg 150 euro per ritje en als [medeverdachte 6] erbij was, 75 euro. We zijn alle keren naar hetzelfde bedrijf in Luik geweest. Het waren steeds dezelfde stoffen. [medeverdachte 6] en ik deden het laadwerk, [medeverdachte 2] had het contact met de medewerkers. De etiketten van de vaten moesten er van af. Ik heb alleen contact met [medeverdachte 2] over de ritten. In Luik reden we zo het terrein op. Ik zag diverse borden met waarschuwingen omtrent gevaarlijke stoffen. Ik vermoed dat iemand anders de bus naar de uiteindelijke locaties rijdt, zodat die geheim blijven. Ieder doet een deel zodat niemand alles weet. Ik voerde gesprekken met [medeverdachte 2] , nooit met [verdachte] . Die [verdachte] is schijnbaar de opdrachtgever. Iemand moet de bestellingen van chemicaliën hebben gedaan in België, want het stond altijd klaar. [medeverdachte 2] sms’te. Hij had een zwarte telefoon waarmee hij dit deed. Met een sms inhoudende ‘we zijn er’ wordt in België bij dat bedrijf bedoeld. Als [medeverdachte 2] ‘we’ noemt in een sms, kan dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] zijn of [medeverdachte 2] en ik. Als [medeverdachte 2] stuurt ‘maas door’, dan is dat dat we voorbij Maastricht zijn. Ik heb de kleinste rol, daarna [medeverdachte 2] , dan komt [verdachte] . Ik moest het laden en lossen doen. [medeverdachte 2] heeft namens iemand betaald. Het geld komt van [verdachte] .
Het laatste transport dat ik reed met [medeverdachte 2] was 15 april 2014. [medeverdachte 2] reed altijd, ik deed laden en lossen. Ik weet dat er een transport plaatsvindt als [medeverdachte 2] me belt of aankomt en vraagt of ik meega. Ik rij dan de ochtend met mijn eigen auto naar [medeverdachte 2] , een bus stond dan in Maasbree op een parkeerplaats. [medeverdachte 2] had de sleutels en reed altijd. We gingen dan in de ochtend naar Luik en op het terrein bleef ik in de bus. [medeverdachte 2] gaat dan naar binnen naar het kantoor. Hij heeft me wel eens gezegd dat hij dan ging betalen. Iemand komt met een papiertje en dan kan ik gaan laden. Meestal laadden we zoutzuur in zwarte kannen en laadden we blauwe kannen. Vanaf een pallet werden de kannetjes in de laadruimte van de bus geladen. Ik wist nooit waar we naartoe gingen. [medeverdachte 2] kreeg een bericht waar hij naartoe moest rijden. Meestal net na Maastricht kreeg hij dat. Later werd me duidelijk dat de berichten van [verdachte] kwamen. We moesten vaak staan bij een zanderige parkeerplaats nabij de [naam restaurant] te Nederweert. We gingen naar binnen bij de [naam restaurant] en legden de sleutel op de autoband. De bus was snel weg en als de bus terug was, was hij leeg. [medeverdachte 2] zei dat we weer konden rijden en dan gingen we naar Maasbree naar de parkeerplaats. Ik ging daarna naar huis. Ik werd altijd betaald voor de ritten. Meestal een dag later. De etiketten moesten eraf van [medeverdachte 2] . Er kwam niets van bonnen mee terug.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt:
[medeverdachte 2] deed het woord op het bedrijf. [medeverdachte 2] deed de betalingen, hij moest naar binnen en ik bleef in de bus. [medeverdachte 2] werd daar behandeld als een directeur.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Wat [medeverdachte 3] verklaard heeft zo gebeurde het ook. Ik weet niet waar ze met die busjes heen gaan. Wij kregen de opdracht om naar plaats X te rijden en dan moesten we de bus afgeven en wachten tot de bus weer terug kwam. Ik wist van te voren nooit waar ik naartoe moest. Ik kreeg dat altijd pas op het laatste moment te horen, tussen Luik en Roermond, als we de maas door waren. Ik kreeg het door via sms. De contacten waren tussen [verdachte] en mij. [verdachte] deed de bestellingen bij [naam bedrijf 1] zelf of ik kreeg het door via sms en dan gaf ik het door in Luik. Ik heb altijd met de toestellen gebeld die ik van [verdachte] krijg om bestellingen te doen. We moesten ook wel eens naar België rijden en dan stond de bestelling al klaar. Op naam van [verdachte] werd er besteld. De betalingen kwamen van [verdachte] af. Er werd geladen en een dag later werd betaald. Ik heb ook wel eens betaald in België in opdracht van [verdachte] . Wij volgden alleen maar de opdrachten van [verdachte] op. Mijn rol was gewoon een lul die achter het stuur zit. [verdachte] is [verdachte] . Ik heb soms één of twee keer per maand, soms vijf keer per maand voor [verdachte] gereden. Er zat geen stelselmatigheid in. De ene keer kreeg ik 100 euro en de andere keer 150 euro. Het lag aan de hoeveelheid vracht en of het binnen of buiten Nederland was. [verdachte] betaalde per rit 150 euro, of er nu één of twee mensen in de bus zaten. Ik reed in opdracht van [verdachte] vanaf begin 2013. Vanaf juni/juli is Luik begonnen. Ik bracht chemicaliën van A naar B, die werden door een derde overgenomen waarna ik moest wachten en de bus terug kreeg. Dit is zo doorgegaan totdat de politie kwam. Met een afspraak bij ‘de dokter’ bedoelt [verdachte] de huisartsenpost. Er zaten geen stickers of niks op de bussen, geen papieren. In het begin moest ik de bus gewoon in Venlo neerzetten. [verdachte] bracht me dan naar huis. Vanaf het begin werden de etiketten verwijderd in opdracht van [verdachte] . In België kreeg ik nooit rekeningen mee. Die haalde [verdachte] om de zoveel tijd zelf op.Af en toe kregen we een dichtgeplakte envelop mee van [verdachte] . Het was of een bankenvelop of een plastic zak die dichtgeplakt zat. Als er op een dag gereden werd, dan moest de lading gebracht worden naar een adres. Daar moesten we uit de bus en wachten in de luxe auto van degenen die de bus ophaalden. Op de ene plek zag ik [X] en op de andere plek [Y] . Soms zag ik die gasten ook weer op een andere plaats. [verdachte] is nooit met mij meegegaan in de auto, alleen in het begin naar België.Het kwam ook wel eens voor dat [medeverdachte 3] mij thuis afzette en dan de bus nog ergens ging neerzetten. Ik kreeg dan een sms van [verdachte] dat de bus daar of daarheen moest en dan liet ik dat door [medeverdachte 3] doen. [medeverdachte 3] zou dan ter plekke worden opgevangen. [verdachte] kwam steeds om de twee drie weken met een andere telefoon. Hij had die telefoons al ingesteld. Alleen het nummer van [verdachte] en soms [medeverdachte 1] , als [verdachte] weg was, stonden erin. Je kon met de telefoons alleen sms’en. Als het beltegoed op was moest ik nieuwe halen en dat kreeg ik van [verdachte] terugbetaald. De oude telefoon nam [verdachte] altijd mee terug. [verdachte] had altijd drie of vier telefoons bij zich. In de blauwe kannen die we ophaalden zat aceton of mierenzuur. De zwarte kannen was zoutzuur. Degene die voor de gehuurde voertuigen betaalde was [verdachte] . Ik heb nooit geld betaald, wel bussen opgehaald en gebracht.
Verdachte verklaarde ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb [medeverdachte 2] sms’jes gestuurd met instructies in het kader van de transporten. Het afspreken bij de dokter klopt. Daar gaf ik het door aan [medeverdachte 2] . Het sms’je op 18 februari 2014 in de ochtend naar [medeverdachte 2] is van mij afkomstig. Ik ben wel eens in Luik geweest. Ik heb daar bestellingen gedaan en betalingen verricht. Wat in het strafdossier staat over mijn betrokkenheid bij de transporten van chemicaliën klopt. Ik heb die handelingen gedaan en die sms-berichten gestuurd. Simpel gezegd waren wij het koeriersbedrijf. De afkorting ‘zz’ staat voor zoutzuur, ‘zwz’ is zwavelzuur, ‘meta’ is methanol en ‘ace’ is aceton. Ik neem mijn verantwoordelijkheid voor de chemicaliëntransporten zoals deze in het strafdossier naar voren komen. Het was eenvoudig, naar België rijden en spullen afleveren. Ik wist dat het niet kon waarmee we bezig waren. Het was duidelijk dat het rotzooi was.
Transport A
Op 20 januari 2014 belt NN- [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 2] naar NN- [naam] . Het laatste nummer staat op een onderneming met handelsnaam ‘ [naam bedrijf 3] ’, gevestigd aan [adres 3] te Nederweert, zijnde een autogaragebedrijf.[verdachte] vraagt aan [naam] of hij morgen nog iets vrij heeft voor die jongen om te verhuizen. [naam] zegt dat hij alleen nog een lage korte bus heeft, een Peugeot Boxer. [verdachte] zegt dat ze die morgenvroeg komen pakken.
Verbalisanten L119, L126, L127, L131, L139, L140, L144, L145 en L156 relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 januari 2014 werden de navolgende waarnemingen gedaan. Rond 09.35 uur zien wij dat een Peugeot met kenteken [kenteken 1] en een Ford met kenteken [kenteken 2] het terrein aan [adres 3] te Nederweert verlaten. In de Peugeot zaten twee mannen, te weten NN-1 en [medeverdachte 6] , en in de Ford één man, te weten NN-2. Beide voertuigen passeerden de Nederlandse grens rond 10.28 uur richting Visé, België. Omstreeks 10.45 uur zagen wij dat de voertuigen het terrein van een bedrijf gelegen op de [adres 4] te Luik opreden. Op dit terrein staat een vrachtwagen geparkeerd waarvan de chauffeur sprak met NN-1 en NN-2. Rond 11.32 uur werd gezien dat onder meer NN-1 ongeveer 26 blauwe jerrycans in het laadgedeelte van de Peugeot plaatste. Daarna werd gezien dat onder meer NN-1 ongeveer 41 zwarte vaten inlaadde in de Ford. Voorafgaand werd gezien dat [medeverdachte 6] de witte etiketten van de zwarte jerrycans verwijderde. Daarna zijn er nog circa 25 blauwe vaten in de Ford geladen door [medeverdachte 6] en NN-1. Vanaf 12.36 uur rijden de voertuigen van het terrein af met in de Peugeot NN-1 als bestuurder en [medeverdachte 6] als bijrijder en in de Ford NN-2 als bestuurder. Na een stop rond 13.05 uur vertrekt de Peugeot met NN-2 als bestuurder en de Ford met NN-1 als bestuurder en [medeverdachte 6] als bijrijder. De Ford gaat richting Venlo en de Peugeot richting Eindhoven. Omstreeks 14.32 uur werd gezien dat de Peugeot geparkeerd werd door NN-2 bij de [naam bedrijf 4] in Raamsdonksveer. Een minuut later parkeerde een Volkswagen naast de Peugeot. NN-2 wisselde met de chauffeur van de Volkswagen van voertuig. De onbekende chauffeur reed naar een loods, gelegen achter de woning aan [adres 5] te Raamsdonksveer. Even later werd gezien dat de poort van de loods werd geopend en de Peugeot naar buiten werd gereden. Het voertuig keerde rond 14.48 uur terug naar de [naam bedrijf 4] alwaar de Peugeot weer werd overgedragen aan NN-2.
Het bedrijf [naam bedrijf 1] is gevestigd op het adres [adres 4] te 4000 Luik (België).
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
In het kader van het opsporingsonderzoek genaamd Delta vond er op 21 januari 2014 een observatie-inzet plaats. Op basis van nader verricht onderzoek kan ik met zekerheid zeggen dat de drie personen op de betreffende camerabeelden zijn: [medeverdachte 2] (NN-2 in observatie), [medeverdachte 3] (NN-1 in observatie) en [medeverdachte 6] (herkenning door observatieteam). Genoemde personen zijn in twee bestelbusjes op 21 januari 2014 gegaan naar [naam bedrijf 1] in België. Daarnaast zijn er wat betreft [medeverdachte 3] telecomgegevens die overeenkomen met de verrichtte observaties die dag op 21 januari.
Verbalisant [verbalisant 2] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Met betrekking tot de levering van chemicaliën op 22 januari 2014 (naar de rechtbank begrijpt: 21 januari 2014) bij het bedrijf [naam bedrijf 1] S.A. te Luik aan de inzittenden van de Peugeot type Boxer, gekentekend [kenteken 1] en de Ford Transit gekentekend [kenteken 2] , werd contact opgenomen met de Belgische Federale politie te Luik. Op basis van politie-informatie werd meegedeeld dat aan de inzittenden van de busjes 372 jerrycans van elk 25 liter zoutzuur 36% werd geleverd, alsmede 55 jerrycans van elk 30 liter aceton.
Verbalisant [verbalisant 3] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 23 januari 2014 heb ik een onderzoek ingesteld naar adres [adres 5] Raamsdonksveer. Achter de woning stonden loodsen. De achterste loods werd betreden. Ik zag zes zeer grote vrieskisten en een aanhangwagen met een vaste harde opbouw. Ik zag vele jerrycans, vaten, zakken en cilinders met chemicaliën. Het is mij verbalisant ambtshalve bekend dat in het productieproces van synthetische drugs gebruik kan worden gemaakt van vriezers en diverse chemicaliën.
Getuige [naam eigenaar] verklaarde op 22 januari 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Van een Nederlandse maatschappij, te weten [naam bedrijf 2] , hebben zich gisteren op 21 januari 2014 twee bestelwagens en een vrachtwagen gemeld om de bestelling op te halen. Ik overhandig u een kopie van de afleveringsbon 81213. De twee bestelwagens melden zich regelmatig om producten af te halen. Vanochtend heeft de persoon die de bestelling heeft geplaatst zich gemeld om een bedrag te betalen van € 14.066,19. Hij heeft betaald met briefjes. Hij is de enige persoon die betaalt. Ik herken foto 3 als zijnde de persoon die bestellingen plaatst en betaalt uit naam van [naam bedrijf 2] (opmerking rechtbank: op foto 3 staat verdachte afgebeeld).
Op afleveringsbon 81213 van [naam bedrijf 1] S.A. is aan [naam bedrijf 2] onder meer gefactureerd 372 keer 25 liter acide chlorhydrique (naar de rechtbank begrijpt: zoutzuur) en 55 keer 30 liter acetone (naar de rechtbank begrijpt: aceton).
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 21 januari 2014 ben ik met [medeverdachte 6] achter [medeverdachte 2] aangereden in die witte Peugeot Boxer. We zijn met twee busjes gereden. In de blauwe Ford Transit werden 20 vaten geladen. [medeverdachte 2] gaf aan dat ik terug moest naar Maasbree, de bus moest parkeren en de sleutel op de achterband moest leggen. Dat heb ik gedaan.
Transport B
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de ochtend van 18 februari 2014 vond er sms-contact plaats tussen de gebruiker met telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [medeverdachte 2] ). Hieruit kon worden opgemaakt dat die ochtend een ontmoeting is geweest tussen die personen bij ‘de dokter’. Later die ochtend vond er opnieuw sms-contact plaats tussen hen, inhoudende onder meer:
- [medeverdachte 2] om 09.28 uur: we zijn er
- [verdachte] : ok voor nu 24 zwarte kannen zz
- [medeverdachte 2] om 10.18 uur: we zijn maas door
Verbalisanten L109, L115, L119, L125, L139, L142 en L143 relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 18 februari 2014 werden de navolgende waarnemingen gedaan. Omstreeks 10.10 uur zien wij dat een Ford Transit met kenteken [kenteken 3] op de A2 richting Eindhoven rijdt en afslag Kelpen-Oler pakt richting Weert. In de bus zaten twee personen. Omstreeks 10.55 uur zien wij dat de Transit de parkeerplaats oprijdt van sportpark ‘Op den Das’ te Altweerterheide. Op de parkeerplaats stond verder een Volkswagen Passat. Omstreeks 10.56 uur rijden de voertuigen naar de Belgische grens. In de Transit zat één persoon. De Volkswagen met twee inzittenden keerde en de Transit reed door. De bijrijder van de Volkswagen werd door verbalisant L143 herkend als dezelfde bijrijder die eerder in de Transit zat. Omstreeks 11.01 uur werd gezien dat de Transit het terrein aan de [adres 1] te Bocholt (België) opreed. Het voertuig reed achteruit tussen een grote zeecontainer en de woning richting een loods. Omstreeks 11.23 uur reed de Transit het terrein weer af en arriveerde omstreeks 11.36 uur weer bij het sportpark in Altweerterheide, alwaar de eerder genoemde Volkswagen opnieuw stond geparkeerd. Uit de Volkswagen stapten twee mannen en uit de Transit één man. Zij spraken kort waarna twee mannen in de Transit stapten en één man in de Volkswagen. Rond 12.35 uur werd gezien dat de Transit geparkeerd stond op het terrein van [adres 2] te Venlo. In het voertuig zaten twee mannen te wachten. Gedurende de observatie werden omstreeks 12.07 uur drie foto’s gemaakt van de inzittenden van de Transit. De bestuurder van de Transit werd hierop herkend als [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1958.
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het sms-contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] bestond uit het navolgende:
- [medeverdachte 2] om 10.58 uur: is lose
- [medeverdachte 2] om 11.39: We ga naar huis maat
- [verdachte] : ok
- [medeverdachte 2] om 12.19: we zijn bij loots maat
Uit printgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] (opmerking rechtbank: in gebruik bij [medeverdachte 3] ) is af te leiden dat met de telefoon met het genoemd telefoonnummer op 18 februari 2014 om 09.17 uur een zendmast in Eijsden is aangestraald en om 10.23 uur een zendmast in Geleen, waarna de route van de gebruiker zich naar het noorden verplaatste. Om 10.59 uur straalt het toestel met het telefoonnummer een zendmast aan in Stramproy.
De Federale Gerechtelijke Politie Tongeren relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 27 februari 2014 begeven wij ons naar het adres [adres 1] te Bocholt. Links van de woning zijn er, in het verlengde, verschillende loodsen. In een gesloten loods treffen wij een in, in werking zijnde, labo aan. De opstelling is typisch voor een conversielabo waarbij de grondstof Apaan (a-fenylacetoacetonitril) omgezet wordt naar BMK (benzylmethylketon), precursor voor de aanmaak van amfetamine.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het klopt dat ik op 18 februari 2014 de chauffeur was en de opdrachten van [verdachte] heb uitgevoerd.
Transport C
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de ochtend van 27 februari 2014 vond er sms-contact plaats tussen de gebruiker met telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( [medeverdachte 2] ), inhoudende onder meer:
- [verdachte] om 09.17 uur: Doe rustig aan 2 uur moeten we daar zijn
- [medeverdachte 2] om 11.14: we zijn maas door maat
- [medeverdachte 2] : al op terugweg
- [verdachte] om 13.34: 5 min is hij daar
- [medeverdachte 2] om 13.56: Zijn lose
- [verdachte] om 15:46: Krijg net als jullie willen kunnen jullie dat zz ophalen in loods in tilb en in belfeld afgeven
- [medeverdachte 2] om 15.47: ok we rijden nu
- [medeverdachte 2] om 17.21: we rijdem naar b
- [medeverdachte 2] : we zijn er bijna zijn ze oo k daar maat
- [verdachte] : ja staan te wachten
- [medeverdachte 2] om 18.33: we zijn er
- [medeverdachte 2] : We zijn leeg mooi gedaan he
- [verdachte] : ja prima
Verbalisanten L136 en L140 relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 27 februari 2014 werden de navolgende waarnemingen gedaan. Omstreeks 17.20 uur zien wij dat een Ford met kenteken [kenteken 3] stilstond op de [adres 6] te Tilburg met als bestuurder [medeverdachte 2] en een niet herkenbare bijrijder. Twee minuten later vertrok het voertuig. Omstreeks 18.25 reed de Ford het terrein op van [naam bedrijf 5] aan [adres 7] in Belfeld. De Ford reed een loods in en rijdt een paar minuten later weer van het terrein af.
Uit printgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] (opmerking rechtbank: in gebruik bij [medeverdachte 3] ) is af te leiden dat met genoemd telefoonnummer op 27 februari 2014 om 11.14 een zendmast in Beek is aangestraald, waarna de route de gebruiker zich naar het noorden verplaatste. Om 16.47 uur is een zendmast in Tilburg aangestraald, waarna de route van de gebruiker zich naar het zuiden verplaatste. Om 18.38 uur straalt het toestel een zendmast in Belfeld aan.
Verbalisant AOT Zuid 307 relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de nacht van 26 maart 2014 op 27 maart 2014 heb ik een inkijkoperatie verricht in een bedrijfspand gelegen aan [adres 7] te Belfeld. Middels een vaste trap in het pand kan men naar een vliering boven het kantoorgedeelte. Na het openen van een deur roken wij een sterke anijsachtige/zoetige geur. Wij zagen dat in het pand een jerrycan stond met etiket met de tekst ‘zwavelzuur 37%’. Tegen de achterzijde van het pand stond een keet. Daar stonden 5 lege jerrycans met etiket met ‘helder vaatwasmiddel zonder chloor 20 L’. Naast de keet stond een aanhangwagen met dichte huis met daarin 5 jerrycans. Aan de achterzijde van het pand stond een open aanhangwagen met 20 200 liter drums. De drums hadden etiketten met ZEROL ESTER 68.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
U houdt mij een sms van [verdachte] aan [medeverdachte 2] voor op 27 februari 2014. ‘zz’ is zoutzuur en dat moest gehaald worden zei [medeverdachte 2] . We zijn naar Tilburg gereden en daar deed [medeverdachte 2] met de afstandsbediening een loods open. Er moesten een aantal kannetjes zoutzuur geladen worden, 120 zwarte kannen. U laat mij de [adres 6] te Tilburg zien met Google Maps. Hier hebben we de kannetjes opgepakt. Het was een hele lage poort waardoor we niet naar binnen konden met de bus. We hebben de bus er achteruit tegenaan gezet en vervolgens de kannetjes geladen. Die avond weet ik niet, maar ik ben vier à vijf keer geweest in [adres 7] te Belfeld.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de loods aan de [adres 6] in Tilburg hebben wij 120 kannen zoutzuur opgehaald. De afstandsbediening had ik van [verdachte] en die moest dan dezelfde avond terug. Het zou goed kunnen dat we in opdracht van [verdachte] het in Belfeld moesten afgeven.
Transport D
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
In de ochtend van 15 april 2014 vond er sms-contact plaats tussen de gebruiker met telefoonnummer [telefoonnummer 5] ( [verdachte] ) en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 6] ( [medeverdachte 2] ). Door [verdachte] werd om 10:10 uur een sms-bericht verzonden naar [medeverdachte 2] met inhoud ‘ja ook zou je dadelijk 1000 zz kunnen halen’. [medeverdachte 2] reageerde met ‘oke’. Om 10:27 uur sms’te [medeverdachte 2] naar [verdachte] ‘is bestelt maat’. Ook sms’te hij dat hij nu naar ‘r’ rijdt. [verdachte] schreef ‘ok kom je na mij met jou auto dan pak je bus’. Uit data van kenteken- en herkenningssysteem (ANPR) blijkt dat op 15 april 2014 om 13.01 uur kenteken [kenteken 2] (Ford Transit) wordt geregistreerd op A2, ter hoogte van Eijsden, richting België. Om 13.45 uur is het voertuig op de weg terug geregistreerd. Diezelfde middag vond er sms-verkeer plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] middels dezelfde telefoonnummers, inhoudende:
- [medeverdachte 2] om 13.28: we rijden aan nu naar best
- [verdachte] : ok dan geef ik het door
- [verdachte] om 14.13: Gooi maar in Belfeld eruit aub
- [medeverdachte 2] om 14.37: we zijn er bijna maat
- [medeverdachte 2] om 14.47: Moet wel naar best we rijee er heen maat
- [verdachte] : Ok komt goed
- [medeverdachte 2] om 16.34: We rijden van af dongen naar huis maat
- [medeverdachte 2] om 17.43: We zijn er bijna
- [verdachte] : ok zet bus ma naar dne sleutel sleutel in tankdop zie ik je later
Verbalisanten K102, K103, K114, K115, K116 en K130 relateerden – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 15 april 2014 werden de volgende waarnemingen gedaan. Omstreeks 13.47 uur wordt gezien dat de Ford Transit met kenteken [kenteken 2] over de A2 rijdt in de richting van Maastricht. Rond 14.42 uur wordt gezien dat de Transit achteruit de oprit oprijdt bij het bedrijventerrein [adres 7] in Belfeld. Het voertuig werd bestuurd door een man die aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto wordt herkend als [medeverdachte 2] . Naast hem zit een mannelijke passagier NN-1. Samen met een Volvo komt de Ford Transit omstreeks 15.36 uur aan in een woonwagenkamp in Best. Zes minuten later rijdt de Transit weg met een Citroën Saxo erbij. Beide voertuigen komen omstreeks 16.20 uur aan bij een bedrijfspand in Dongen. Daar reed de Transit achteruit een loods in. [medeverdachte 2] sprak daar met de bestuurder van de Citroën Saxo waarna [medeverdachte 2] en bijrijder met de Transit wegrijden. In Dongen werd gezien dat omstreeks 16.39 uur een Mercedes Sprinter bij de loods aankwam en achteruit gedeeltelijk in de loods werd gereden. De Mercedes reed daarna weg. Omstreeks 18.33 uur werd gezien dat de Mercedes stilstond op de oprit aan de [adres 8] te Balen. Het voertuig stond naast een geopende loods. Er werden geluiden gehoord alsof er zwaardere voorwerpen in/uit de bus werden geladen.
Uit printgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] (opmerking rechtbank: in gebruik bij [medeverdachte 3] ) is af te leiden dat met genoemd telefoonnummer op 15 april 2014 om 15.31 uur een zendmast in Best is aangestraald. Om 15.56 uur is een zendmast in Oisterwijk aangestraald, waarna de route van de gebruiker zich 44 minuten later naar Venlo verplaatst. Om 17.56 uur straalt het toestel een zendmast in Venlo aan.
Op het historische besteloverzicht van [naam bedrijf 1] S.A. staat vermeld dat op 15 april 2014 1080 liter acide chlorhydrique (naar de rechtbank begrijpt: zoutzuur) is afgenomen door [naam bedrijf 2]
De Federale Gerechtelijke Politie Turnhout relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op het terrein aan [adres 8] te Balen staat een grote loods. Deze loods is ingedeeld in drie compartimenten. Op 12 mei 2014 melden de leden van het LIT ons dat zij tijdens hun korte rondgang hebben vastgesteld dat in deze ruimte een in werking zijnde drugslabo staat opgesteld. Wij stellen vast dat uit de ruimte een sterk ruikende chemische geur (stank) naar buiten komt, het binnen zeer wazig is door aanwezige dampen, er tal van plastic vaten/bussen staan verspreid in de ruimte en enkele glazen rondbolkolven tegenover de toegangsdeur staan.
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Het ritje van 15 april 2014 is nooit betaald. Eerst naar Belfeld, toen naar Best en toen Dongen. [verdachte] betaalde niet dubbel dan.Op 15 april 2014 reed [medeverdachte 3] in de Volvo. Hij is op het kampje in Best een caravan naar binnengegaan om geld te ontvangen. Daarna hebben we een auto gevolgd naar een loods in Dongen. Der personen op bijlage 9 en 10 zijn onder meer [medeverdachte 3] en ik. Er moest in opdracht van [verdachte] een partij vanuit België naar Eindhoven, maar dat ging niet door. [verdachte] zei toen dat we naar Belfeld, naar [adres 7] moesten gaan. Daar aangekomen was [medeverdachte 3] een beetje pissig, want het spul had naar Best gemoeten. [medeverdachte 3] is toen voorop gereden.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 15 april 2014 zijn [medeverdachte 2] en ik naar België geweest. Op de terugweg moesten we ergens met die bus naartoe. Ik was pissig. Er was een communicatiestoornis tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en we moesten naar Best. Het kan dat we toen naar Dongen zijn gereden. Het was een vrij nieuwe loods. Daar heb ik zwarte kannetjes zoutzuur moeten lossen. Het waren kannen van 25 liter, een stuk of 30. Daarna zijn we naar huis gereden.
Overige transporten
Op 6 februari 2014 in de ochtend omstreeks 09.47 uur werd door het observatieteam gezien dat [verdachte] naar het adres [adres 9] te [woonplaats] reed (opmerking rechtbank: het woonadres van [medeverdachte 2] ). In de nabije omgeving werd de Ford Transit met kenteken [kenteken 2] geparkeerd waargenomen. In de middag rond 13.11 uur wordt gezien dat [medeverdachte 2] met de Ford via de A2 naar Maasbree rijdt. Omstreeks 19.07 werd gezien dat een voertuig waarvan [verdachte] gebruikt maakt, arriveert bij de woning van [medeverdachte 2] . Vier minuten later vertrekt [verdachte] met het voertuig.In de ochtend van 6 februari 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , inhoudende onder meer:
[medeverdachte 2] om 10.38: ik rij nu maat
[medeverdachte 2] om 11.45: ik ben er
[verdachte] : Ok vraag aub ook 200 liter etanol dus geen meta ma etanol
[medeverdachte 2] om 13.11: Ben maas door al bij stein
[medeverdachte 2] : Moet de sleutel bij de tank maat
[verdachte] : nee hou bij je aub
Uit verkregen data van het kenteken- herkenningssysteem (ANPR) blijkt dat op 6 februari 2014 om 11.40 uur het voertuig met kenteken [kenteken 2] wordt geregistreerd op de A2, ter hoogte van Eijsden, richting België en om 12.53 uur op de weg terug.
Op 11 februari 2014 in de ochtend werd door het observatieteam gezien dat [verdachte] om 9.04 uur uit de richting van de woning van [medeverdachte 2] kwam.Op de voorgaande dag heeft er sms-contact plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Hierin wordt andere over ‘R’ ge-sms’t en dat ze naar ‘B’ moeten. In de ochtend van 11 februari 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , inhoudende onder meer:
[medeverdachte 2] om 09.42: We rijden al
[verdachte] : Ok heb besteld 1000 1 ace
[verdachte] : En voor donderdagmiddag 2000 zz en 1000 mier en 1000 zwavel
[medeverdachte 2] : is bestelt maat
[medeverdachte 2] om 11.36: We zijn maas door
[verdachte] om 13.10: ben je er al
[medeverdachte 2] om 13.11: Ja hoor is lose
[medeverdachte 2] om 13.30: we gaan naar huis
[medeverdachte 2] : Breng r naar huis
[verdachte] om 19.08: ja kom er zo aan
[verdachte] : Had je r wel die geld van zaterdag gegeven
Door het observatieteam werd gezien dat op 11 februari 2014 rond 11.01 uur meerdere blauwe vaten met rode etiketten werden afgehaald door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij [naam bedrijf 1] te Luik. Met een geladen Sprinter met kenteken [kenteken 4] zijn zij via de A2 in noordelijke richting gereden. Om 13.04 uur komt de Sprinter aan in Hank bij een wegrestaurant, alwaar een chauffeurswissel plaatsvond. De Sprinter reed het terrein op van recreatiegebied genaamd ‘Kurenpolder’ te Hank. Om 13.17 uur reed de Sprinter terug naar het wegrestaurant, alwaar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met het voertuig om 13.28 uur vertrokken.
Ook is er contact geweest tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] . Om 16.06 uur wordt [verdachte] gebeld door [telefoonnummer 1] . [medeverdachte 3] zegt dat hij met [medeverdachte 2] mee is geweest, [verdachte] zegt dat hij dat weet.
Op 14 februari 2014 om 09.07 uur werd door het observatieteam gezien dat een Transit met kenteken [kenteken 3] de grens met België via de A2, grensovergang Eysden-Visé passeerde. Daarna kwam het voertuig aan bij [naam bedrijf 1] in Luik. Vlak daarna arriveerde een witte bedrijfsauto, merk Mercedes, kenteken [kenteken 5] , aldaar. De bestuurder van de Transit werd herkend als [medeverdachte 2] . Er werd gezien dat [medeverdachte 2] een zwarte map bij zich had en een wit stuk papier of envelop. De Mercedes werd beladen met minstens vier pallets met blauwe en zwarte vaten. Gezien werd dat [medeverdachte 2] in gesprek was met de bestuurder van de Mercedes. Omstreeks 09:47 uur reed [medeverdachte 2] weg. De Mercedes reed richting Eindhoven en reed een loods in aan de [adres 10] te Eindhoven.
Op 14 februari 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 2] stuurt om 08.08 uur naar [verdachte] ‘ben al onder weg’. Verder houdt het contact onder meer in:
[medeverdachte 2] om 09.22: ik ben er hij niet
[medeverdachte 2] : Wat laden hij
[medeverdachte 2] om 09.25: Hij is er al maat
[verdachte] : 80 zwarte kannen zz 33 kannen van 30 l meta en 33 kannen van 30 l zwavel
[verdachte] : ok en jij krijgt envelop van hem wacht tot hij klaar is en weg dan laat me weten aub
[medeverdachte 2] om 09.47: Hij is weg ik ook ja heb papieren maat
[verdachte] om 10.22: Kun je langs dokter komen
Op 25 april 2014 vond er een doorzoeking ter inbeslagneming plaats aan het adres de [adres 10] te Eindhoven, voorheen huisnummer [adres 10] . Tijdens de doorzoeking werden diverse chemicaliën en verdovende middelen aangetroffen, alsmede wapens.
Op 5 maart 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 2] stuurde naar [verdachte] dat ‘R’ niet mee gaat omdat hij ziek is. [verdachte] antwoordde dat hij zo naar [medeverdachte 2] toe komt. Voorts hield het contact onder meer in:
[medeverdachte 2] om 14.30: Ben er
[verdachte] : Ok vraag of lijsten klaar en bestelling morgen
[medeverdachte 2] : de lijsten heb ik is klaar
[medeverdachte 2] : Morgen maar 920 l zwmaat
[verdachte] : Ok wat heb je geladen dan 500 ace 400 meta en 100 l azijn
[medeverdachte 2] : Nee ze hebbem zw geladen rij al terug
[verdachte] : Altijd nakijken je weet toch wat je moet hebben dit is nu al 2e keer vraag p of nog iemand geweest is
[verdachte] : Vraag of die 2 zakken citroen poeder heeft neem je die ook mee voor hun aub
[verdachte] : Ok dus heb je nu 500 ace 400 meta 100 azijn en 2 zaken citroen
[medeverdachte 2] om 15:36: Ja maat
[medeverdachte 2] om 16:03: ben maas d6or
[medeverdachte 2] om 17.07: Ben er bijma maat
[verdachte] : Ok heb al doorgegeven
[medeverdachte 2] om 17.31: Hij is losen dn ik in eethuis [naam eethuis]
[medeverdachte 2] om 18.04: Ik ga naar huis maat
Door het observatieteam werd op 5 maart 2014 rond 15:53 uur gezien dat een Ford Transit met kenteken [kenteken 3] over de A2 reed komende uit België en rijdende in de richting van Maastricht. Rond 17.16 uur werd gezien dat de Transit geparkeerd werd op een parkeerplaats gelegen aan Steenakkerplein te Gilze. [medeverdachte 2] stapte uit en liep naar een Volvo. Er vond een chauffeurswissel plaats. De Volvo stond om 17.38 uur geparkeerd bij ‘ [naam eethuis] ’ te Gilze. De Transit reed omstreeks 17.56 uur tussen stallen uit, behorende bij een woning aan de [adres 11] te Riel. De Transit keerde terug naar de parkeerplaats in Gilze waarna rond 18.05 uur voertuigen werden gewisseld en [medeverdachte 2] met de Transit vertrok.
Op 1 april 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . [verdachte] stuurt [medeverdachte 2] aan om weer naar ‘b’ te gaan voor 2000 ‘ac’. Voorts hield het contact onder meer in:
[medeverdachte 2] om 15.13: We rijden maat
[verdachte] om 15.15:Ok maat na st willibrod aldi
[verdachte] om 17.47: Hoe lang denken jullie dat jullie willibr zijn
[medeverdachte 2] om 17.53: Weeten niet druk in b en tomtom is de weg kwijt rijden nu naar zundert
[medeverdachte 2] om 18.40: Ik rij nu aan maat wij zijn besmet zegt die kliene bruine
[medeverdachte 2] om 18.52: En nu maat
[verdachte] om 18.53: Rij gewoon na huis kom later na jou
[verdachte] om 18.54: Jullie kunnen het lossen tilb op kantoor
[verdachte] om 18.57: Nee toch gewoon na huis hebben geen sleutel van het hek zie je later
Door het observatieteam werd op 1 april 2014 gezien dat [medeverdachte 2] en een onbekende bijrijder in een Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 6] omstreeks 14.35 uur de Belgische grens passeerden en even later arriveerden bij [naam bedrijf 1] in Luik. Aldaar werden vier pallets met blauwe jerrycans ingeladen. Daarna werd gezien dat de Sprinter de grens weer passeerde en zijn weg vervolgde via Zundert. De Sprinter werd rond 18.18 uur geparkeerd in Sint Willebrord. Op drie momenten hadden de inzittenden van de Sprinter vervolgens contact met twee inzittenden van een zwarte Volkswagen Caddy. Beide voertuigen vertrokken omstreeks 18.41 uur. De bestuurder van de Sprinter werd herkend als [medeverdachte 2] , de bijrijder van de Sprinter als [medeverdachte 3] .
Op 17 april 2014 vindt er sms-contact plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Door [verdachte] werd een sms naar [medeverdachte 2] verzonden met de inhoud ‘Bestel even 500 mier en 500 zwavel en 10 zakken kun je dat halen’. [verdachte] stelde voor om af te spreken ‘daar waar de bus staat’. [medeverdachte 2] antwoordde dat ‘r’ niet meegaat. Voorts hield het contact onder meer in:
[medeverdachte 2] om 14.18: Ben er
[verdachte] om 14.20: Ok maat kun je aub nog pallet zakken meenemen maak dat wel goed met je
[verdachte] om 14.21: Maar die moet niet op deze rekening dan hoeven morgen nog maar 1 te halen
[medeverdachte 2] om 14.27: Te weinig is 1749,94 moet ik bij leggen maat
[medeverdachte 2] om 14.36: Ik rij aan nu
[verdachte] : Let op bij hem dat pallet moet erin blijven staan met zakken
[medeverdachte 2] om 15.43: Ben er bijna maat
[verdachte] : Ok je krijgt papieren mee als het goed is 1500
[medeverdachte 2] om 16.12: Hij is er niet
[verdachte] : Ok heb je wel gelost
[medeverdachte 2] : Ja maat
[verdachte] om 16.15: Ok kom na mij
Door het observatieteam werd op 17 april 2014 gezien dat omstreeks 14.04 uur de Transit met kenteken [kenteken 2] de grens passeerde richting Luik. De bestuurder was [medeverdachte 2] . Bij [naam bedrijf 1] werd de Transit beladen met drie pallets met blauwe jerrycans. Omstreeks 14.30 uur wordt gezien dat [medeverdachte 2] een voorwerp dat lijkt op een portemonnee uit de Transit pakt en richting bedrijfskantoor van [naam bedrijf 1] loopt. Omstreeks 14.33 wordt de Transit nog beladen met twee pallets met witte zakken. Omstreeks 14.35 uur vertrok de Transit weer. Rond 15.49 uur komt de Transit aan bij het adres [adres 7] te Belfeld. Daar werd de Transit achteruit door een rolpoort gereden. Rond 16.13 uur vertrok het voertuig. Gezien werd dat de Transit rond 16.29 uur geparkeerd werd tegenover het bedrijfspand aan de [adres 2] in Venlo. [verdachte] ging daar in gesprek met [medeverdachte 2] .
Op 5 mei 2014 voert [medeverdachte 2] met telefoonnummer [telefoonnummer 7] een telefoongesprek met een vrouw. Dit houdt onder meer in:
[medeverdachte 2] : Ja ik ben net terug van [medeverdachte 3] dus eh…ik moest hem even melden dat we morgen dus gaan rijden dus eh…
[medeverdachte 2] : Waarschijnlijk krijg ik een andere baan van hem
[medeverdachte 2] : ik krijg dalijk eh…eh…naar België toe krijg ik zijn functie dus eh…
[medeverdachte 2] : Dat is eh… daar naartoe rijden naar dat bedrijf, spul bestellen en dan moeten anderen rijden.
[medeverdachte 2] : Dus eh…ik zei: en wordt dat goed betaald? Jaja, zeker zei hij.
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 3] mag mee dus eh…
[medeverdachte 2] : Ja hij wil zelf hier in Nederland alles regelen en dan wil hij dus ja bepaalde pakketten wil hij dan overgeven aan mij dat ik dat regel daar dus.
[medeverdachte 2] : Nee nee ik bedoel pakketten bedoel ik mee dat ik dus dingen regel in België of Duitsland bij bepaalde bedrijven
[medeverdachte 2] : Ik zei: o dat is een gemakkelijk baantje, dan hoef ik zelf niet meer te rijden met het vrachtwagentje of met het busje te rijden? Nee zei hij, is alleen met de luxe auto samen met [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 2] : Ik zei tegen [medeverdachte 3] ik zei: goh [medeverdachte 2] directeur en jij de privé chauffeur (lachend).
Op 26 mei 2014 hebben [medeverdachte 2] en [verdachte] sms-contact. [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] of ze nog wat horen en of ‘r’ kan rijden. [verdachte] zegt dat hij wel twee ritten had staan en dat hij morgen langskomt.[medeverdachte 2] belt daarna met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] had gesms’t dat hij morgen twee ritten had en dat hij morgen naar [medeverdachte 2] komt. [medeverdachte 3] zegt hierop tegen [medeverdachte 2] dat hij de laatste tijd helemaal niks meer geregeld heeft en dat zij zich laten verrassen morgen.
Verbalisant [verbalisant 1] relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Uit de door [naam bedrijf 1] verstrekte bestellijsten met betrekking tot [naam bedrijf 2] blijkt onder meer dat [naam bedrijf 2] voor het eerst als klant naar voren komt bij [naam bedrijf 1] op 9 augustus 2012. De laatste datum is 11 juni 2014. Op basis van de bestellijsten op naam van [naam bedrijf 2] blijken de zes meest afgenomen stoffen te zijn:
- zoutzuur
- caustic soda
- zwavelzuur
- mierenzuur
- aceton
- methanol
Verbalisant [verbalisant 4] , werkzaam als materiedeskundige op het gebied van synthetische drugs, relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Aceton, zoutzuur, mierenzuur, zwavelzuur, methanol en soude caustique perles 25 kg (naar de rechtbank begrijpt: caustic soda) worden zeer veel en veelvuldig gebruikt bij de productie (bij de synthese) van synthetische drugs. Onder andere bij de productie van amfetamine (soude caustique/ methanol/ zwavelzuur/ mierenzuur/ zoutzuur) en MDMA/XTC (methanol/ zoutzuur/ aceton). Verder worden zoutzuur en zwavelzuur (in mindere mate) zeer veel gebruikt bij de conversie van pre precursoren (zoals apaan) in BMK.
Getuige [naam eigenaar] verklaarde op 7 augustus 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben de afgevaardigd bestuurder van de vennootschap [naam bedrijf 1] te Luik. Alle bestellingen worden door mijzelf beheerd. Wanneer ik afwezig ben, dan is het mijn werknemer de heer [naam werknemer] die daarvoor zorgdraagt. [naam bedrijf 2] bestelt sinds 9 augustus 2012 chemische producten. Ik heb altijd met dezelfde personen te maken gehad. De contactpersoon is de vaste chauffeur en af en toe degene die zich had voorgesteld als de baas en die zich ‘ [bijnaam] ’ liet noemen. Deze personen plaatsen de bestellingen namens [naam bedrijf 2] . De vaste chauffeur nam geen enkele factuur mee. De persoon met bijnaam ‘ [bijnaam] ’ wilde niet dat wij hem de facturen stuurden. Na verloop van tijd nam hij een stapel facturen mee. De facturen werden altijd cash betaald. Soms gebeurde dit bij levering en soms enkele dagen later. Soms hadden ze een voorschot betaald. Het laatste bezoek dateert van 12 mei 2014. De personen van [naam bedrijf 2] scheurden systematisch alle etiketten van de vaten af. Het grootste deel van de vaten werd eerst vervoerd met een oude blauwe Ford Transit, daarna een metallic grijze Ford Transit. Voor de enkele grote bestellingen hebben zij ook gebruik gemaakt van anonieme vrachtwagens. De voertuigen van [naam bedrijf 2] voldeden niet aan de vereiste normen voor dit soort vervoer. Op 9 mei 2015 is door [naam bedrijf 2] het laatst besteld. De bestellingen werden mondeling geplaatst. Degenen die de goederen in ontvangst namen waren de vaste chauffeur en ‘ [bijnaam] ’. De vaste chauffeur heeft mij eens gevraagd of ik contact had met de politie. Hij legde mij uit dat er in Nederland mensen waren aangehouden. Foto 4 is de persoon van [naam bedrijf 2] die zich ‘ [bijnaam] ’ laat noemen (opmerking rechtbank: op foto 4 staat [verdachte] afgebeeld). Hij gaf zich uit voor de leidinggevende van [naam bedrijf 2] . Hij was voor de eerste keer bij de vennootschap voorafgaand aan het moment dat de eerste bestelling door [naam bedrijf 2] werd geplaatst. Hij plaatste een bestelling, betaalde soms een voorschot of kwam de leveringen betalen en soms de leveringsdocumenten ophalen. Ik herinner mij niet dat hijzelf de bestelde goederen meenam. Foto 6 is de vaste chauffeur van [naam bedrijf 2] (opmerking rechtbank: op foto 6 staat [medeverdachte 2] afgebeeld). Hem zag ik het meest. Hij bestelde wel eens goederen. Hij betaalde eveneens de facturen. Hij nam geen enkele beslissing. Hij verliet zich op de ‘ [bijnaam] ’. Hij heeft nooit enig document meegenomen. Deze persoon is in augustus 2012 voor het eerst geweest en 12 mei 2014 voor het laatst. Hij was voornamelijk belast met het ophalen van bestellingen. Hij reed met de twee voertuigen, Ford Transit.
Getuige [naam werknemer] verklaarde op 12 augustus 2014 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik werk sinds zes jaar bij [naam bedrijf 1] . [naam bedrijf 2] is een vennootschap waarvan ik vaak dezelfde personen heb gezien die bij ons inkopen kwamen doen. De personen van [naam bedrijf 2] verwijderden de etiketten op de bidons systematisch op de binnenplaats van onze vennootschap. Ik bemerkte dat de personen van [naam bedrijf 2] oplettend waren wat betreft de eventuele aanwezigheid van politieagenten. Ik herinner mij dat er twee keer vrachtwagens met opleggers zijn gekomen voor het transport van goederen die door [naam bedrijf 2] waren besteld. Op het moment van afhalen waren de mensen van [naam bedrijf 2] eveneens aanwezig. Foto 4 herken is als de persoon met voornaam [verdachte] die één van de leidinggevenden is van [naam bedrijf 2] (opmerking rechtbank: uit verhoor blijkt dat een foto van [verdachte] is getoond). Hij is degene die soms de goederen betaalde. Ik heb nooit gezien dat hij zelf goederen kwam afhalen. Hij kwam met de auto, soms op hetzelfde moment als de chauffeur van [naam bedrijf 2] en soms alleen. Hij is twee à drie maanden geleden voor het laatst geweest. Hij bestelde en betaalde alleen maar. Hij heef zich nooit beziggehouden met het laden van goederen of het verwijderen van de etiketten. Na de bestelling vertrok hij gelijk weer. Vervolgens kwam er een chauffeur van [naam bedrijf 2] , vaak een persoon met de voornaam [medeverdachte 2] , de goederen ophalen. Foto 6 herken ik als [medeverdachte 2] die als chauffeur voor [naam bedrijf 2] werkte (opmerking rechtbank: uit verhoor blijkt dat een foto van [medeverdachte 2] is getoond). Hij kwam soms twee keer per dag goederen ophalen. Het gebeurde ook wel eens dat hij een bestelling plaatste en vaak dat hij de goederen betaalde. Hij nam de factuur niet direct mee. Foto 7 herken ik als de persoon die [medeverdachte 2] sinds iets minder dan een jaar vergezelde, soms met een tweede huurauto (opmerking rechtbank: uit verhoor blijkt dat een foto van [medeverdachte 3] is getoond).
Getuige [naam eigenaar] verklaarde bij de rechter-commisaris op 16 december 2015 – zakelijk weergegeven – als volgt:
Degene die zei dat hij [bijnaam] was van [naam bedrijf 2] heeft prijzen van verschillende producten opgevraagd, zwavelzuur, mierzuur, azijnzuur enzovoort. Hij zei wat hij bestelde en dan kwam er een chauffeur halen, altijd in een blauwe Ford Transit. Bijlage 1 is [bijnaam] (opmerking rechtbank: op bijlage 1 staat [verdachte] afgebeeld). Hij heeft alle gegevens opgegeven voor de facturering. Omdat hij regelmatig kwam, heeft hij gevraagd om een factuur over een bepaalde periode. Bij de eerste levering heb ik factuur gestuurd, maar daarna zei hij dat ik niet meer moest sturen. Hij kwam naar kantoor en plaatste de bestelling. Hij betaalde een voorschot en drie of vier dagen later betaalde de chauffeur de rest. Ik heb de persoon van bijlage 1 veel gezien, meer dan 10 keer. Na 8 mei 2014 niet meer. De chauffeur gaf ook andere bestellingen door als hij kwam ophalen. U laat mij bijlage 3 zien, dit was de chauffeur (opmerking rechtbank: op bijlage 3 staat [medeverdachte 2] afgebeeld). [naam werknemer] ziet alle klanten.
Overweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte met anderen meerdere transporten heeft uitgevoerd waarbij chemicaliën zijn vervoerd en afgeleverd bestemd voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen. Verdachte heeft deze transporten uitgevoerd samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in een crimineel samenwerkingsverband waarvan verdachte de leider was.
In het bijzonder is zoutzuur vervoerd op 21 januari 2014, 18 februari 2014, 27 februari 2014 en 15 april 2014. Daarnaast is op 21 januari 2014 aceton vervoerd. De soort chemische stoffen die vervoerd zijn, blijkt voornamelijk uit het sms-contact tussen verdachte en [medeverdachte 2] , hetgeen bevestigd wordt door de waarnemingen van het observatieteam in samenhang met de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daar waar de rechtbank de administratie van [naam bedrijf 1] heeft gebruikt voor het bewijs voor het vervoer van een specifieke chemische stof op een bepaalde datum, wordt die administratie ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het verweer van de raadsman strekkende tot vrijspraak van feit 1 omdat uit het strafdossier niet kan worden opgemaakt welke stoffen op de specifieke transportdata zijn vervoerd, wordt dan ook verworpen.
Op basis van haar ambtshalve bekendheid met de illegale vervaardiging van verdovende middelen, het deskundigenoordeel van een materiedeskundige op het gebied van synthetische drugs en de bevindingen bij de inkijkoperaties op de afleverlocaties dan wel drugslaboratoria, stelt de rechtbank vast dat de vervoerde stoffen bestemd waren voor de vervaardiging van verdovende middelen. Voor een bewezenverklaring dient echter vast komen te staan dat verdachte dit wist dan wel ernstige reden had om dit te vermoeden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat het rotzooi was en dat hij verkeerd bezig was. Gelet voorts op de schimmige omstandigheden waaronder het transport tot stand kwam, kan het niet anders dan dat verdachte wist of op zijn minst ernstige redenen had om te vermoeden dat de transporten dienden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen. De criminele intentie van verdachte is hiermee gegeven.
Voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie is een samenwerkingsverband vereist tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen. Van deelneming kan slechts dan sprake zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen – dan wel die gedragingen ondersteunt – die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, te weten het plegen van misdrijven. Dat aandeel moet een zekere duur en intensiteit hebben en een deelnemer moet weten dat de organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot het oogmerk heeft.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake was van een samenwerkingsverband dat zich ten minste van 21 januari 2014 tot en met 17 april 2014 bezighield met chemicaliëntransporten ten behoeve van de illegale vervaardiging van verdovende middelen. De gestructureerde samenwerking blijkt uit de transporten uit zaaksdossier 1 die in groepsverband werden uitgevoerd, waarbij hiërarchische lijnen en taken zichtbaar zijn.
Verdachte plaatste bestellingen voor chemicaliën bij [naam bedrijf 1] , hij regelde voertuigen waarmee naar België kon worden gereden en stuurde chauffeur [medeverdachte 2] aan om de chemicaliën bij [naam bedrijf 1] af te halen. De leveringen bij [naam bedrijf 1] werden ter plaatste door of namens verdachte betaald. Tijdens de rit voorzag verdachte de chauffeur van instructies middels sms’jes die [medeverdachte 2] ontving op een door verdachte gefaciliteerde telefoon. De instructies van verdachte aan [medeverdachte 2] bestonden onder meer uit het doorgeven van nieuwe bestellingen namens verdachte aan [naam bedrijf 1] , uit het in ontvangst moeten nemen van papieren en uit de bestemmingen alwaar het voertuig met chemicaliën door [medeverdachte 2] moest worden afgeleverd. Verdachte bepaalde waar [medeverdachte 2] het voertuig moest parkeren en waar de autosleutel opgeborgen diende te worden. Ondertussen onderhield verdachte contact met de personen die de chauffeurswissels uitvoerden. Bij ieder transport legde [medeverdachte 2] verantwoording af aan verdachte. Dit gebeurde in terugkerende codetaal zoals ‘
maas door’, ‘
is lose’ en ‘
naar b’. [medeverdachte 2] was verantwoordelijk voor het vervoer van de chemicaliën waarbij [medeverdachte 3] meermaals betrokken was als bijrijder. [medeverdachte 3] werd door [medeverdachte 2] aangestuurd. Hij verwijderde in opdracht van [medeverdachte 2] – op aansturen van verdachte – de etiketten van de jerrycans met chemicaliën en laadde deze in de voertuigen. De betaling voor het aandeel van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kwam van verdachte af. [medeverdachte 2] zorgde dat het geld bij [medeverdachte 3] terechtkwam.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de hiërarchie van het samenwerkingsverband duidelijk naar voren uit de bewijsmiddelen. Zo informeert verdachte bij het transport van 5 maart 2014 naar de lading van [medeverdachte 2] , waarna blijkt dat [medeverdachte 2] verkeerd geladen heeft. [medeverdachte 2] keert direct het voertuig om alsnog de juiste bestelling af te halen en ontvangt van verdachte een terechtwijzing. Wanneer [medeverdachte 2] opnieuw vertrekt, vraagt verdachte hem om de inhoud van de lading te bevestigen. De lading wordt vervolgens met de gebruikelijke chauffeurswissel bezorgd bij de afnemer. Een ander voorbeeld is het transport van 1 april 2014. [medeverdachte 2] , met [medeverdachte 3] naast zich, krijgt te horen dat ze ‘besmet’ zijn en vraagt verdachte om instructies. Verdachte zoekt naar een oplossing en beslist wat verder moet worden gedaan. Ook het transport van 15 april 2014 laat de hiërarchie van het samenwerkingsverband goed zien. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] worden op die datum van hot naar her gestuurd door verdachte en onbekend gebleven tussenpersonen. Aanvankelijk zou de lading naar Eindhoven moeten. Dat werd Belfeld en uiteindelijk is door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] via Best naar Dongen gereden. Ondanks de extra tijd, kilometers en ergernis – blijkens de verklaring van [medeverdachte 3] – die ermee gemoeid waren, werden de opdrachten volgzaam door de heren uitgevoerd.
Gelet op al het bovenstaande moet verdachte worden gezien als de leider van de criminele organisatie waaraan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] deelnamen. Verdachte had de rol van opdrachtgever, had het contact met de klant en heeft zich op de hoogte laten houden van de voortgang van het transport. Hij gebruikte [medeverdachte 2] als boodschapper en chauffeur die op zijn beurt [medeverdachte 3] gebruikte voor de hulp bij het zware laadwerk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 4 voor zover dit laatste ziet op strafbare voorbereidingshandelingen. Het strafdossier biedt geen concrete aanknopingspunten dat de organisatie het oogmerk had op het produceren van synthetische drugs.
Wet voorkoming misbruik chemicaliën
Uit de bewijsmiddelen en de voorgaande bewijsoverweging blijkt dat verdachte onder meer zoutzuur, aceton en zwavelzuur heeft laten vervoeren voor verder onbekend gebleven afnemers, waarbij verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat genoemde stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen. Zoutzuur, aceton en zwavelzuur zijn geregistreerde stoffen blijkens bijlage I onder categorie 3 van de Verordening 273/2004. Nu verdachte de transporten heeft aangestuurd en hij de chauffeur met bijrijder naar de (tussen)bestemmingen heeft geleid, is verdachte degene die de chemicaliën heeft afgeleverd, hetgeen meer inhoudt dan enkel het vervoeren van de stoffen. Verdachte heeft aldus de stoffen in de handel gebracht waardoor hij als marktdeelnemer kan worden aangemerkt in de zin van genoemde verordening. Krachtens artikel 8 eerste lid was verdachte als marktdeelnemer verplicht de bevoegde instanties onverwijld in kennis te stellen van de transporten. Verdachte heeft dit nagelaten en hiermee gehandeld in strijd met de voorschriften, hetgeen een overtreding oplevert van artikel 2 onder a van de Wvmc. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde medeplegen, omdat onvoldoende uit het strafdossier is gebleken dat verdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad voor het in de handel brengen van de stoffen. Verdachte bestelde en betaalde de chemicaliën. De betrokkenheid van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ziet enkel op het vervoeren van de stoffen dan wel het doorgeven van een boodschap en/of betaling in opdracht van verdachte.